ECLI:NL:RBMAA:2012:BX0346

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03-703779-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting onder bedreiging met een mes in asielzoekerscentrum

Op 4 juli 2012 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van verkrachting. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 3 november 2011 in een asielzoekerscentrum in Imstenrade, waar de verdachte de aangeefster onder bedreiging met een mes heeft gedwongen tot seksuele handelingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verklaringen van de aangeefster consistent en geloofwaardig zijn, ondersteund door DNA-bewijs en getuigenverklaringen. De verdachte heeft aanvankelijk ontkend, maar zijn verklaring meerdere keren aangepast na confrontatie met het bewijs. De rechtbank oordeelt dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en dat er geen omstandigheden zijn die zijn strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank legt een gevangenisstraf van 24 maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de kwetsbare positie van het slachtoffer. De rechtbank heeft ook overwogen dat de verdachte, als asielzoeker, mogelijk gevolgen zal ondervinden voor zijn verblijfsstatus door deze veroordeling. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/703779-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 juli 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
Gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Limburg Zuid - De Geerhorst te Sittard.
Raadsvrouwe is mr. G.L.P. Biesmans, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 juni 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
een vrouw heeft verkracht danwel de eerbaarheid van die vrouw heeft geschonden.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder primair ten laste gelegde verkrachting wettig en overtuigend bewezen. De rode draad in de verklaringen van aangeefster is dat zij met haar vriend op haar kamer was. Verdachte kwam op haar kamer en stuurde haar vriend weg. Hierna heeft verdachte aangeefster onder bedreiging van een mes verkracht. De plaatsen waar het sperma is gevonden en de uitslagen van het dna-onderzoek bevestigen het verhaal van aangeefster. Deze sporen komen ook overeen met de verklaring die verdachte op zitting heeft afgelegd, waarin hij zegt dat hij aangeefster gepenetreerd heeft. Het mes waarover aangeefster sprak in haar verklaringen is onder haar bed aangetroffen. Verdachte heeft steeds wisselende verklaringen afgelegd. Door de wisselende verklaringen die verdachte heeft afgelegd en het gegeven dat verdachte steeds meer toegeeft, acht de officier van justitie de verklaringen van verdachte kennelijk leugenachtig. Aan de verklaring die getuige [getuige 1] heeft afgelegd over aangeefster en haar toestand kan niet die waarde worden toegekend die de verdediging daaraan toekent. [getuige 1] is geen psycholoog of psychiater en uit wetenschappelijk onderzoek blijkt juist dat slachtoffers kort na het gebeuren heel divers kunnen reageren. Dat aangeefster rustig was toen ze [getuige 1] aansprak, kan niet tot de gevolgtrekking leiden dat er aan haar verklaring getwijfeld moet worden. Aangeefster heeft verklaard dat ze verward was, omdat ze in het verleden al eerder is verkracht en alles weer bij haar naar boven kwam.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Volgens de raadsvrouwe zijn de verklaringen van aangeefster tegenstrijdig en zitten er elementen in die niet kunnen kloppen.
De ontkennende verklaring van verdachte wordt ondersteund door de verklaringen van de familie van verdachte en door de getuige [getuige 1].
Verdachte heeft aanvankelijke het seksuele contact tussen hem een aangeefster ontkend, maar dat komt omdat hij zich schaamde en angst had voor de reactie van zijn ouders. Seksueel contact buiten het huwelijk en/of met een oudere, gekleurde vrouw wordt in de Armeense cultuur afgekeurd. De getuige [getuige 1] is neutraal. Hij heeft verklaard dat aangeefster rustig was toen ze melding maakte van de verkrachting. Verdachte heeft niet met een mes gedreigd. Kort na het voorval zagen verbalisanten geen mes liggen. Er is pas uren later een mes gevonden achter een vuilniszak onder het bed. Het is onwaarschijnlijk dat het mes op die plek is terechtgekomen als verdachte aangeefster met een mes had bedreigd. Daarnaast zijn er geen bruikbare sporen op het mes aangetroffen.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Aangeefster heeft verklaard dat zij op 3 november 2011 verbleef op haar kamer in het AZC in Imstenrade te Heerlen. Haar vriend [naam vriend] was op bezoek toen de man die op de kamer naast haar woont – verdachte - binnen kwam en zei dat [naam vriend] moest vertrekken. [naam vriend] heeft hierop de kamer van aangeefster verlaten.
