ECLI:NL:RBMAA:2012:BX5461

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
172645 / KG ZA 12-265
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.W. Huinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op de persoonlijke levenssfeer in kort geding met betrekking tot vertrouwelijke gegevens

In deze zaak, die op 14 augustus 2012 door de Rechtbank Maastricht werd behandeld, hebben eisers sub 1 en sub 2 een kort geding aangespannen tegen gedaagde, waarbij zij vorderden dat gedaagde zou worden verboden inbreuk te maken op hun persoonlijke levenssfeer. De eisers, die in een jongenspensionaat verbleven, stelden dat gedaagde vertrouwelijke gegevens, waaronder medische informatie, aan derden had verstrekt, ondanks hun verzoek om deze informatie vertrouwelijk te houden. De procedure begon met een dagvaarding op 28 juni 2012, gevolgd door verschillende schriftelijke stukken en een mondelinge behandeling. De voorzieningenrechter overwoog dat openbaarheid de norm is bij de behandeling van kort gedingen, maar dat er uitzonderingen mogelijk zijn ter bescherming van de persoonlijke levenssfeer. De rechter wees het verzoek van eisers om de behandeling achter gesloten deuren te laten plaatsvinden af, maar gaf aan dat vertrouwelijke informatie schriftelijk kan worden overgelegd zonder deze mondeling te onthullen. De rechter concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat gedaagde na de brief van het Meldpunt op 4 april 2012 inbreuk had gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van eisers. De vorderingen van eisers werden afgewezen, met uitzondering van een gebod aan gedaagde om een rapport te corrigeren en terug te nemen, dat onterecht informatie over eiser sub 2 bevatte. De proceskosten werden verdeeld tussen de partijen, waarbij eiser sub 1 in de kosten van gedaagde werd veroordeeld en gedaagde in de kosten van eiser sub 2.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MAASTRICHT
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 172645 / KG ZA 12-265
Vonnis in kort geding van 14 augustus 2012
in de zaak van
1. [eiser 1],
wonende te [woonplaats], eiser sub 1,
advocaat mr. S.S. van Gijn te Amsterdam,
2. [eiser 2],
wonende te [woonplaats], eiser sub 2,
advocaat mr. T.W.H.M. Weller te Eindhoven,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats], gedaagde,
advocaten mr. G. van Atten en mr. G.J. van Oosten te Amsterdam.
1. De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 28 juni 2012, met producties,
- het verzoek van eisers van 6 juli 2012, ex artikel 27 lid 1, tweede zinsdeel, en sub c,
tweede zinsdeel, Rv,
- de conclusie van antwoord in het incident van 17 juli 2012,
- een brief van mr. van Atten, namens gedaagde, van 18 juli 2012, met producties,
- een schrijven van 19 juli 2012, inhoudende de onttrekking in deze zaak van
een bij dagvaarding genoemde derde eisende partij,
- een schrijven van mr. Weller voornoemd van 31 juli 2012, met producties,
- een schrijven namens mr. Van Gijn voornoemd van 1 augustus 2012, met producties,
- de mondelinge behandeling van het verzoek achter gesloten deuren,
- de schorsing van de mondelinge behandeling, waarbij (in het incident) vonnis is bepaald.
Het incident
2. De beoordeling in het incident
2.1.1. Het verzoek van eisers om de gesloten behandeling van deze zaak te bevelen is gelegen in de persoonlijke levenssfeer van eisers, welke - naar de stelling van eisers - gelet op de bijzonderde omstandigheden een dergelijke behandeling vereist.
2.1.2. Eisers stellen - samengevat - dat uit de gedingstukken blijkt dat vertrouwelijke gegevens van eisers, waaronder medische gegevens, door gedaagde aan derden ter hand zijn gesteld, dan wel dreigen te worden gesteld, alsmede dat dit ook na het uitbrengen van de dagvaarding nog gebeurt. Eisers vrezen dat bij een openbare behandeling van hun vorderingen jegens gedaagde in kort geding, vertrouwelijke gegevens van eisers betreffende hun persoonlijke levenssfeer verder op straat komen te liggen. In het bijzonder is gesteld dat de persoonlijke gegevens in het rapport van Van Koppen op de pagina’s zeven tot en met twaalf bovenaan niet over en weer bij eisers bekend zijn geworden. Dit terwijl dit rapport wel integraal door gedaagde in beide klachtprocedures is ingebracht.
