ECLI:NL:RBMAA:2012:BX2098

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
18 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/703547-10 en 03/700620-08 (VTVV)
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing, diefstal onder bedreiging van geweld en vrijheidsberoving met mes

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Maastricht op 18 juli 2012 uitspraak gedaan in een zaak waarin de verdachte werd beschuldigd van afpersing, diefstal onder bedreiging van geweld en vrijheidsberoving. De verdachte lokte het slachtoffer midden in de nacht naar een park, waar hij hem beroofde van geld en sieraden. Vervolgens dwong hij het slachtoffer om de nacht in zijn woning door te brengen, geld op te halen bij zijn advocaat en pastoor, en reed hij met hem naar een bos in België. Daar bedreigde de verdachte het slachtoffer met een mes, dwong hem zich uit te kleden en knielend in het bos te zitten, waarna hij een deel van het haar van het slachtoffer afsneed. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, waarbij de verklaringen van het slachtoffer en medeverdachten als bewijs dienden. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 20 maanden op, waarvan 9 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een ernstige rol had gespeeld in de feiten en dat de impact op het slachtoffer aanzienlijk was. De vordering van de benadeelde partij werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummers: 03/703547-10, 03/700620-08 (VTVV)
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 juli 2012
in de strafzaak tegen
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens verdachte],
wonende te [adresgegevens verdachte].
Raadsman is mr B.J. Visser, advocaat te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 juli 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met anderen door geweld of bedreiging met geweld een ander heeft gedwongen om een ketting, een oorbel, een telefoon, 700 euro en ringen af te geven dan wel voornoemde goederen door geweld of bedreiging met geweld heeft gestolen;
Feit 2: samen met anderen iemand van zijn vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden;
Feit 3: samen met anderen iemand heeft bedreigd door een mes op de keel te zetten en te zeggen dat hij het bos in moest lopen, zich uit moest kleden en op zijn knieën moest gaan zitten en door vervolgens zijn haren af te snijden.
2.1 Kennelijke schrijffout
Tengevolge van een kennelijke schrijffout staat in de dagvaarding onder feit 2
onder het eerste gedachtestreepje van het ten laste gelegde vermeld “[B.straat]” in plaats van “[B.straat]”.
In Kerkrade is geen [B.straat], maar wel een [B.straat], waar verdachtes vriendin [naam medeverdachte 1], tevens medeverdachte, woonachtig was en waar ook verdachte volgens eigen zeggen veelal verbleef.
De rechtbank herstelt deze fout, aangezien dit mogelijk is zonder dat verdachte daardoor in zijn verdediging wordt geschaad.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht onder feit 1 zowel afpersing als diefstal door bedreiging met een mes wettig en overtuigend bewezen. Ook feit 2 en 3 acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen. De aangifte geeft goed weer wat gebeurd is. Het dossier en de verklaringen die ten overstaan van de rechter-commissaris zijn afgelegd, ondersteunen de aangifte. Buiten aangever verklaren ook de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] dat ze in België zijn geweest. Dat verdachte een mes heeft gebruikt bij feit 1, wordt ook verklaard door medeverdachte [naam medeverdachte 4]. De wederrechtelijke vrijheidsberoving van feit 2 begint bij de vijver. [naam slachtoffer] had niet de vrijheid om niet mee te gaan. Voor de bezoekjes aan de advocaat en aan de pastoor van [naam slachtoffer] is er voldoende ondersteunend bewijs. Van het bezoek aan het tankstation zijn camerabeelden en de berichtjes die [naam medeverdachte 5] heeft gestuurd zijn technisch teruggevonden. De verklaring van aangever is geloofwaardig en een enkel detail waarvan niet bekend is of dit heeft plaatsgevonden, doet daar niet aan af.
3.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat feit 1 bewezen kan worden verklaard. Ten aanzien van feit 2 en 3 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, aangezien [naam slachtoffer] niet continu van zijn vrijheid is beroofd en er geen sprake is geweest van dwang. Er zijn momenten geweest dat [naam slachtoffer] zich had kunnen onttrekken. Het is ongeloofwaardig dat [naam slachtoffer] met het mes is geprikt of dat het mes bij hem op de keel is gezet, omdat er uit het dossier niet blijkt van letsel. Het is immers zeer waarschijnlijk dat indien er met een dergelijk mes wordt geprikt er letsel ontstaat. Dit geldt ook in het geval een dergelijk mes op iemands keel wordt gezet.Verder blijkt er uit het dossier niet dat er dwang is gebruikt of met messen is gedreigd in de tijd dat [naam slachtoffer] bij verdachte is geweest. Het is onduidelijk of men in België is geweest, waardoor dit niet bewezen kan worden.
3.3 Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
Achtergrond voor hetgeen gebeurd is, is het volgende. Aangever is eerder veroordeeld voor een woninginbraak die hij –zo verklaart verdachte- samen met aangever gepleegd heeft. Verdachte beschuldigt aangever ervan hem verlinkt te hebben. Ook zou aangever geld aan verdachte verschuldigd zijn in verband met een hoofdelijke veroordeling tot vergoeding van de schade.