Getuige [naam vriend] heeft eveneens verklaard dat hij in de nacht van 2 op 3 november op de kamer van aangeefster was. Hij verklaart dat hij er niet lang is geweest. Er kwam een man op de kamer, hij keek boos en zei dat hij van de kamer af moest. De manier waarop hij de kamer binnenkwam, was niet gewoon. Hij kwam in zijn onderbroek. [naam vriend] heeft toen de kamer verlaten.
Aangeefster verklaart dat verdachte vervolgens zei “[naam slachtoffer], st, st” en dat hij een klein rood mes bij zich had. Verdachte kwam bovenop haar. Verdachte dwong aangeefster vervolgens om met hem te slapen.
Verdachte heeft tevoren zijn onderbroek en de onderbroek van aangeefster omlaag getrokken, waarna verdachte aangeefster op haar rug op haar bed duwde. Aangeefster wilde schreeuwen, maar verdachte liet haar een rood mes zien. Hij zei: “stststst”. Zij moest stil zijn. Aangeefster heeft verdachte geduwd en aangeefster zei: “nee, nee, nee”. Aangeefster was doodsbang omdat verdachte een mes had. Verdachte stopte zijn penis in de vagina van aangeefster. Verdachte kwam klaar en heeft zijn sperma over haar heen gespoten, over haar borsten en in haar mond.Nadat hij was klaargekomen heeft hij zijn penis ter hoogte van haar borsten gelegd. Verder heeft verdachte met zijn handen zijn sperma bij de vagina van aangeefster weggehaald en in de mond van aangeefster gestopt. Verdachte heeft daarna de kamer van aangeefster verlaten, waarna aangeefster in de badkamer haar mond heeft gespoeld. Vervolgens is zij naar de receptie is gegaan. Onderweg kwam ze 2 beveiligers tegen, waarvan er een met haar mee is gegaan naar haar kamer en aan wie ze verteld heeft dat verdachte haar verkracht heeft en bang heeft gemaakt met een mes. Omdat ze dacht dat ze niet goed werd begrepen, is ze naar de receptie gegaan omdat daar een bewaker zat die wel goed Engels spreekt. Aangeefster heeft de beveiliger die naar haar kamer is gekomen het mes laten zien. De bewaker bij de receptie heeft de politie gebeld.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat aangeefster die nacht bij hem aan de receptie komt melden dat ze is verkracht onder bedreiging met een mes en huilt als ze dat vertelt. Hij verklaart dat verdachte ook bij de receptie kwam, waarop aangeefster aan de bewaker heeft aangegeven dat hij de persoon was die haar had verkracht. Verdachte werd daarop aangehouden door de politie die ter plaatse was gekomen en aangeefster werd meegenomen om aangifte te doen en om bij haar een zogeheten ‘zedenkit onderzoek’ te verrichten.
Bij de doorzoeking van de kamer van aangeefster is een schilmes aangetroffen met rood handvat en in beslag genomen.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op 3 november 2011 de kamer van aangeefster is binnengegaan en haar vriend [naam vriend] heeft weggestuurd. Hij heeft vervolgens geslachtsgemeenschap gehad met aangeefster. Verdachte erkent dat hij daarbij met zijn penis in de vagina van aangeefster is gegaan en dat hij vervolgens klaar is gekomen op de borsten van aangeefster. Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij boos en in zijn onderbroek de kamer van aangeefster is binnengegaan. Ook vertelde hij dat aangeefster na het gebeuren aan een beveiliger een mes heeft getoond en tegen de beveiliger heeft gezegd dat verdachte haar met dat mes bedreigd heeft. Verdachte heeft verklaard dat dit mes een van de messen van zijn familie betrof.