2.2. Gedaagde voert - samengevat - aan dat als uitgangspunt dient te gelden dat de behandeling ter terechtzitting in het openbaar dient te geschieden. De belangen dienen tegen elkaar te worden afgewogen. De zaak is openbaar geworden niet omdat gedaagde de openbaarheid heeft opgezocht, maar door het feit dat aan het Bisdom is gevraagd, naar aanleiding van de ingediende klachten van eisers, gedaagde op non-actief te stellen. Gedaagde heeft het recht om zich in het openbaar te verdedigen. Zijns inziens is van geen zwaarwichtig belang van eisers gebleken om van dit beginsel af te wijken. Door gedaagde is gesteld dat bij de behandeling van het kort geding het niet nodig is om vertrouwelijke gegevens uit te spreken. Daarom heeft gedaagde ook op voorhand zijn standpunt bij conclusie van antwoord in het geding gebracht. Er zijn geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die rechtvaardigen de zaak anders te behandelen dan in het openbaar.
2.3.1. De voorzieningenrechter overweegt ter zake navolgende.
Openbaarheid is uitgangspunt bij de behandeling van vorderingen ter terechtzitting, in deze in kort geding.
De rechter kan om reden van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer gehele of gedeeltelijke behandeling met gesloten deuren bevelen.
2.3.2. Blijkens de dagvaarding in kort geding wordt door eisers een verbod gevraagd inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van eisers, alsmede wordt een gebod gevraagd het rapport van Van Koppen van 1 juni 2012 (productie 7 bij dagvaarding) in te trekken en alle daarvan aan derden verstrekte kopieën terug te vorderen.
2.3.3. Gelet op de aard van deze vorderingen en gehoord de gegeven toelichting bij het verzoek om behandeling met gesloten deuren is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet aannemelijk geworden dat de toelichting tijdens het kort geding zodanig moet gebeuren dat daarbij expliciet de persoonlijke levenssfeer van eisers betreffende onderwerpen mondeling worden uitgemeten.
2.3.4. Schriftelijk vastgelegde, de persoonlijke levenssfeer van eisers betreffende stukken kunnen ook tijdens een openbare terechtzitting worden overgelegd zonder dat mondeling expliciet de persoonlijke gegevens worden geopenbaard. Volstaan kan worden te wijzen op de passages die van belang worden geacht. Van de procesdeelnemers mag worden verwacht dat zij met deze stukken op prudente wijze zullen omgaan.
2.3.5. In afwachting van het vonnis in kort geding mag in dit verband van gedaagde worden verwacht dat hij per omgaande aan de Klachtencommissie doet toekomen, ten behoeve van de respectievelijke klachtprocedures van eisers, een versie van het rapport van prof. Van Koppen, waarin de informatie op de pagina’s zeven tot en met twaalf bovenaan worden vervangen door pagina’s waarin alleen de informatie te lezen valt die betrekking heeft op de indiener van de klachtprocedure die het betreft.
2.3.6. Geoordeeld wordt daarom dat niet anders moet worden gehandeld dan het uitgangspunt in een (kort geding) procedure, namelijk dat deze in het openbaar wordt gevoerd.
2.3.7. Gelet op het vorenoverwogene wordt het verzoek van eisers om de terechtzitting in het kort geding met toepassing van artikel 27 lid 1, tweede zinsdeel, en sub c, tweede zinsdeel, Rv achter gesloten deuren te laten plaatsvinden, afgewezen.
3. De beslissing in het incident
De voorzieningenrechter:
3.1. wijst het verzoek van af,
3.2. bepaalt dat de mondelinge behandeling van het kort geding heden in een openbare terechtzitting zal plaatsvinden.
Aldus mondeling gegeven op 6 augustus 2012 en schriftelijk vastgelegd in dit vonnis.
De hoofdzaak
4. Het verdere verloop van de procedure
4.1. Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- de conclusie van antwoord in de hoofdzaak,
- de mondelinge behandeling van het kort geding tijdens de openbare terechtzitting,
- de pleitnota van eisers,
- de pleitnota van gedaagde.
Ten slotte is vonnis bepaald.
5. De feiten
5.1. Eiser sub 1 heeft in de periode 1966 - 1971 in het jongenspensionaat Maria der Engelen in Bleijerheide (verder: het pensionaat) verbleven. Eiser sub 2 heeft aldaar in de periode 1968 - 1972 verbleven. Gedaagde heeft als broeder van de kloosterorde in die periode werkzaamheden verricht op het pensionaat.
5.2. Op 28 oktober 2011 heeft eiser sub 2 bij het Meldpunt Seksueel Misbruik RKK te Utrecht, terzake van seksueel misbruik een formulier “Toestemming gebruik melding / klacht als steunbewijs” ingediend (productie 3 bij conclusie van antwoord).
5.3. Het Meldpunt Seksueel Misbruik RKK (verder: het Meldpunt) is een instelling waar een ieder die meent dat hij slachtoffer is van seksueel misbruik in een kerkelijke instelling van de RK Kerk in Nederland zich kan melden. Het Meldpunt neemt kennis van meldingen en verwijst de melder - indien deze dat wil - naar een vertrouwenspersoon of naar een juridisch adviseur. De vertrouwenspersoon kan behulpzaam zijn bij het bepalen van een antwoord op de vraag of men hulp wenst, of dat men de klachtenprocedure in wil gaan. De juridisch adviseur is behulpzaam bij het indienen van een klacht.