Bewijsmiddelen
Op dinsdag 19 oktober 2010 waren [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 1] bij [persoon 1]. [naam medeverdachte 1] is het zusje van [persoon 1] en de vriendin van verdachte. [naam medeverdachte 1] had haar laptop meegenomen. [naam medeverdachte 1] vroeg aan [naam medeverdachte 5] of ze een bericht aan [bijnaam slachtoffer] wilde sturen. [naam slachtoffer], aangever, wordt [bijnaam slachtoffer] genoemd. [naam medeverdachte 1] zei dat [naam medeverdachte 5] met aangever moest afspreken om een jointje te roken. Aangever heeft dit berichtje ontvangen. [naam medeverdachte 5] had begrepen dat verdachte aangever aan het zoeken was, omdat hij en [naam medeverdachte 1] een babykamer van aangever zouden krijgen. Pas achteraf begreep [naam medeverdachte 5] dat het om geld ging. Op woensdag 20 oktober 2010 belde verdachte naar [persoon 1] en zei dat [naam medeverdachte 5] zich meteen moest aankleden, omdat ze werd opgehaald. [naam medeverdachte 5] werd door verdachte opgehaald met een Volkswagen Polo. Ze zijn naar het huis van [naam medeverdachte 2] gereden. Toen [naam medeverdachte 5] daar binnen was, kreeg ze door verdachte een laptop voor haar neus gezet en moest ze kijken of er een bericht was van aangever. Verdachte las toen de reactie van aangever op [naam medeverdachte 5]s eerste bericht, werd kwaad en riep dat die aap geld had. Hij moest hem vinden. [naam medeverdachte 5] zag dat er een reactie was van aangever en kreeg van verdachte een tekst gedicteerd voor het bericht dat ze aan aangever terug moest zenden. [naam medeverdachte 5] werd daarna weer terug gebracht naar [persoon 1]. Aangever belde [naam medeverdachte 5] op haar telefoon en vroeg om de dag erna op donderdagochtend af te spreken. [naam medeverdachte 5] heeft deze afspraak bevestigd. Op woensdagavond stond verdachte weer bij [persoon 1] voor de deur en zei dat [naam medeverdachte 5] aangever moest sms’en om zijn vertrouwen te winnen. Er zijn toen over en weer tussen aangever en [naam medeverdachte 5] sms-berichten gestuurd. [naam medeverdachte 5] hoorde die avond dat verdachte zei dat hij bij aangever een dildo in de kont en een fles in de mond wilde doen en hem vastbinden. [naam medeverdachte 5] vroeg aan [naam medeverdachte 4] of hij mee wilde gaan naar de afspraak met aangever, omdat ze [naam medeverdachte 4] vertrouwde en bang was dat er vreselijke dingen zouden gebeuren. [naam medeverdachte 4] heeft tegen verdachte gezegd dat [naam medeverdachte 5] aan hem gevraagd had om mee te gaan naar de afspraak met aangever en verdachte heeft toen gezegd dat dit niet nodig was, omdat hij alleen een hartig woordje met aangever zou spreken. Verdachte had samen met aangever een boete gekregen en aangever had zijn deel nog niet aan verdachte betaald. [naam medeverdachte 4] heeft toen tegen verdachte gezegd dat het niet uit de hand moest lopen. Hierop heeft verdachte tegen [naam medeverdachte 4] gezegd dat hij zich daar niet druk over hoefde te maken. Er kwam bij aangever een sms van [naam medeverdachte 5] binnen dat ze niet de volgende ochtend, maar op dát moment wilde afspreken en een jointje wilde roken. Verdachte en [naam medeverdachte 4], die alsnog gebeld was om mee te gaan, haalden [naam medeverdachte 5] in de nacht van 20 op 21 oktober 2010 op. Ze moest in de auto van [naam medeverdachte 4] stappen en meegaan. Dit was een rode Volvo. [naam medeverdachte 5] was bang voor verdachte, omdat ze eerder door verdachte met een vuurwapen is bedreigd. [naam medeverdachte 5] werd bij het gemeentehuis in Brunssum uit de auto gezet en verdachte zei dat ze moest regelen dat aangever daar naar toe kwam en dat ze moesten afspreken in het Vijverpark en dat verdachte en [naam medeverdachte 4] dan zouden komen. [naam medeverdachte 5] belde aangever met de mededeling dat hij naar het gemeentehuis moest komen en even later kwam aangever daar aan. [naam medeverdachte 5] en aangever liepen het Vijverpark in Brunssum in.