Bij aangeefster is een zedenkit-onderzoek verricht, waarbij biologische sporen zijn aangetroffen die zijn onderzocht door het NFI. Blijkens de rapportage van het NFI is diep vaginaal bij aangeefster een aanwijzing verkregen voor de aanwezigheid van spermavloeistof en zijn spermacellen waargenomen op onder meer haar buitenste schaamlippen, kleine schaamlippen en haar rechter borst en borstbeen. Uit het (cel)materiaal van de bemonstering is vervolgens voor vergelijkend DNA-onderzoek geschikt DNA-profiel verkregen. Deze DNA-profielen zijn met elkaar en met de DNA-profielen van aangeefster en verdachte vergeleken. Uit de vergelijking blijkt dat vorengenoemde biologische sporen afkomstig kunnen zijn van verdachte. De berekende frequentie of matchkans – ofwel, de kans dat het DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel – is kleiner dan één op één miljard.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
De rechtbank overweegt dat zedenzaken zich doorgaans kenmerken door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen: het (veronderstelde) slachtoffer en de (veronderstelde) dader. Ook in de onderhavige zaak is dit het geval. Op grond van het bepaalde in artikel 342, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering is echter de enkele verklaring van een getuige (in casu het slachtoffer) onvoldoende om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. Daar staat tegenover dat - op grond van inmiddels vaste rechtspraak - in zedenzaken een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer voldoende wettig bewijs kan opleveren.
De rechtbank stelt vast dat de aangifte van aangeefster wordt ondersteund wordt door de getuigenverklaringen van [naam vriend], [getuige 1] en (deels) door de verklaring van verdachte. Verder is een mes onder het bed van aangeefster aangetroffen. Ook al blijkt uit het onderzoek niet hoe het mes op die plek terecht is gekomen, ondersteunt het aangetroffen mes wel de verklaring van aangeefster.
Daarnaast wordt de verklaring van aangeefster ondersteund door de onderzoeksbevindingen met betrekking tot de plekken op het lichaam waar biologische sporen (spermacellen en spermavloeistof) van verdachte is aangetroffen en resultaten van het onderzoek van deze biologische sporen, waarvan de DNA-profielen matchen met het DNA van verdachte.
Nu er voldoende wettig bewijs is, staat de rechtbank voor de vraag of dat bewijs ook overtuigend is. Ten aanzien daarvan overweegt de rechtbank als volgt.
Verdachte beweert dat er tussen hem en aangeefster enkel sprake is geweest van geslachtsgemeenschap op basis van vrijwilligheid.
De rechtbank stelt echter vast, dat verdachte aanvankelijk zeer stellig heeft ontkend dat er ook maar enigerlei wijze seksueel contact is geweest tussen hem en aangeefster. Kennelijk ter ondersteuning van die ontkenning heeft verdachte op 25 januari 2012 tegen aangeefster een klacht ingediend wegens belediging (smaad en laster).
Nadat hij vervolgens op 14 maart 2012 geconfronteerd werd met de bevindingen van het NFI van 27 december 2011, past verdachte zijn verklaring aan door te stellen dat aangeefster de door hem weggegooide zakdoekjes met zijn sperma, afkomstig van gemeenschap tussen hem en zijn vriendin, uit de vuilnisbak zou hebben gevist en op en in haar lichaam zou hebben gebracht.
Toen hij kennelijk inzag dat die ook verklaring die langer houdbaar was, heeft hij ten overstaan van de rechter-commissaris op 16 maart 2012 wederom zijn verklaring aangepast in die zin dat erkent er wel degelijk seksueel contact is geweest tussen hem en aangeefster. Hij geeft daarbij aan dat hij onder deze omstandigheden – de rechtbank begrijpt na het bekend worden van de NFI rapportage –, het sexueel contact niet langer kan ontkennen. Hij geeft daarbij aan dat dit contact op vrijwillige basis plaatsvond. Verdachte kan niet verklaren waarom aangeefster daarover dan anders verklaart.