5.4. Op 10 januari 2012 heeft eiser sub 1 bij het Meldpunt een klaagschrift tegen gedaagde ingediend. Eiser sub 2 heeft op 12 januari 2012 een klaagschrift tegen gedaagde ingediend. Het Klachtencollege Seksueel Misbruik in de RK-Kerk (verder: de Klachtencommissie) van het Meldpunt behandelt de klaagschriften in een gesloten procedure.
5.5. Mr. Gijn heeft op 31 januari 2012 namens eiser sub 1 een brief aan het Bisdom Roermond gezonden, waarin zij diens klacht noemt en verzoekt gedaagde op non-actief te stellen (productie 4 bij conclusie van antwoord).
De bisschop van het Bisdom Roermond heeft bij decreet van 15 februari 2012 gedaagde op non-actief gesteld (productie 5 bij conclusie van antwoord).
5.6. Op 28 februari 2012 heeft in het Noord Hollands Dagblad een interview met eiser sub 1, geanonimiseerd aangeduid als de Langedijker, gestaan, waarin hij gedaagde bij zijn bijnaam ([naam]) en broedernaam ([naam]) noemt (productie 3 bij de conclusie van antwoord in het incident).
5.7. De heer [naam], voormalig psycholoog, heeft op verzoek van gedaagde als bemiddelaar eiser sub 2 op 19 maart 2012 (productie 1 bij dagvaarding) schriftelijk uitgenodigd voor een gesprek met gedaagde. [naam] heeft van gedaagde inzage gekregen in de klaagschriften van eisers.
Blijkens de brief van 27 maart 2012 aan mr. Weller heeft [naam] eiser sub 1 eveneens uitgenodigd voor een dergelijke gesprek (productie 7 bij verweerschrift bij producties zijdens gedaagde van 18 juli 2012).
5.8. Op verzoek van gedaagde heeft de heer [naam] op 28 maart 2012 oud-leerlingen van het pensionaat bij e-mailbericht met als bijlage een retourformulier aangeschreven (productie 2 bij dagvaarding). In het e-mailbericht wordt - kort samengevat - ingegaan op het pensionaat en de persoon van gedaagde. Eisers worden in het e-mailbericht bij naam, geboortedatum en periode van verblijf in het pensionaat genoemd.
5.9. In maart 2012 heeft gedaagde prof. dr. P.J. van Koppen (verder: Van Koppen) verzocht aan hem te rapporteren over de door eisers jegens hem ingediende klachten. Van Koppen is bijgestaan door drs. A. de Zutter en drs. R. Nieuwkamp. Van Koppen heeft ten behoeve van zijn rapportage, gedateerd 1 juni 2012, in maart, april en mei 2012 stukken van gedaagde ontvangen.
5.10. Het Meldpunt heeft bij brief van 2 april 2012 de heer [naam] verzocht niet rechtstreeks, maar via de griffie van de Klachtencommissie, in contact te treden met de personen die een klacht hebben ingediend tegen gedaagde. Een afschrift van de brief is aan de raadslieden van partijen gezonden (productie 3 bij dagvaarding).
Gedaagde en de heer [naam] hebben op 4 april 2012 een brief van het Meldpunt ontvangen met het verzoek de persoonlijke levenssfeer van klagers te respecteren en hun namen niet openbaar te maken (productie 5 respectievelijk 4 bij dagvaarding).
5.11. Op 10 april 2012 heeft in het dagblad De Limburger een interview met gedaagde gestaan (productie 4 bij conclusie van antwoord in het incident).
5.12. Op 13 mei 2012 heeft gedaagde bij de Klachtencommissie, inzake de klaagschriften van eisers, in iedere klachtzaak een gelijkluidend verweerschrift met producties ingediend (productie zijdens gedaagde van 18 juli 2012).
5.13. Op 1 juni 2012 heeft Van Koppen één rapport (productie 7 bij dagvaarding) uitgebracht betreffende de door eisers jegens gedaagde ingediende klachten. Het rapport is door gedaagde ingebracht in voornoemde gesloten procedures bij de Klachtencommissie, als bijlage bij diens verweerschrift.
5.14. Mr. Gijn heeft op 19 juli 2012 van de redactie van het televisieprogramma Nieuwsuur een e-mailbericht ontvangen, betreffende het klaagschrift van eiser sub 1 (productie 2 bij producties van 1 augustus 2012).