Op een gegeven moment zag [naam medeverdachte 5] twee mannen het park in komen en ze zag dat aangever schrok. [naam medeverdachte 5] en aangever zagen dat verdachte via de helling het park in kwam rennen met een mes in zijn hand. Verdachte zei dat aangever moest gaan zitten en niet weg mocht rennen. Aangever stond met zijn rug naar de vijver, kon nergens naar toe en is gaan zitten. Verdachte bewoog het mes kort op en neer van boven naar beneden op een afstand van nog geen 20 centimeter van het gezicht van aangever. [naam medeverdachte 5] zag dat aangever toen hij verdachte met het mes zag, begon te stotteren en alles deed wat verdachte zei. Het was een vrij groot keukenmes met een lengte van ongeveer een vel A4 en met een lichtgrijs handvat. [naam medeverdachte 4] kwam ook in de buurt en zei dat verdachte dat mes weg moest doen. Verdachte pakte de oorbel uit het oor van aangever en nam de ketting van aangever af evenals een tasje waarin 700,00 euro zat en een nieuwe telefoon van het merk [merknaam]. Ook dwong verdachte aangever om zijn ringen af te doen. [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 4] hebben gezien dat verdachte de ketting van de nek van aangever trok . Verdachte vroeg daarop aan aangever waar de rest van het geld was. Aangever heeft toen gezegd dat dit geld bij zijn advocaat lag, waarop verdachte zei dat aangever mee moest gaan. Alle vier zijn toen naar de auto gelopen. Verdachte zette [naam medeverdachte 5] daarna af bij [persoon 1] thuis en zei toen tegen zijn vriendin, [naam medeverdachte 1], dat zij die nacht ook bij [persoon 1] moest blijven slapen.
Vervolgens zijn verdachte, [naam medeverdachte 4] en aangever naar de woning van verdachte in Kerkrade, gereden. In de woning was een grote hond. Verdachte zette een Franse maffiafilm op.
Verdachte heeft verklaard dat hij altijd sliep in de woning van zijn vriendin [naam medeverdachte 1] te Kerkrade. [naam medeverdachte 1] woonde toen op het adres [B.straat] te Kerkrade.
Verdachte heeft tegen aangever gezegd dat het geen zin had om te ontsnappen. Ook zei verdachte dat aangever van hem af zou zijn als ze bij aangevers advocaat waren geweest en verdachte de rest van zijn geld had. [naam medeverdachte 4] hield aangever voortdurend in de gaten.
De volgende ochtend, 21 oktober 2010, zijn verdachte, aangever en [naam medeverdachte 4] in de auto gestapt en naar de advocaat van aangever in Sittard gereden. Aldaar zei verdachte, voordat hij met aangever naar binnen ging, dat aangever moest zeggen dat hij de crossmotor van verdachte had vernield en 1000 euro nodig had. Ook zei verdachte dat aangever niet met zijn advocaat in een apart kamertje mocht mompelen. De advocaat van aangever zei dat aangever zijn geld al gehad had. Verdachte begon te flippen en liep naar de deur. Aangever moest meekomen. Aangever vertelde al huilend dat hij niet wilde. Toen de advocaat aan aangever vroeg wat er aan de hand was, zei verdachte: “Hier gebeurt helemaal niets met deze jongen. Hij gaat mee, ik ben [naam verdachte].” Verdachte en aangever zijn naar buiten gelopen. [naam medeverdachte 4] merkte dat toen ze terug kwamen van de advocaat er spanning was tussen verdachte en aangever. Aangever heeft toen voorgesteld om naar pastoor [naam pastoor] in Hoensbroek te gaan, omdat hij op de bankrekening die de pastoor beheerde 400 euro had staan. Aldaar aangekomen zei de pastoor dat ze na 13.00 uur moesten terugkomen, omdat hij dan het geld had afgehaald. Vanuit Sittard hebben ze toen [naam medeverdachte 2] opgehaald.
Verdachte, aangever en [naam medeverdachte 4] zijn met [naam medeverdachte 2] -in de auto van [naam medeverdachte 4]- terug gegaan naar de [B.straat] in Kerkrade. Daar is [naam medeverdachte 4] weggereden, omdat hij een afspraak had. Verdachte zei tegen aangever dat hij de woning moest binnen gaan. Aangever had volgens hem geen andere mogelijkheden en stond nog steeds onder druk en bedreiging. Verdachte heeft tegen aangever gezegd dat aangever van hem af was, zodra hij het geld kreeg. Verdachte vroeg aan [naam medeverdachte 2] of hij naar Hoensbroek wilde rijden, maar deze had een jointje gerookt en aangezien er op donderdag meestal controle is, hebben ze [naam medeverdachte 3] gebeld. Toen [naam medeverdachte 3] kwam zijn [naam medeverdachte 2], verdachte en aangever bij hem in de auto gestapt en weer naar Hoensbroek gereden.