Bij de reclassering verklaart verdachte in dit verband nog dat er sprake is geweest van vrijwillig seksueel contact, maar hij ontkent penetratie. Op de zitting geeft verdachte de vierde versie van zijn verhaal, waarbij hij toegeeft dat er wel degelijk sprake is geweest van penetratie. Verdachte zou niet eerder over vrijwillig seksueel contact met aangeefster hebben verklaard vanwege schaamte voor zijn ouders die er een streng christelijke moraal op nahouden en die tegen seks voor het huwelijk zouden zijn.
Dat verdachte tegenover de politie niet heeft willen vertellen dat hij vrijwillig seksueel contact met aangeefster zou hebben gehad, uit schaamte voor zijn ouders, acht de rechtbank tegen de achtergrond van de zeer ernstige beschuldiging van verkrachting, ongeloofwaardig. Het lijkt er eerder op dat verdachte zijn verklaring steeds bijstelt, als de geloofwaardigheid van zijn eerdere verklaring in het geding komt.
Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat verdachte tegenover de politie eerder wel vrijelijk heeft verklaard over zijn seksuele contacten met vriendinnen in Rusland en met een getrouwde vrouw in het AZC. Het enkele feit dat aangeefster ouder is dan verdachte en een andere huidskleur heeft dan hij, zoals de raadsvrouwe heeft betoogd, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank niet anders.
De rechtbank neemt bij dit oordeel verder in ogenschouw dat de verklaringen van aangeefster, waaruit blijkt dat er van vrijwilligheid geen sprake is geweest, op een enkel detail na vanaf het begin eenduidig en consistent zijn. Wat die details betreft, overweegt de rechtbank nog dat het niet vreemd is, dat getuigen en slachtoffer zich niet feilloos elk detail kunnen herinneren. De verklaringen van aangeefster worden bovendien ondersteund door andere bewijsmiddelen, als hiervoor al aangehaald.
Ten aanzien van het verweer van de raadsvrouwe dat de verklaring van aangeefster ongeloofwaardig is omdat zij volgens getuige [getuige 1] rustig was toen ze aan de receptie was en omdat aangeefster beweert dat ze voordat ze naar de receptie ging nog met een beveiliger heeft gesproken, terwijl volgens [getuige 1] de andere beveiligers naar een ziekmelding waren, overweegt de rechtbank als volgt.
Dat aangeefster, die als een rustig en vriendelijk persoon beschreven wordt door getuige [getuige 1], volgens getuige [getuige 1] rustig was na het voorval, betekent naar het oordeel van de rechtbank niet dat daaruit geconcludeerd zou moeten worden dat aangeefster niet verkracht is. Mensen reageren op verschillende manieren na een ernstig voorval dat psychische impact heeft, waarbij sommige mensen rustig en/ of zakelijk kunnen reageren, hetgeen dan ook niets zegt over de betrouwbaarheid van hun verklaring. Bovendien blijkt uit de verklaring van getuige [getuige 1] dat aangeefster emotioneel was toen ze hem vertelde over de verkrachting, immers [getuige 1] heeft verklaard dat ze toen huilde.
Het verweer van de raadsvrouwe wordt dan ook verworpen.
Aangeefster heeft verklaard dat zij, voordat ze bij de receptie aankwam, twee beveiligers is tegen gekomen, waarvan er een mee gelopen is naar haar kamer. De rechtbank overweegt dat verdachte bij de politie eveneens heeft verklaard met een beveiliger bij zijn kamer te hebben gesproken en dat aangeefster deze beveiliger toen een mes heeft getoond. Ter zitting heeft verdachte nog verklaard dat hij, nadat de beveiliger op hun verdieping was geweest, aangeefster naar buiten liep, waarna hij achter haar aan naar de receptie is gelopen. De verklaring van de getuige [getuige 1] dat hij alleen aan de receptie zat en zijn collega’s in een ander gebouw naar een ziekmelding waren, doet dan ook niet af aan de verklaring van aangeefster en verdachte dat er ook iemand van de beveiliging bij hun kamers is geweest en kan niet leiden tot de conclusie dat de verklaring van aangeefster op dit punt ongeloofwaardig is. Ook dit verweer van de raadsvrouwe wordt verworpen.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank de verklaringen van aangeefster geloofwaardig. Dat er sprake is geweest van seksueel contact tussen verdachte en aangeefster op basis van vrijwilligheid, is naar het oordeel van de rechtbank dan ook niet aannemelijk geworden.