5.15. Gedaagde is geïnterviewd door Nieuwsuur, welk interview op 4 augustus 2012 op “Nederland 1” is uitgezonden.
6. Het geschil
6.1.1. Eisers stellen - kort samengevat - dat gedaagde vertrouwelijke gegevens van eisers, waaronder medische gegevens en gegevens betreffende de persoonlijke levenssfeer van eisers, aan derden ter hand heeft gesteld, en dat hij, ondanks de brief van het Meldpunt van
4 april 2012 en het uitdrukkelijke verzoek van eisers om hun persoonlijke levenssfeer te respecteren, persoonlijke gegevens van eisers aan derden is blijven verstrekken.
6.1.2. Gelet hierop hebben zij een spoedeisend belang bij de gevorderde voorzieningen. Eiser sub 1 heeft op 1 augustus 2012 een deel van een hem betreffende op 22 juli 2012 uitgebrachte psychiatrische rapportage in het geding gebracht (productie 1 bij producties van 1 augustus 2012). Gelet op zijn gezondheidstoestand heeft hij mede gelet hierop een spoedeisend belang bij toewijzing van de gevorderde voorzieningen.
6.1.3. Eisers vorderen, bij vonnis in kort geding, uitvoerbaar bij voorraad, dat de voorzieningenrechter:
I. gedaagde zal verbieden zelf of door een derde of vertegenwoordiger inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van eisers, op straffe van een dwangsom van
€ 10.000,00 per inbreuk op het desbetreffende persoonlijkheidsrecht van eiser sub 1 of eiser sub 2;
II. gedaagde zal gebieden het rapport van Van Koppen van 1 juni 2012 met kenmerk [gedaagde] bij de procedure van het Meldpunt Seksueel Misbruik RKK in te trekken en alle exemplaren aan de advocaten van eisers af te geven, zonder behoud van enig kopie in welke vorm (digitaal) dan ook en alle andere aan derden verstrekte kopiëen terug te vorderen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,00 per keer dat een exemplaar van dit rapport waar dan ook wordt aangetroffen;
III. gedaagde veroordeelt in de kosten van deze procedure.
6.2. Gedaagde voert verweer, waarop hierna, voor zover relevant, nader zal worden ingegaan.
7. De beoordeling
7.1.1. Het meest ver strekkende verweer van gedaagde is dat eisers niet in hun vorderingen kunnen worden ontvangen, nu zij elk afzonderlijk een procedure aanhangig hebben gemaakt bij de Klachtencommissie. De vorderingen van eisers in kort geding betreffen het verweer van gedaagde in die procedures, alsmede het door hem bij de Klachtencommissie ingediende rapport van 1 juni 2012. Indien eisers zich niet kunnen vinden in dat rapport en het verweer van gedaagde, respectievelijk de wijze waarop gedaagde dienaangaande de openbaarheid heeft gezocht, moeten eisers daartegen bezwaar maken bij de Klachtencommissie die hun klaagschriften behandeld.
7.1.2. De voorzieningenrechter overweegt dat thans niet ter beoordeling voorligt de klaagschriften van eisers en het verweer daarop van gedaagde, maar de gestelde voortdurende inbreuk van gedaagde op de persoonlijke levenssfeer van eisers door het ter beschikking stellen van persoonlijke gegevens van eisers aan derden, zonder dat daarvoor toestemming is gegeven. Eisers kunnen daarom in de door hen gevorderde voorzieningen in kort geding, op grond van het gestelde onrechtmatig handelen van gedaagde, worden ontvangen.
7.2. Het spoedeisend belang van eisers volgt uit de aard van de gevorderde voorzieningen.
7.3.1. Ten aanzien van het onder I gevorderde overweegt de voorzieningenrechter dat, hoewel eisers de vordering algemeen hebben geformuleerd: “gedaagde zal verbieden zelf of door een derde of vertegenwoordiger inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van eisers”, zij in het lichaam van de dagvaarding voldoende elementen hebben geformuleerd inzake de gestelde inbreuk.
De onrechtmatige daad van gedaagde is naar de stelling van eisers gelegen in het verstrekken van, de persoonlijke levenssfeer van eisers betreffende, gegevens aan derden, meer in het bijzonder aan [naam], [naam] (oud-leerlingen), Van Koppen en diens medewerkers, andere klagers en Nieuwsuur.
7.3.2. Eisers hebben aangetoond dat gedaagde aan [naam] inzage heeft gegeven in hun klaagschriften en dat gedaagde via een e-mailbericht van [naam] de namen van eisers in het openbaar heeft genoemd als aanklagers van seksueel misbruik. De brieven van [naam] van 19 en 27 maart 2012, alsmede een afschrift van het e-mailbericht van [naam] van 28 maart 2012 tonen dit genoegzaam aan.
Gedaagde heeft aangevoerd dat hij [naam] heeft benaderd om op te treden als mediator, in een poging om het geschil tussen partijen in der minne te bespreken. Via [naam] heeft gedaagde getracht getuigen te vinden, waarbij hij een afgebakende groep van derden (oud-leerlingen) heeft benaderd.