Ze zijn weer naar de pastoor gereden om het geld te halen. Aangever zat in de auto te wachten met [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] en verdachte ging naar de pastoor. Toen verdachte terug kwam zei hij dat ze een broodje gingen eten. Ze zijn de autosnelweg richting Beek/Elsloo opgereden. Verdachte gaf aan welke afslag [naam medeverdachte 3] moest nemen. Ze zijn met de auto naar België gereden. Aangever zat voor in de auto als bijrijder en verdachte zat achter aangever. Aangekomen in een bos in België zette verdachte bij aangever een mes op zijn keel. Verdachte zei dat aangever zijn schoenen uit moest doen. Iedereen moest van verdachte uit de auto stappen en aangever moest zijn sokken uitdoen. Aangever moest toen op zijn blote voeten het bos in lopen en toen moest hij van verdachte zijn kleding uitdoen. [naam medeverdachte 3] moest van verdachte filmen hoe aangever zich uitkleedde. Aangever moest geheel naakt op zijn knieën gaan zitten en verdachte stond met het grote mes achter aangever. [naam medeverdachte 2] hield de kleding van aangever vast. Aangever dacht dat zijn laatste minuut was aangebroken en dat verdachte hem zou neersteken. Verdachte sneed met het mes de haren van aangever af. [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] hebben gezien dat verdachte de afgesneden haren van aangever in zijn handen had. Aangever werd daarna afgezet bij een kapper in Heerlen centrum en verdachte gaf hem daarbij 10 euro. Verdachte zei dat aangever zich maar kaal moest laten scheren. Aangever is toen bij de kapper naar binnen gegaan en heeft zich kaal laten scheren. Toen aangever uit de kapperszaak kwam, waren de anderen weggereden.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij aangever in het park heeft ontmoet toen aangever een afspraak met [naam medeverdachte 5] had. Verdachte verklaarde dat hij tegen [naam medeverdachte 5] gezegd heeft dat zij die afspraak moest maken. Ook heeft hij verklaard dat hij thuis een hond heeft en dat ze die avond een maffiafilm hebben gekeken. Verdachte heeft verder verklaard dat hij gezegd heeft tegen aangever dat er niets aan de hand was als hij zijn afspraken nakwam en dat hij indien hij de afspraken niet nakwam zijn juwelen kwijt was. Verdachte heeft bekend dat hij bij de pastoor in Hoensbroek het geld heeft opgehaald en dat hij de juwelen van aangever naar een pandjeshuis in Kerkrade heeft gebracht. Verder heeft verdachte bekend dat hij op een gegeven moment met [naam medeverdachte 5] bij [naam medeverdachte 2] is geweest om het bericht van [naam medeverdachte 5] aan aangever te sturen via een laptop.
De verweren van verdachte en zijn raadsman
Verdachte heeft het verweer gevoerd dat hij nergens een mes heeft gebruikt en dat hij bovendien het onder 3 tenlastegelegde feit niet heeft gepleegd. Ook heeft de raadsman nog aangegeven dat als aangever een mes op de keel zou zijn gezet en in zijn benen zou zijn geprikt, hij letsel zou moeten hebben.
Voorts heeft de raadsman van verdachte met betrekking tot het onder 2 tenlastegelegde aangevoerd dat aangever niet continu van zijn vrijheid beroofd is geweest, omdat er momenten zijn geweest, dat aangever zich aan verdachte had kunnen onttrekken.
Met betrekking tot feit 1 overweegt de rechtbank dat over het voorval in het park behalve aangever, ook medeverdachten [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 4] verklaren dat verdachte een mes bij zich had en hiermee heeft gezwaaid. Zowel aangever alsook [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 4] verklaren dat [naam medeverdachte 4] toen tegen verdachte heeft gezegd dat hij het mes weg moest doen. Het verweer van de raadsman ten aanzien van feit 1 wordt verworpen.
De rechtbank acht gelet op de aangifte en de verklaringen van [naam medeverdachte 5], [naam medeverdachte 4] en (deels) de verklaring van verdachte, wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in het park een mes heeft gebruikt en door te dreigen met dit mes aangever heeft gedwongen zijn ringen af te geven en dat verdachte een ketting, een oorbel, 700 euro en een telefoon van aangever heeft gestolen, waarbij hij aangever met een mes heeft bedreigd.
Met betrekking tot feit 2 overweegt de rechtbank dat medeverdachte [naam medeverdachte 5] over het incident in het park heeft verklaard dat ze zag dat aangever schrok en dat verdachte met een groot mes in zijn hand stekende bewegingen vlakbij het gezicht van aangever maakte. Aangever stond hierbij met zijn rug naar de vijver en kon daardoor nergens naar toe. Aangever schrok en begon te stotteren en deed vervolgens alles wat verdachte zei. Nadat verdachte meerdere spullen van aangever had afgepakt, heeft verdachte gezegd dat aangever mee moest gaan. Gelet op de dreiging van het mes en het gegeven dat buiten verdachte ook nog de medeverdachten [naam medeverdachte 4] en [naam medeverdachte 5] aanwezig waren, was aangever niet in de gelegenheid om op dat moment iets anders te doen dan in de auto te stappen en mee te gaan naar de woning van verdachte.