Conclusie
De rechtbank is gelet op de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen en gezien de vorenstaande bewijsoverwegingen van oordeel dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 3 november 2011 te Imstenrade, in de gemeente Heerlen, door geweld en bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte
- de broek van die [naam slachtoffer] naar beneden getrokken en
- de bovenkleding van die [naam slachtoffer] opzij verschoven en
- vervolgens zijn verdachtes penis in de vagina van die [naam slachtoffer] gebracht en gehouden en
- zijn verdachtes penis tussen/tegen de borsten van die [naam slachtoffer] heeft gehouden en
- zijn verdachtes sperma over de borsten van die [naam slachtoffer] gespoten en
- zijn verdachtes sperma in de mond van die [naam slachtoffer] gewreven en bestaande dat geweld en die bedreiging met geweld hierin dat verdachte
- een mes heeft getoond aan die [naam slachtoffer] en
- aan die [naam slachtoffer] heeft toegevoegd dat zij stil moest zijn of woorden van gelijke aard of strekking en
- met kracht de broek van die [naam slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en
- met kracht die [naam slachtoffer] op een bed heeft geduwd en
- boven op die [naam slachtoffer] is gaan liggen terwijl zij hem toevoegde: “nee, nee, nee”,
aldus voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
Verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van de tijd dat verdachte in voorarrest heeft gezeten. De officier heeft met de hoogte van de straf rekening gehouden met de hulpeloosheid van het slachtoffer, aangezien zij in een vreemd land was waarin ze zich in een afhankelijke situatie bevond met betrekking tot haar verblijf. In deze afhankelijke situatie werd zij aangetast in haar eerbaarheid en werd haar lichamelijke integriteit geschonden.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouwe heeft erop gewezen dat de oriëntatiepunten van het LOVS een gevangenisstraf van 12 maanden aangeven voor verkrachting.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft tijdens zijn verblijf in het AZC zijn buurvrouw in het AZC onder bedreiging van een mes verkracht.
Het betreft een ernstig strafbare feit waarbij verdachte een ernstige inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke en psychische integriteit van het slachtoffer en waarmee hij persoonlijk leed bij haar teweeg heeft gebracht. Het behoeft geen betoog dat feiten als de onderhavige ook in de samenleving gevoelens van afschuw en verontwaardiging oproepen.
Gelet op de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede het belang van een juiste normhandhaving.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de door het landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de hoven en de rechtbanken (LOVS) geformuleerde oriëntatiepunten voor straftoemeting. Voor verkrachting is het oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 24 maanden.
Als strafverzwarende omstandigheden houdt de rechtbank rekening met het feit dat verdachte de verkrachting heeft begaan onder bedreiging van een mes. Verder betrof het slachtoffer een vrouw die zich als asielzoeker in een vreemd land in een kwetsbare positie bevond. Daarnaast heeft de verkrachting zich afgespeeld in de eigen kamer van het slachtoffer in het asielzoekerscentrum, de plaats waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Omdat verdachte huisgenoot was van het slachtoffer, heeft verdachte bovendien het vertrouwen dat het slachtoffer mocht stellen in haar huisgenoten, geschonden.
Gelet op de strafverzwarende omstandigheden acht de rechtbank de door de officier geëiste gevangenisstraf van 36 maanden in beginsel op zijn plaats.