7.3.3. [naam] is een gepensioneerd psycholoog en lid van de parochie van gedaagde. Onweersproken is dat hij door gedaagde is benaderd met het doel om als mediator op te treden in de tussen gedaagde en eiser sub 1, alsmede gedaagde en eiser sub 2 gerezen geschillen. Gedaagde heeft enkel met dit doel persoonlijke informatie van eisers (klagers) aan [naam] verstrekt. Weliswaar is [naam] een derde, zoals eisers stellen, doch gelet op dit doel, alsmede nu uit niets is gebleken dat hij persoonlijke informatie van eisers heeft doorgespeeld, dan wel dat dit te vrezen valt - in het midden latend of hij een geheimhoudingsplicht heeft - wordt deze handelwijze van en namens gedaagde, met inachtneming van deze bijzondere omstandigheden, proportioneel geacht. Niet is gebleken dat [naam] na de brief van het Meldpunt van 2 april 2012 eisers heeft benaderd.
7.3.4. [naam] heeft op 28 maart 2012 de namen van eisers genoemd in een e-mailbericht aan oud-leerlingen van het pensionaat. Hij heeft eisers namen genoemd in relatie met seksueel misbruik. Buiten het in het verband brengen van eisers met seksueel misbruik is door hem niets naar buiten gebracht dat de persoonlijke levenssfeer van eisers betreft. Vast staat dat dit is gebeurd onder regie van gedaagde. Naar aanleiding van het e-mailbericht hebben een aantal oud-leerlingen gereageerd.
Hoewel niet is gebleken dat gedaagde meer dan voornoemde persoonlijke informatie over eisers aan [naam] heeft verschaft, is gedaagde door het doen noemen van eisers’ namen in relatie tot seksueel misbruik getreden in de persoonlijke levenssfeer van eisers. Nu van [naam], voorzover in het kader van dit kort geding van belang, na de brief van 4 april 2012 van het Meldpunt niets meer is vernomen, wordt, gelet op het tijdsverloop sinds voornoemd incident, dit incident onvoldoende redengevend geacht voor toewijzing van het thans in kort geding gevorderde verbod.
7.3.5. Gedaagde heeft terzake van het gestelde seksueel misbruik een interview gegeven dat op 10 april 2012 is gepubliceerd in De Limburger, doch daarbij heeft hij eisers niet bij naam genoemd, zodat hij hiermee geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van eisers heeft gemaakt.
7.3.6. Gedaagde heeft in maart, april en mei 2012 persoonlijke informatie van eisers, onder meer een afschrift van de klaagschriften van eisers, verstrekt aan Van Koppen. Van Koppen is in het kader van het verweer van gedaagde in de genoemde klachtprocedures gevraagd, met als doel de validiteit van de klachten van eisers te beoordelen, te rapporteren. Bij schrijven van 1 augustus 2012 heeft Van Koppen gesteld dat een zorgvuldig onderzoek door hem niet mogelijk is op basis van een geanonimiseerd dossier (productie 6 conclusie van antwoord). Het rapport van Van Koppen van 1 juni 2012 is dan ook gemaakt met als doel te dienen in het kader van de verdediging van gedaagde. Dit doel is in beginsel gerechtvaardigd en proportioneel.
Nog daargelaten de geheimhoudingsplicht van Van Koppen en zijn bij het rapport betrokken medewerkers, is verder uit niets gebleken dat door Van Koppen aan derden persoonlijke gegevens van eisers ter kennisname zouden zijn gebracht.
Dat Van Koppen desgevraagd door gedaagde één gelijkluidend rapport betreffende (thans) beide eisers (klagers) heeft uitgebracht, waardoor klagers over en weer kennis hebben kunnen nemen van de persoonlijke gegevens van elkaar, maakt evenwel dat in beginsel een onrechtmatige inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de klager wiens klachtenprocedure het niet betreft, vise versa.
De raadslieden van eisers hebben er voor zorggedragen dat eisers zelf van het rapport van Van Koppen geen kennis hebben genomen. Niet is gebleken dat, behoudens de Klachtencommissie, anderen dan de hiervoor genoemden kennis hebben genomen van dit rapport. Gelet hierop, alsmede gelet op de ordemaatregel in het incident, heeft de onderhavige handelswijze van gedaagde derhalve vooralsnog geen ongeoorloofde inbreuk gesorteerd op de persoonlijke levenssfeer van eiser.