In de woning van verdachte hield [naam medeverdachte 4] aangever voortdurend in de gaten. Verdachte heeft toen tegen aangever gezegd dat het geen zin had om te ontsnappen. Verdachte had zijn vriendin, medeverdachte [naam medeverdachte 1] opgedragen die nacht niet thuis te komen. Gelet op wat er aan het nachtelijk verblijf in de woning vooraf is gegaan, waarbij aangever onder bedreiging van een mes is afgeperst en bestolen en de omstandigheden in de woning als door aangever geschetst, is de rechtbank van oordeel dat van een vrijwillig nachtelijk verblijf van aangever in de woning aan de [B.straat] in Kerkrade geen sprake is geweest. De onvrijwilligheid voor aangever werd versterkt doordat er in de woning van verdachte een grote hond aanwezig was. Het vorenstaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat aangever zich zowel in het park als tijdens het verblijf in de woning van verdachte niet heeft kunnen onttrekken aan verdachte en zijn mededader(s).
Aangever heeft uit angst tegen verdachte gezegd dat hij geld bij zijn advocaat kon halen, terwijl hij wist dat dit niet het geval was. Aangever heeft verklaard dat verdachte, voordat ze bij het kantoor van zijn advocaat naar binnen gingen, gezegd heeft wat aangever moest zeggen en dat aangever niet in een apart kamertje met de advocaat mocht praten. Toen aangever huilend tegen zijn raadsman zei dat hij niet met verdachte mee wilde, heeft verdachte vervolgens tegen de advocaat gezegd: “Hier gebeurt helemaal niets met deze jongen. Hij gaat mee, ik ben [naam verdachte].” Toen verdachte en aangever weer terug kwamen bij de auto merkte [naam medeverdachte 4] dat er spanning was tussen aangever en verdachte.
De rechtbank is van oordeel dat het geheel van omstandigheden dermate dreigend was voor aangever dat, hoewel hij zelf voorstelde om naar de pastoor in Hoensbroek te gaan om geld te halen, dit onder een zodanige dreiging van verdachte is gebeurd, dat van vrijwilligheid geen sprake is geweest.
Dat de verklaring van aangever ongeloofwaardig is, zoals de raadsman heeft betoogd, omdat er geen sprake is van letsel terwijl aangever heeft verklaard dat er met een mes is geprikt, volgt de rechtbank niet.
De rechtbank overweegt dat de verklaring van aangever door de verklaringen van de medeverdachten, die ook zichzelf belasten, wordt ondersteund. Het enkele feit dat niet kan worden vastgesteld of er met een mes is geprikt, maakt dat niet anders. Dat het prikken met een mes in het algemeen letsel zou veroorzaken, is naar het oordeel van de rechtbank niet evident en dat dit in casu wel het geval zou moeten zijn, is niet aannemelijk geworden.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat, het plaats nemen in de auto na de afpersing/ beroving in het park in Brunssum tot en met het naar België rijden niet op basis van vrijwilligheid, maar gedwongen heeft plaatsgevonden. Aangever werd gedwongen door verdachte, die zich liet bijstaan door de medeverdachten, die zich daar eveneens niet altijd aan konden onttrekken. Het verweer van de raadsman dat aangever zich aan de vrijheidsberoving zou hebben kunnen onttrekken, is dan ook gelet op het bovenstaande, niet aannemelijk geworden. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Gelet op de aangehaalde bewijsmiddelen en hetgeen hiervoor is overwogen, acht de rechtbank ook hetgeen onder feit 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen in die zin dat verdachte dit feit (deels) samen met [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 4] heeft gepleegd.
Met betrekking tot feit 3 overweegt de rechtbank dat buiten aangever ook de medeverdachten [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 2] hebben verklaard dat ze in gezelschap van verdachte en op instigatie van verdachte naar België zijn gereden nadat ze bij de pastoor vandaan kwamen. Medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft daarover bovendien verklaard dat verdachte een mes op de keel van verdachte zette en tegen aangever zei dat hij zijn schoenen uit moest doen. Dat dit tot letsel zou hebben moeten leiden, is naar het oordeel van de rechtbank niet evident en het is niet aannemelijk geworden dat dit in casu wel het geval zou moeten zijn. Verdachte [naam medeverdachte 3] zag het mes pas toen iedereen uit de auto was gestapt. De medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] hebben het afsnijden van het haar zelf niet gezien. Wel hebben beiden verklaard gezien te hebben dat verdachte met het mes achter de aangever stond, toen deze naakt was en dat verdachte kort erna met de haren van aangever in zijn handen stond. Het verweer ten aanzien van feit 3 wordt eveneens verworpen.
De rechtbank acht gelet op de aangifte en de verklaringen van de medeverdachten [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door een mes op de keel van aangever te zetten en hem vervolgens te dwingen het bos in te lopen, zich uit te kleden, op zijn knieën te gaan zitten en zijn haren af te snijden.
