ECLI:NL:RBMAA:2012:BW9457

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
26 juni 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/641121-07
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.W.A. van den Berg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gegrondverklaring bezwaarschrift tegen afname DNA-materiaal na lange tijd na veroordeling

In deze zaak heeft de Rechtbank Maastricht op 26 juni 2012 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend door de bezwaarde tegen de afname van DNA-materiaal. De rechtbank oordeelde dat het bevel tot afname van DNA-materiaal, dat 25 maanden na het veroordelend arrest van het gerechtshof werd gegeven, niet meer gerechtvaardigd was. De bezwaarde was eerder veroordeeld voor opzetheling en had een geldboete opgelegd gekregen. Het bezwaarschrift was op 28 maart 2012 ingediend en de rechtbank heeft op 13 juni 2012 de bezwaarde, zijn advocaat mr. A.L. Rinsma, en de officier van justitie gehoord.

De rechtbank stelde vast dat er geen termijn was opgenomen in de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden voor het geven van het bevel tot afname van celmateriaal, maar dat de wetgever had beoogd dat dit bevel zo spoedig mogelijk na de veroordeling zou worden gegeven. De rechtbank vond het onwenselijk dat veroordeelden lange tijd na hun veroordeling nog verplicht werden tot afname van DNA-celmateriaal. In dit geval was het tijdsverloop van 25 maanden onacceptabel en er waren geen factoren die dit tijdsverloop rechtvaardigden. De rechtbank verwierp het argument van de officier van justitie dat gewacht was op het arrest van het gerechtshof, omdat er zonder nadere onderbouwing een lange periode was verstreken.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaarschrift gegrond, wat betekent dat de afname van DNA-materiaal niet meer kon plaatsvinden. De beslissing werd genomen door mr. E.W.A. van den Berg, rechter, in aanwezigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en werd uitgesproken in openbare raadkamer.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector Strafrecht
Parketnummer: 03/641121-07
Rekestnummer: 12/231
Beschikking van de rechtbank Maastricht, enkelvoudige kamer in strafzaken, op het bezwaarschrift ex artikel 7 Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden van:
[NAAM BEZWAARDE],
geboren op [geboortegegevens bezwaarde],
wonende [adresgegevens bezwaarde],
hierna te noemen: (de) bezwaarde.
De bezwaarde heeft in deze zaak woonplaats gekozen te Maastricht, Wilhelminasingel 97, ten kantore van zijn raadsman, mr. S. Weening.
1. Het verloop van de procedure
Het bezwaarschrift is op 28 maart 2012 ter griffie van de rechtbank ingekomen.
Op 13 juni 2012 heeft de rechtbank de bezwaarde en mr. A.L. Rinsma (waarnemend voor zijn kantoorgenoot mr. S. Weening), advocaat te Maastricht, en de officier van justitie gehoord.
2. De feiten
Bij vonnis van 7 mei 2009 is de bezwaarde door de politierechter te Maastricht veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 wegens een door hem gepleegde opzetheling.
Bij arrest van 21 januari 2010 is de bezwaarde in hoger beroep door het gerechtshof
’s-Hertogenbosch wegens opzetheling veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand met een proefijd van 2 jaren en een geldboete van € 500,00 subsidiair 10 dagen hechtenis. Dit arrest is onherroepelijk.
Op bevel van de officier van justitie te Maastricht is op 28 maart 2012 van de bezwaarde celmateriaal afgenomen ten behoeve van het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel in de landelijke DNA-databank. De brief, inhoudende het bevel, is op 16 februari 2012 gedateerd.
3. De inhoud van het bezwaarschrift
Het bezwaarschrift richt zich tegen de afname van celmateriaal van de bezwaarde ten behoeve van het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel in de landelijke DNA-databank. In het bezwaarschrift wordt – summier weergegeven – gesteld dat:
- redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van het DNA-profiel niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten van de bezwaarde;
- het tijdsverloop tussen de veroordeling in eerste aanleg d.d. 7 mei 2009 en het bevel van de officier van justitie te Maastricht d.d. 28 maart 2012 (2 jaar en 9 maanden) het bepalen en verwerken van zijn DNA-profiel in de landelijke DNA-databank niet meer rechtvaardigt;
- er geen sprake is van recidivegevaar.
De officier van justitie neemt het standpunt in dat het bezwaar van de hand moet worden gewezen. Hij voert daartoe aan dat de bezwaarde veroordeeld is wegens heling. Heling is een misdrijf dat valt in de categorie strafbare feiten waarop de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden doelt. Met betrekking tot het tijdsverloop merkt de officier van justitie op dat het openbaar ministerie heeft gewacht, totdat er in hoger beroep door het gerechtshof arrest was gewezen.
4. De beoordeling
4.1. De rechtbank is bevoegd van het onderhavige bezwaarschrift, dat tijdig is ingediend, kennis te nemen, nu de veroordeling van de bezwaarde die tot de afname van celmateriaal heeft geleid, in eerste instantie door deze rechtbank is geschied.
4.2 Bij vonnis van 7 mei 2009 is de bezwaarde wegens opzetheling veroordeeld tot een geldboete. Op een veroordeelde die wordt bestraft met een geldboete is de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden niet van toepassing. Nadien is de bezwaarde in hoger beroep, bij arrest van 21 januari 2010, ter zake van hetzelfde strafbare feit als in eerste instantie veroordeeld tot een geldboete én een voorwaardelijke gevangenisstraf. Daarmee is de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelde op bezwaarde van toepassing geworden.
4.3 Tussen de datum van het arrest van het gerechtshof en de datum van het bevel van de officier van justitie te Maastricht is een periode van 25 maanden gelegen.
4.4.1 In de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden is geen termijn opgenomen voor het geven van het bevel tot het afnemen van celmateriaal. Uit de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel (Kamerstukken II 2002-2003, 28 685, nr. 3 p. 32) blijkt dat de wetgever heeft beoogd dat het bevel zo spoedig mogelijk na de veroordeling wordt gegeven.
Kennelijk heeft de wetgever voor ogen gehad de tijd voor het geven van het bevel tot afname na de veroordeling enigszins te begrenzen, zonder hieraan evenwel expliciet een termijn te verbinden.
4.4.2 De rechtbank onderschrijft dit uitgangspunt. Zij acht het in beginsel onwenselijk dat veroordeelden lange tijd na hun veroordeling nog verplicht worden tot afname van DNA-celmateriaal ten behoeve van opname in de DNA-databank. Bij die afweging speelt de ernst van het onderliggende strafbare feit een rol, maar ook andere factoren kunnen daarbij van belang zijn.
In het licht van het voorgaande is de rechtbank met betrekking tot deze zaak van oordeel dat het bevel tot afname van DNA-celmateriaal zodanig lang na het veroordelend arrest van het gerechtshof is gegeven, dat dit tot gegrondverklaring van het bezwaarschrift dient te leiden.
Van een zo spoedig mogelijk gegeven bevel is in elk geval geen sprake. Van factoren die het tijdsverloop van 25 maanden rechtvaardigen, is niet gebleken.
Het argument van de officier van justitie, dat het openbaar ministerie het arrest van het gerechtshof heeft afgewacht, acht de rechtbank niet steekhoudend, nu het openbaar ministerie sedert de uitspraak in hoger beroep zonder nadere onderbouwing een periode van 25 maanden heeft laten verstrijken, alvorens tot afgifte van het bevel over te gaan.
4.4.3 Het voorgaande leidt ertoe dat het bezwaarschrift gegrond zal worden verklaard. De overige gronden van het bezwaarschrift behoeven daarmee geen bespreking meer.
BESLISSING
De rechtbank verklaart het bezwaarschrift gegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.W.A. van den Berg, rechter, in tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Penders, griffier, en uitgesproken in openbare raadkamer op 26 juni 2012.