7.3.7. Gedaagde heeft op 13 mei 2012 een gelijkluidend verweerschrift ingediend in de afzonderlijke klachtprocedures van eisers bij de Klachtcommissie. Gedaagde heeft gesteld dat hij dat heeft gedaan, omdat eisers, die ieder een eigen klaagschrift hebben ingediend, daarbij elk informatie van de andere eiser als steunbewijs hebben ingebracht. Om die reden heeft de raadsman van gedaagde gekozen voor een gelijkluidend verweerschrift. Om deze zelfde reden is Van Koppen verzocht om betreffende klagers één rapport uit te brengen. De raadman (de raadslieden) van gedaagde heeft (hebben) - overigens zoals hierna onder
7.4. blijkt ten onrechte - gemeend alle informatie van eisers (klagers), niet separaat per desbetreffende klager in de desbetreffende klachtprocedure, maar gevoegd, bij de Klachtencommissie op tafel te kunnen leggen.
Van een bewust in strijd met de toestemmingsverklaring verstrekken van persoonlijke gegevens aan derden is evenwel niet gebleken. Onderhavige handelwijze van gedaagde (via zijn raadslieden) wordt dan ook niet voldoende redengevend geacht voor toewijzing van het gevorderde verbod, temeer nu hij anders dan voor wat betreft de informatieverstrekking aan zijn raadslieden en Van Koppen, zich heeft gehouden aan de aanzegging van het Meldpunt van 4 april 2012.
7.3.8. Gedaagde heeft vervolgens gemotiveerd weersproken dat hij aan de redactie van Nieuwsuur de namen van eisers, respectievelijk de naam van eiser sub 1, zou hebben verstrekt.
7.3.9. Nu het e-mailbericht van 19 juli 2012 van de redactie van Nieuwsuur aan mr. Van Gijn niet aantoont hoe Nieuwsuur op de hoogte is geraakt van de naam van eiser sub 1, kan thans, mede gelet op het verweer van gedaagde, niet worden vastgesteld dat gedáágde die informatie heeft vertrekt. Hierdoor biedt onderhavig e-mailbericht geen grond voor het gevorderde verbod. Verder is niet gebleken dat gedaagde bij het interview door Nieuwsuur, uitgezonden op 4 augustus 2012, de persoonlijke leefssfeer van eisers heeft geschonden.
7.3.10. Gelet op al het vorenoverwogene constateert de voorzieningenrechter dat er na de brief van het Meldpunt van 4 april 2012 geen voor de vordering sub 1 in rechte relevante inbreuk door gedaagd is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van eisers. Uit niets is gebleken dat - anders dan ten aanzien van Van Koppen met vermeld doel - na 4 april 2012 informatie van de zijde van gedaagde over eisers naar buiten is gebracht, respectievelijk dat gedaagde de persoonlijke levenssfeer van eisers niet zou hebben gerespecteerd.
7.3.11. Niet kan worden vastgesteld dat thans, vier maanden later, in kort geding voldoende grond aanwezig is voor toewijzing van de gevraagde voorziening, inhoudende gedaagde te gebieden geen inbreuk te maken, direct, dan wel indirect via derden, op de persoonlijke levenssfeer van eisers. Gelet op de thans voorhanden zijnde feiten dient ervan te worden uitgegaan dat gedaagde zich heeft geconformeerd aan de brief van het Meldpunt van 4 april 2012 en dat hij enkel in het kader van zijn verweer in de klachtprocedures van eisers (klagers) persoonlijke gegevens van eisers heeft verstrekt aan Van Koppen.
7.3.12. Gelet op al het vorenoverwogene wordt het onder I gevorderde afgewezen.
7.4. Ten aanzien van het onder II gevorderde overweegt de voorzieningenrechter als volgt.
7.4.1. Eiser sub 2 heeft voordat hij op 12 januari 2012 een klaagschrift jegens gedaagde heeft ingediend, op 28 oktober 2011 bij het Meldpunt, terzake van seksueel misbruik, het formulier “Toestemming gebruik melding / klacht als steunbewijs” ingediend.
Een andere klager, voormalig eiser in deze procedure, heeft op 27 oktober 2011 eveneens een dergelijk formulier, met onder andere gedaagde als aangeklaagde ingediend (productie 3 bij conclusie van antwoord). Tussen partijen staat verder vast dat ook eiser sub 1 een dergelijk formulier heeft ondertekend en ingediend. Dat formulier is echter niet in het geding gebracht.
7.4.2. Nu het Meldpunt betreffende de toestemming van een klager voor het gebruik van zijn / haar melding / klacht een standaardformulier hanteert, gaat de voorzieningenrechter er voorshands van uit dat alle (thans twee) eisers de volgende toestemming aan het Meldpunt en de Klachtencommissie hebben gegeven:
“Ondergetekende (…), geeft hierbij uitdrukkelijke toestemming aan het Meldpunt seksueel misbruik RKK en de klachtencommissie voor seksueel misbruik RK-kerk om onderstaand en zijn / haar meldingsgegevens te laten gelden als steunbewijs in zaken tegen eenzelfde aangeklaagde. Indien de voorzitter van de klachtencommissie dit wenselijk acht, kan een kopie van deze toestemming gezonden worden aan derden¹, de aangeklaagde dan wel kerkelijke gezagsdrager of diens gemachtigde.