3.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
1.
hij op 21 oktober 2010 in de gemeente Brunssum met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van ringen toebehorende aan die [naam slachtoffer], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, dreigend een mes aan die [naam slachtoffer] heeft getoond en stekende bewegingen met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer] heeft gemaakt
en
hij op 21 oktober 2010 in de gemeente Brunssum met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een ketting en een oorbel en een telefoon en 700 euro toebehorende aan [naam slachtoffer], welke diefstal werd vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte, dreigend een mes aan die [naam slachtoffer] heeft getoond en stekende bewegingen met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer] heeft gemaakt;
2.
hij op 21 oktober 2010 in het arrondissement Maastricht tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij verdachte en zijn mededaders met dat opzet die [naam slachtoffer]
- gedwongen plaats te nemen in een auto en te gaan naar een woning gelegen aan de [B.straat]
en
hij op 21 oktober 2010 in het arrondissement Maastricht tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk [naam slachtoffer] van de vrijheid heeft beroofd gehouden, immers hebben verdachte en zijn mededader met dat opzet die [naam slachtoffer]
- gedwongen de nacht door te brengen in de woning gelegen aan de [B.straat] en
- gedwongen plaats te nemen in een auto en te gaan naar het kantoor van de advocaat van die [naam slachtoffer] te Sittard en
- gedwongen plaats te nemen in een auto en te gaan naar de pastoor van die [naam slachtoffer] in Hoensbroek en
- gedwongen plaats te nemen in een auto en te gaan naar de bovengenoemde woning
en
hij op 21 oktober 2010 in het arrondissement Maastricht opzettelijk [naam slachtoffer] van de vrijheid heeft beroofd gehouden, immers heeft verdachte en met dat opzet die [naam slachtoffer]
- gedwongen in die woning te verblijven en
- gedwongen plaats te nemen in een auto en wederom te gaan naar de pastoor van die [naam slachtoffer] en
- gedwongen om plaats te nemen in een auto en te gaan naar België.
3.
hij op 21 oktober 2010 in België [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een mes op de keel van die [naam slachtoffer] gezet en tegen die [naam slachtoffer] gezegd dat hij het bos in moest lopen en tegen die [naam slachtoffer] gezegd dat hij zijn kleren uit moest doen en tegen die [naam slachtoffer] gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en een deel van de haren van die [naam slachtoffer] afgesneden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:
afpersing
en
diefstal vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 2:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
en
opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
5 De strafoplegging
5.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De officier van justitie heeft hierbij rekening gehouden met het strafblad van verdachte, de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en met de omstandigheid dat de feiten gepleegd zijn nadat verdachte aanwezig was tijdens een zitting van de meervoudige strafkamer en nog voordat het vonnis in die zaak werd uitgesproken.
5.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
5.3 Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezen verklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is ge¬komen.
Verdachte heeft aangever midden in de nacht naar een park gelokt door medeverdachte [naam medeverdachte 5] met aangever te laten afspreken. Nietsvermoedend werd aangever toen met verdachte geconfronteerd die hem bedreigde met een mes en hem dwong zijn ringen af te doen. Ook nam verdachte toen een ketting, een oorbel, een telefoon en 700 euro van aangever af. Verdachte dwong vervolgens aangever om samen met [naam medeverdachte 5] en [naam medeverdachte 4] in een auto te stappen en mee te gaan naar de woning van verdachte en diens vriendin en daar de nacht door te brengen. In de woning van verdachte was een grote hond aanwezig en medeverdachte [naam medeverdachte 4] bleef ook in die woning overnachten. ’s Ochtends werd aangever gedwongen weer met verdachte en [naam medeverdachte 4] in de auto plaats te nemen en naar zijn advocaat te rijden om daar geld te halen.
Verdachte instrueerde aangever over wat hij tegen zijn advocaat wel of niet moest zeggen en verbood hem alleen met de advocaat te spreken. De woorden “hij gaat mee, ik ben [naam verdachte]” die verdachte als antwoord gaf op de vraag van de advocaat wat er aan de hand was, geven weer dat verdachte, en niemand anders dan verdachte, de baas was. Het bezoek aan de raadsman resulteerde er niet in dat [naam verdachte] geld kreeg. Aangever zag vervolgens geen andere uitweg dan om voor te stellen naar een pastoor in Hoensbroek te gaan om daar geld te halen, die hen zei om 13.00 uur terug te komen. Daarna is [naam medeverdachte 2] opgehaald. Verdachte, [naam medeverdachte 4], [naam medeverdachte 2] en aangever zijn terug gegaan naar de [B.straat] in Kerkrade. Daarna is [naam medeverdachte 4] weggegaan.
Medeverdachten [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 2] werden vervolgens ingezet door verdachte. Aangever dacht van verdachte verlost te zijn toen de pastoor het afgesproken bedrag aan verdachte overhandigde. Verdachte gaf vervolgens aan dat ze een broodje gingen eten en zei hoe [naam medeverdachte 3] moest rijden.
In plaats van een broodje te gaan eten, kwamen ze echter in België op een parkeerplaats bij een bos terecht.
