parketnummer: 03/700008-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 23 juli 2012
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats en geboortedatum],
wonende te [woonadres],
thans gedetineerd in het Penitentiair Psychiatrisch Centrum te Maastricht.
Raadsvrouw is mr. C.H.C. Hocks, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 9 juli 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte brand heeft gesticht in een garagebox in een appartementencomplex waardoor gevaar voor personen en goederen is ontstaan.
3 De beoordeling van het bewijs
3.1 Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging, acht de rechtbank beide feiten wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 9 juli 2012;
- de aangifte van [naam aangever] namens [naam woningstichting;
- Het proces-verbaal van bevindingen ten aanzien van het ter plaatse komen van de brandweer;
- het proces-verbaal van sporenonderzoek.
3.2 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 5 januari 2012 in de gemeente Stein opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf (gekentekend [kenteken 1]) welke zich bevond in een garagebox gelegen onder een appartementencomplex aan de B-straat, immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker een deken in brand gestoken ten gevolge waarvan die personenauto (gekentekend [kenteken 1]) en een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf (gekentekend [kenteken 2]) en zich in die garagebox bevindende goederen en die garagebox geheel of gedeeltelijk zijn verbrand, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die personenauto's, die goederen, die garagebox, dat appartementencomplex en de zich in dat appartementencomplex bevindende inboedel en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in dat appartementencomplex bevindende personen te duchten was.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4 De strafbaarheid
4.1 De strafbaarheid van de feiten
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is
4.2 De strafbaarheid van verdachte
Over verdachte is gerapporteerd door de deskundigen drs. C. Clarijs, klinisch psycholoog en drs. J.L.M. Dinjens, psychiater.
Clarijs komt in zijn psychologische rapportage tot de conclusie dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis, te classificeren als schizofrenie, paranoïde vorm. Daarnaast is er sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van zwakbegaafdheid. De psycholoog beschrijft dat betrokkene vanaf de dag voor het ten laste gelegde paranoïd psychotisch was en in zijn auto sliep. Hij kon de slaap niet vatten en raakte sterk gedemoraliseerd vanwege een ontbrekend toekomstperspectief en ervaren gebrek aan steun. Derhalve kon hij geen weerstand meer bieden aan een stem die hem de opdracht gaf de deken in zijn auto in brand te steken. Het ten laste gelegde vloeide voort uit zijn paranoïde psychose. Onderzoeker adviseert verdachte ten tijde van het ten laste gelegde als ontoerekeningsvatbaar te beoordelen.
Dinjens komt in zijn psychiatrische rapportage tot de conclusie dat verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis, diagnostisch te omschrijven als schizofrenie van het paranoïde type. Tevens is er sprake van een angststoornis niet anderszins omschreven. De psychiater beschrijft dat verdachte vlak vóór het ten laste gelegde niet kon slapen en piekerde over alles wat hij kwijt was geraakt. Hij voelde zich in de steek gelaten en dacht dat er een complot tegen hem gaande was. Hij had veel last van stemmen die zeiden dat hij dood moest en dat hij zijn deken in brand moest steken. Verdachte kon geen weerstand bieden aan deze stemmen en heeft uiteindelijk gedaan wat ze zeiden. Er is volgens de psychiater een rechtstreeks en causaal verband tussen het psychotische toestandsbeeld en het delict. De psychiater adviseert om verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde ontoerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank begrijpt de adviezen van de beide deskundigen en de argumenten die tot die adviezen hebben geleid. Zij komt op grond van deze rapporten tot de conclusie dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar is. Hij zal dan ook worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5 De maatregel
Bij de bepaling van de op te leggen maatregel is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft, verkerend in een psychose waarbij stemmen hem opriepen dat hij dood moest en dat hij brand moest stichten, in een garagebox onderin een appartementencomplex brand gesticht waarbij twee auto’s zijn uitgebrand en daarnaast een aantal goederen in die garage verloren is gegaan. De garagebox is geheel uitgebrand en ook het appartement boven de garage heeft schade opgelopen. Door tijdig ingrijpen van de hulpdiensten zijn er gelukkig geen slachtoffers gevallen, ondanks de aanwezigheid van bewoners in het appartementencomplex en het middernachtelijke tijdstip van de brand. Verdachte heeft zich kort na de brandstichting verwijderd uit de buurt van het appartementencomplex zonder iemand te waarschuwen. Naar eigen zeggen heeft hij nagelaten de hulpdiensten in te schakelen, omdat hij bij het weglopen van het appartementencomplex iemand heeft zien lopen van wie hij aannam dat deze de brandweer zou bellen en omdat hij kort daarna de brandweer al aan heeft zien komen rijden.
De bewezenverklaarde feiten kunnen de verdachte niet worden toegerekend en zowel de officier van justitie als de verdediging hebben de rechtbank in overweging gegeven de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis op te leggen. Ook de verdachte heeft te kennen gegeven dit te willen, zolang hij maar geholpen wordt.
Uit de in deze zaak opgemaakte gedragskundige rapporten valt, met het oog op beantwoording van de vraag of een dergelijke maatregel aangewezen is, het volgende af te leiden.