Bij verwijzing naar de inhoud van een reeds bestaand klaagschrift of document, zal dit volledige document aangemerkt worden als steunbewijs en zullen genoemde partijen een kopie van deze stukken ontvangen.
(…)
¹ Andere klager of de gemachtigde van klager”
7.4.3. De eerste volzin van het bovenstaande citaat is duidelijk. Deze houdt in dat de aard van het misbruik (zoals vermeld op het formulier) en de gegevens betreffende de klacht / melding, door het Meldpunt en de Klachtencommissie mogen worden gebruikt om te laten gelden als steunbewijs in zaken tegen eenzelfde aangeklaagde.
De tweede volzin bepaald de groep van personen aan wie die informatie kan worden verstrekt. Daarbij is niet geheel duidelijk wie de “Andere klager” is zoals genoemd in de noot. Kennelijk kunnen (andere) klagers die niet gedaagde als aangeklaagde hebben genoemd, maar een andere aangeklaagde waarvan eveneens melding wordt gemaakt in het toestemmingsformulier, de voornoemde informatie verkrijgen. Gelet op de tweede volzin staat in ieder geval vast dat gedaagde, eiser sub 1 en eiser sub 2 en hun raadslieden deel kunnen uitmaken van voornoemde groep personen.
De laatste volzin “Bij verwijzing … ontvangen.” dient, nu een nadere uitleg ervan ontbreekt, letterlijk te worden uitgelegd. In de zaak van eiser sub 2 betekent dat bijvoorbeeld, dat nu hij in het toestemmingsformulier naast de aard van het misbruik en de meldingsgegevens, melding maakt van een melding bij de politie, een kopie van het desbetreffende document aan onder ander een andere klager (in het kader van “steunbewijs”) mag worden verstrekt.
7.4.4. Anders dan de raadslieden van gedaagde menen valt het door eiser sub 2 op
12 januari 2012 ingediende klaagschrift niet onder zijn toestemmingsverklaring. Gelet op de formulering van de laatste volzin van de toestemmingsverklaring, mag immers enkel een kopie van een reeds bestaand klaagschrift (“de inhoud van een reeds bestaand klaagschrift”) aan een andere klager worden verstrekt. Op 28 oktober 2011 was van een dergelijk klaagschrift zijdens eiser sub 2 nog geen sprake.
Gelet hierop, alsmede nu in het toestemmingsformulier van eiser sub 2 niet wordt verwezen naar de inhoud van de klacht van eiser sub 1, hebben gedaagde en diens raadslieden ten onrechte in het verweerschrift informatie betreffende de persoonlijke levenssfeer van eiser sub 2 - welke verder reikt dan hetgeen in het toestemmingsformulier zelf en het desbetreffende politierapport is vermeld - aan eiser sub 1 verstrekt.
7.4.5. Van eiser sub 1 is de voorzieningenrechter niet bekend of en zo ja waartoe hij het Meldpunt en de Klachtencommissie toestemming heeft gegeven. Nu het door hem, kennelijk wel, ingediende toestemmingsformulier niet in dit kort geding is ingebracht, kan niet worden vastgesteld op welke datum dat is gebeurd, alsmede of daarin wel of niet sprake is van een verwijzing als bedoeld in de laatste (derde volzin) van het bovenstaande citaat.
7.4.6. De voorzieningenrechter constateert, gelet op de producties 2 en 3 bij conclusie van antwoord in de hoofdzaak, dat gedaagde in het bezit is van de klaagschriften van eisers.
Gelet op het gelijkluidende verweerschrift in de afzonderlijke klachtprocedures van eisers en de wijze waarop Van Koppen kennelijk is gevraagd om te rapporteren (één rapport betreffende eisers) in verband met de klaagschriften van (thans) eisers, hebben gedaagde en zijn raadslieden de toestemmingsverklaring van beide eisers kennelijk aldus begrepen dat de toestemmingen, in het kader van steunbewijs, ook omvatten de klaagschriften en bijlagen, zoals door gedaagde ontvangen. Reden waarom mr. Van Oosten in zijn brief aan de Klachtencommissie van 13 mei 2012, met als bijlage het verweerschrift (producties gedaagde van 18 juli 2012), in alinea 2 op pagina 2, als volgt heeft aangegeven: “Omdat klagers elkaars klachten als ‘steunbewijs’ hebben bijgevoegd, is er door verweerder voor gekozen om één verweerschrift in te dienen”. Kennelijk indachtig deze zelfde redenering is Van Koppen gevraagd één rapport op te stellen ten aanzien van de (toen) drie klagers, waaronder thans eisers.