Verdachte zette in de auto een mes op de keel van aangever en gebood hem zijn schoenen en sokken uit te doen. Vervolgens moest iedereen uit de auto stappen en moest aangever het bos in lopen. In het bos moest aangever zich van verdachte helemaal uitkleden en geheel naakt op zijn knieën voor hem gaan zitten. [naam medeverdachte 3] werd bevolen het gebeuren te filmen. Verdachte stond toen achter aangever met het mes in de hand en sneed de haren van aangever af. Aangever heeft op dat moment doodsangsten uit gestaan en ook medeverdachte [naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat het hem slecht werd.
Verdachte heeft zich strafbaar gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Aangever heeft daarbij doodsangsten uitgestaan. Maar ook medeverdachten hebben zich onprettig en angstig gevoeld bij het vervullen van de rollen die hen door verdachte werden toegedicht, zo blijkt uit hun verklaringen.
De feiten zoals die zijn gebeurd, hebben nog steeds impact op het slachtoffer.
Verdachte heeft aangegeven door het plegen van bovengenoemde feiten zijn financiële geschil te willen regelen. Het behoeft geen betoog dat dit niet de manier is om een dergelijk geschil op te lossen. Daarnaast heeft verdachte andere mensen, die deels niet wisten wat er speelde, meegesleurd in zijn handelwijze. De rechtbank neemt verdachte zijn handelwijze dan ook zeer kwalijk.
Naar het oordeel van de rechtbank kan ten aanzien van dergelijke feiten niet volstaan worden met een andere straf dan een deels onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf. De rechtbank acht de door de officier van justitie gevorderde straf passend. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met het strafblad van verdachte en de toepassing van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Het voorwaardelijke deel van de gevangenisstraf dient ter voorkoming dat verdachte in de toekomst weer strafbare feiten zal plegen. De rechtbank zal als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht opleggen, omdat zij ter voorkoming van recidive het van belang acht dat verdachte de ingezette trainingen voortzet.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting heeft de officier van justitie verdachte erop aangesproken dat hij geen contact mag opnemen met de aangever en de medeverdachten in deze zaak. Verdachte heeft ter zitting toegezegd dat hij dit niet zou doen.
Uit het dossier blijkt dat verdachte ten aanzien van de feiten een sterk sturende rol heeft gehad. Verder lijken de strafbare feiten te zijn gepleegd omdat verdachte verhaal wilde halen bij aangever, die hem eerder in een strafzaak zou hebben verlinkt, en omdat verdachte nog een financieel geschil had met aangever in verband met een eerdere veroordeling van beiden.
Gelet op bovenstaande acht de rechtbank het ter voorkoming van herhaling van feiten als de bewezenverklaarde, aangewezen om als bijzondere voorwaarde verdachte te gelasten dat hij zich – op welke wijze dan ook – onthoudt van contacten met het slachtoffer [naam slachtoffer] en de medeverdachten in deze zaak, te weten [naam medeverdachte 4], [naam medeverdachte 2], [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 5]. Dat betekent dat verdachte ook niet via andere personen (bijvoorbeeld via zijn vrienden of familie) contact mag hebben met genoemde personen of hun vrienden of familie.
6 De vordering tot tenuitvoerlegging
Ter terechtzitting is gelijktijdig behandeld de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging alsnog van een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk, aan de verdachte opgelegd bij onherroepelijk vonnis van de politierechter in deze rechtbank d.d. 11 november 2008, gewezen onder parketnummer 03/700620-08. De vordering voldoet aan de bij de wet gestelde eisen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de verdachte door hetgeen thans bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden.
De rechtbank acht de gevorderde tenuitvoerlegging dan ook toewijsbaar. De rechtbank acht echter termen aanwezig in plaats daarvan een taakstraf op te leggen voor de duur van 60 uur.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 4.046, 95 terzake van feit 1, 2 en 3. Hiervan is een bedrag van € 1.194,95 terzake materiële schade en een bedrag van € 2.752,00 terzake immateriële schade.
De officier van justitie heeft gevorderd wat betreft de materiële kosten de telefoon toe te wijzen en ten aanzien van de immateriële schade een voorschot van € 2.000,00 en daarbij de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsman heeft aangevoerd dat het bedrag ten aanzien van het afnemen van de telefoon is toe te wijzen en heeft aangegeven het voorstel van de officier van justitie om een voorschot van € 2.000,00 ter zake van immateriële schade toe te wijzen redelijk en billijk te vinden.
De rechtbank is van oordeel dat met betrekking tot de materiële schade de telefoon voor vergoeding in aanmerking komt. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat ook het weggenomen geldbedrag van € 1.100,00 voor vergoeding in aanmerking komt nu het wegnemen van dit bedrag zo verweven is aan de wederrechtelijke vrijheidsbeneming dat deze schade rechtstreeks voortvloeit uit het onder feit 2 ten laste gelegde. Wat er ook zij van een civielrechtelijke vordering van verdachte op aangever, het geldbedrag is wederrechtelijjk verkregen, en komt derhalve voor vergoeding in aanmerking. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden, zodat de vordering tot het bedrag van € 1.194,00 aan materiële schade zal worden toegewezen.