Ten gunste van verdachte houdt de rechtbank echter rekening met de omstandigheid dat verdachte als asielzoeker in het kader van gezinshereniging in Nederland verblijft. Een veroordeling voor verkrachting heeft naar alle waarschijnlijkheid gevolgen voor zijn verblijfsstatus. De rechtbank acht de kans groot dat verdachte ten gevolge van een veroordeling voor verkrachting niet in Nederland zal mogen blijven, terwijl dat voor zijn familie mogelijk anders is. Dat betekent ook dat verdachte na het uitzitten van zijn straf waarschijnlijk ter uitzetting uit Nederland in vreemdelingenbewaring zal worden gesteld, waarvan bekend is dat dit lang kan duren.
Om die reden zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan door de Officier van Justitie is geëist.
Alles tegen elkaar afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 24 maanden passend en geboden.
6 Het beslag
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn niet vatbaar voor verbeurd verklaring of onttrekking aan het verkeer, de voorwerpen zullen derhalve worden teruggeven worden aan het Bureau Forensische Opsporing, zodat deze kunnen worden vernietigd.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust artikel 242 Wetboek van Strafrecht, zoals dit artikel luidde ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan Bureau Forensische Opsporing van de volgende inbeslaggenomen voorwerpen:
2011130559 1 1.00 STK Sporen
RAAP2716NL
2011130559 2 1.00 STK diverse goederen
ZAAC0604NL zedenkit
2011130559 3 1.00 STK Sporen
onderzoekset urine nr. 009365
2011130559 4 1.00 STK diverse goederen
Batchnr. 156481/# zedenkit
2011130559 5 1.00 STK Ondergoed
1998308 boxershort
2011130559 6 1.00 STK Kleding
1998333 pyama
2011130559 11 1.00 STK Trui
1998444
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. I. Dautzenberg en mr. I.P. de Groot, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Koonen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 4 juli 2012.
Buiten staat
mr. I.P. de Groot en mr. I. Dautzenberg zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 3 november 2011 te Imstenrade,in de gemeente Heerlen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer], hebbende verdachte
- de broek van die [naam slachtoffer] naar beneden getrokken en/of
- de bovenkleding van de [naam slachtoffer] (opzij) verschoven en/of
- vervolgens zijn verdachtes penis in/tegen de vagina van die [naam slachtoffer] gebracht en/of gehouden en/of
- zijn verdachtes penis tussen/tegen de borsten van die [naam slachtoffer] heeft gehouden/geduwd en/of
- zijn verdachtes sperma over de borsten van die [naam slachtoffer] gespoten en/of gewreven en/of
- zijn verdachtes sperma in/op de mond van die [naam slachtoffer] gewreven/gebracht en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat verdachte
- een mes heeft getoond aan die [naam slachtoffer] en/of
- aan die [naam slachtoffer] heeft toegevoegd dat zij stil moest zijn of woorden van gelijke aard of strekking en/of
- met kracht de broek van die [naam slachtoffer] naar beneden heeft getrokken en/of
- met kracht die [naam slachtoffer] op een bed heeft geduwd en/of
- boven op die [naam slachtoffer] is gaan liggen terwijl zij hem toevoegde:"nee, nee, nee",
(aldus) voor die [naam slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 3 november 2011 te Imstenrade, in de gemeente Heerlen, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit
- de broek van die [naam slachtoffer] naar beneden trekken en/of
- de bovenkleding van de [naam slachtoffer] (opzij) schuiven en/of
- vervolgens zijn verdachtes penis tegen de vagina van die [naam slachtoffer] brengen en/of houden en/of
- zijn verdachtes penis tussen/tegen de borsten van die [naam slachtoffer] houden/duwen en/of
- zijn verdachtes sperma over de borsten van die [naam slachtoffer] spuiten en/of wrijven en/of
- zijn verdachtes sperma in/op de mond van die [naam slachtoffer] wrijven/brengen
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het
- tonen van een mes aan die [naam slachtoffer] en/of
- het aan die [naam slachtoffer] toevoegen dat zij stil moest zijn of woorden van gelijke aard of strekking en/of
- met kracht de broek van die [naam slachtoffer] naar beneden trekken en/of
- met kracht die [naam slachtoffer] op een bed duwen en/of
- boven op die [naam slachtoffer] gaan liggen terwijl zij hem toevoegde:"nee, nee, nee".