7.4.7. Het bovenstaande, gelet op het onder 7.4.2. tot en met 7.4.6. overwogene, ten onrechte. Gelet op de toestemmingsverklaring, na zeer nauwkeurige lezing ervan, valt een klaagschrift met bijlagen daar immers niet onder indien daarvan geen melding wordt gemaakt in “onderstaand”. Zoals hiervoor reeds is overwogen staat vast dat het klaagschrift van eiser sub 2 niet valt onder zijn toestemmingsverklaring van 28 oktober 2011. Van eiser sub 1, bij gebreke van een dergelijke verklaring, is dat thans niet bekend.
7.4.8. Nu op grond van de toestemmingsverklaring van eiser sub 2 niet kan worden geoordeeld dat hij heeft ingestemd met het gebruikmaken van zijn klaagschrift en bijlagen in de procedure van eiser sub 1 - hetgeen de voorzieningenrechter andersom ten aanzien van eiser sub 1 niet kan beoordelen - komt de voorzieningenrechter ten aanzien van eiser sub 2 tot de conclusie dat in de klachtprocedure van eiser sub 1 geen rapport had mogen worden ingediend waarin informatie betreffende eiser sub 2 staat die alleen maar kon worden gekend uit het klaagschrift van eiser sub 2 met bijlagen. Deze informatie betreft volgens de voorzieningenrechter de informatie in het rapport van Van Koppen op de pagina’s 10
- betreffende eiser sub 2 - tot en met 12 bovenaan eerste alinea, op pagina 14 de achtste en negende regel de zin “Van de klagers ontbreekt … gecontroleerd.”, en op pagina 17 in de tweede tot en met de vijfde regel de zinnen “De tekst in het dossier … de derde schrijver is.”.
Ten aanzien van eiser sub 1 kan de voorzieningenrechter niet beoordelen of diens persoonlijke informatie wel of niet in de klachtenprocedure van eiser sub 2 had mogen worden ingediend, zodat het onder II gevorderde ten aanzien van eiser sub 1 dient te worden afgewezen.
7.4.9. De voorzieningenrechter stelt vast dat het onder II gevorderde alleen het rapport van Van Koppen van 1 juni 2012 betreft en niet het verweerschrift van gedaagde. Met in achtneming van al het onder 7.4. overwogene is derhalve het onder II gevorderde gebod betreffende eiser sub 2 als hierna te bepalen toewijsbaar.
7.5. Voor wat betreft de onder II gevorderde dwangsom overweegt de voorzieningenrechter dat blijkens de brief van mr. Van Atten aan de voorzieningenrechter van 7 augustus 2012, met afschrift daarvan aan de raadslieden van eisers, gedaagde daags na de zitting in kort geding gevolg heeft gegeven aan de bij mondelinge uitspraak in het incident gegeven ordemaatregel (overweging 2.3.5.). Deze gang van zaken brengt met zich dat de voorzieningenrechter erop vertrouwt dat aan voormeld gebod, binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis, gevolg zal worden gegeven, zonder dat daarvoor een dreiging met een dwangsom noodzakelijk is.
7.6. Terzake van de proceskosten oordeelt de voorzieningenrechter dat voor zover het eiser sub 1 en gedaagde betreft, eisers sub 1 als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van gedaagde wordt veroordeeld, welke worden begroot op de helft van het salaris advocaat ad € 816,00 en de helft van het griffierecht ad € 267,00.
Voor zover het eiser sub 2 betreft wordt gedaagde als de deels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van eiser sub 2. De voorzieningenrechter acht termen aanwezig om die kosten te begroten op de helft van het salaris advocaat ad
€ 816,00, de helft van de kosten van de dagvaarding ad € 97,64 en de helft van het griffierecht ad € 267,00.
8. De beslissing
De voorzieningenrechter
8.1. gebiedt gedaagde binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis het rapport van Van Koppen van 1 juni 2012 met kenmerk [gedaagde], voor zover het is geschreven om te worden gebruikt in klachtprocedures betreffende anderen dan eiser sub 2, te corrigeren door het verwijderen van de onder 7.4.8. genoemde teksten betreffende eiser sub 2,
8.2. gebiedt gedaagde binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis om de exemplaren van het rapport van Van Koppen van 1 juni 2012 met kenmerk [gedaagde] die niet met het bovenstaande gebod in overeenstemming zijn terug te nemen, waar ze zich ook bevinden, voor zover ze niet in de klachtprocedure van eiser sub 2 zelf zijn gebruikt,
8.3. veroordeelt eiser sub 1 in de proceskosten, aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op € 541,50,
8.4. veroordeelt gedaagde in de proceskosten, aan de zijde van eiser sub 2 tot op heden begroot op € 590,32,
8.5. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.W. Huinen en in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2012.?
CM