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat de immateriële schade, tot heden naar redelijkheid en billijkheid te begroten op € 2.000,00, kan worden toegewezen. Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de verdachte ter zake van de hiervoor onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezen verklaarde strafbare feiten zal worden veroordeeld en hij naar burgerlijk recht jegens het slachtoffer
[naam slachtoffer], zijnde de hiervoor genoemde benadeelde partij, aansprakelijk is voor de schade die door die strafbare feiten is toegebracht, heeft de rechtbank tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel besloten.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 24c, 36f, 47, 57, 63, 282, 285, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 9 maanden voorwaardelijk;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaar schuldig maakt aan een strafbaar feit of het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt of omdat de veroordeelde geen medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, of omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich – op welke wijze dan ook – onthoudt van contacten met het slachtoffer [naam slachtoffer] en de medeverdachten in deze zaak, te weten [naam medeverdachte 4], [naam medeverdachte 2], [naam medeverdachte 3] en [naam medeverdachte 5];
- stelt bovendien als bijzondere voorwaarde dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering, ook indien dit inhoudt dat verdachte de ingezette trainingen dient voort te zetten;
- draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [naam slachtoffer], gemachtigde mr. R.J.H. Corten, Engelenkampstraat 76, 6131 JJ Sittard van € 3.194,95, waarvan
€ 1.194,95 terzake materiële schade en € 2.000,00 ter zake immateriële schade en
vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 21 oktober 2010 tot aan de dag der
algehele voldoening;
- verklaart de benadeelde partij voor het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij, tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot op heden begroot op € 100,00 ter zake rechtsbijstand;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[naam slachtoffer], € 3.194,95 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 41 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2010;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
vordering tenuitvoerlegging
- gelast dat de voorwaardelijke straf die bij vonnis d.d. 11 november 2008 in de zaak onder parketnummer 03/700620-08 ten uitvoer zal worden gelegd;
- bepaalt dat deze ten uitvoer te leggen gevangenisstraf wordt vervangen door een werkstraf van 60 uren;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 30 dagen;
Dit vonnis is gewezen door mr. G. P.C. Dijkshoorn-Sleebe, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en
mr. F.A.G.M. Vluggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A.J. Koonen, griffier,
en is uitgesproken ter openbare zitting op 18 juli 2012.
Buiten staat
mr. F.A.G.M. Vluggen is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 oktober 2010 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [naam slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte vaneen ketting en/of een oorbel en/of een telefoon en/of 700 EURO en/of een of meer ringen, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
die [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededaders dreigend een mes aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of stekende bewegingen met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gemaakt
en/of
hij op of omstreeks 21 oktober 2010 in de gemeente Brunssum tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een ketting en/of een oorbel en/of een telefoon en/of 700 EURO en/of een of meer ringen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [naam slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededaders dreigend een mes aan die [naam slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of stekende bewegingen met dat mes in de richting van die [naam slachtoffer] heeft/hebben gemaakt;
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2010 in de gemeente Brunssum en/of in de gemeente Heerlen, in elk geval in het arrondissement Maastricht en/of in België tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [naam slachtoffer] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s) met dat opzet die [naam slachtoffer]
- gedwongen plaats te nemen in een auto en te gaan naar een
woning gelegen aan de [Bl.straat] en/of aan de [B.straat] en/of
(vervolgens)
- gedwongen de nacht door te brengen in die woning en/of
(vervolgens)
- gedwongen plaats te nemen in een auto en te gaan naar het
kantoor van de advocaat van die [naam slachtoffer] te Sittard en/of (vervolgens)
- gedwongen plaats te nemen in een auto en te gaan naar de
pastoor van die [naam slachtoffer] in Hoensbroek en/of (vervolgens)
- gedwongen plaats te nemen in een auto en/of te gaan naar de
bovengenoemde woning en/of (vervolgens)
- gedwongen in die woning te verblijven en/of (vervolgens)
- gedwongen plaats te nemen in een auto en (wederom) te gaan
naar de pastoor van die [naam slachtoffer] en/of (vervolgens)
- gedwongen om plaats te nemen in een auto en te gaan naar België;
3.
hij op of omstreeks 21 oktober 2010 in België, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [naam slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend een mes op de keel van die [naam slachtoffer] gezet, althans, dreigend een mes aan die [naam slachtoffer] getoond en/of (vervolgens) tegen die [naam slachtoffer] gezegd dat hij het bos
in moest lopen en/of (vervolgens) tegen die [naam slachtoffer] gezegd dat hij zijn kleren uit moest doen en/of (vervolgens) tegen die [naam slachtoffer] gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en/of (vervolgens) (een deel van) de haren van die [naam slachtoffer] afgesneden.