Clarijs beschijft dat de bij verdachte gediagnosticeerde schizofrenie gezien kan worden als een chronische stoornis die, indien onbehandeld, zal blijven bestaan waardoor betrokkenes stressniveau automatisch hoog zal blijven en dit zal resulteren in een verhoogd risico voor recidivesituaties. Daarnaast acht de psycholoog de leefomstandigheden van verdachte benard: geen vaste woonplaats, geen werk en een zeer beperkt sociaal netwerk, hetgeen het stressniveau automatisch verhoogt. Dat heeft ook een negatieve uitwerking op de paranoïdie. De psycholoog adviseert om verdachte op te laten nemen op een afdeling van een psychiatrisch ziekenhuis. Daar kan de psychose worden behandeld, gevolgd door een gericht resocialisatieprogramma met aandacht voor woonmogelijkheden en dagbesteding.
De psychiater brengt in zijn rapport naar voren dat er een rechtstreeks causaal verband bestaat tussen de psychotische stoornis en het delict. Verdachte is vóór het delict niet eerder voor zijn psychiatrische problematiek behandeld. Er is nu al een duidelijke verbetering van zijn functioneren als gevolg van de (rust van) de detentiesituatie en de inname van antipsychotische medicatie. Het valt volgens de psychiater te verwachten dat het recidiverisico verder afneemt als de psychose adequaat wordt behandeld. Tevens dient er aandacht te zijn voor het monitoren van drugsgebruik. De psychiater adviseert om verdachte te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar. Een dergelijke behandeling dient bij voorkeur plaats te vinden in een Forensich Psychiatrische Kliniek in de eigen regio. Inname en medicatietrouw van antipsychotische medicatie is hierbij van essentieel belang. Verdachte dient voorts te worden begeleid in alle noodzakelijke vervolgstappen ten aanzien van preventie en terugval, de verslavingsproblematiek in het bijzonder, aldus de psychiater.
De rechtbank is op grond van de inhoud van deze rapporten, het beeld dat de rechtbank naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting van de verdachte heeft gekregen en de ernst van de bewzenverklaarde feiten, van oordeel dat de veiligheid van verdachte zelf, anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis eist.
De rechtbank zal dan ook overgaan tot het opleggen van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar.
6 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam benadeelde partij] vordert een schadevergoeding van € 9.000,00 terzake van de bewezenverklaarde feiten.
De officier van justitie heeft gevorderd naar redelijkheid en billijkheid een voorschotbedrag toe te kennen ondanks dat de benadeelde partij de hoogte van de schade niet heeft onderbouwd.
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard omdat het niet zijn schade betreft maar schade van zijn vrouw.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit om de vordering in aanzienlijke mate te matigen aangezien de hoogte van de schade niet is onderbouwd. Zij acht in dat geval € 200,00 toewijsbaar.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aangifte van [naam benadeelde partij] voldoende blijkt dat de uitgebrande auto aan de benadeelde partij toebehoort. Dat de auto verloren is gegaan door onrechtmatig handelen van verdachte staat naar oordeel van de rechtbank ook vast. Verdachte is voor die schade in civielrechtelijke zin aansprakelijk.
Bij het vaststellen van de hoogte van de schade is de rechtbank naar burgerlijk recht gehouden aan hetgeen procespartijen naar voren hebben gebracht en hetgeen overigens redelijk en billijk is te achten. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij de hoogte van de door hem geleden schade niet heeft onderbouwd, terwijl hij daarvoor in het kader van onderhavige procedure wel de gelegenheid toe had. Nu de hoogte van de vordering door de wederpartij wordt betwist, zal de rechtbank bij voormeld gebrek aan onderbouwing van de vordering door de benadeelde partij, de schade schatten op hetgeen redelijk en billijk is te achten. Daarvoor heeft de rechtbank openbare bronnen geraadpleegd en is op grond daarvan tot de conclusie gekomen dat een auto zoals die bij de brand verloren is gegaan gemiddeld € 1.000,00 waard is.
De vordering wordt dan ook tot dat bedrag toegewezen. Het meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Gelet op het feit dat de verdachte is ontslagen van rechtsvervolging zal de schadevergoedingsmaatregel niet worden opgelegd.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 37 en 157 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 3.2 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4.1 is omschreven;
- ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis;
Benadeelde partij
- veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam en adres benadeelde partij], te betalen een bedrag van EUR 1.000,00 (duizend euro);
- wijst de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] voor het overige af;
- bepaalt dat verdachte en de benadeelde partij ieder de eigen kosten draagt, tot heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.S. Holthuis, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en mr. R. Robroek, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.P.E. Mullers, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 23 juli 2012.
Buiten staat
Mr. R. Robroek is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 05 januari 2012 in de gemeente Stein, opzettelijk brand heeft gesticht in een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf (gekentekend [kenteken 1]) welke zich bevond in een garagebox, gelegen onder een appartementencomplex aan de B-straat,
immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk met een aansteker een deken en/of een doos in brand gestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met een deken en/of een doos, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die personenauto (gekentekend [kenteken 1]) en/of een personenauto van het merk Volkswagen, type Golf (gekentekend [kenteken 2]) en/of een of meer zich in die garagebox bevindende goederen en/of
die garagebox geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor die personenauto('s), die/dat goed(eren), die garagebox, dat appartementencomplex en/of de zich in dat appartementencomplex bevindende inboedel,
in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de zich in dat appartementencomplex bevindende personen, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was