ECLI:NL:RBMAA:2012:BX5637

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
23 augustus 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/702537-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis wegens onvoldoende bewijs van overtredingen

Op 23 augustus 2012 heeft de Rechtbank Maastricht uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 03/702537-11, waarin de officier van justitie een vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis heeft ingediend. De rechtbank heeft de vordering afgewezen op basis van het ontbreken van een sluitend registratiesysteem voor de dagelijkse meldplicht van de verdachte. De verdachte had de verplichting om zich dagelijks om 12.00 uur te melden bij het politiebureau te Heerlen, maar ontkende dat hij zich niet had gemeld op de data die in het proces-verbaal waren genoemd. De rechtbank constateerde dat er geen bewijs was dat de verdachte zich niet had gehouden aan de meldplicht, omdat er geen sluitend registratiesysteem was dat meldingsplichtigen een bewijs van melding kon geven. Dit leidde tot de conclusie dat de verdachte het voordeel van de twijfel moest krijgen.

Daarnaast overwoog de rechtbank dat er onvoldoende objectieve feiten of omstandigheden waren die wezen op de betrokkenheid van de verdachte bij nieuwe misdrijven. De rechtbank merkte op dat het bevreemdend was dat er geen actie was ondernomen naar aanleiding van eerdere overtredingen van de meldplicht. De rechtbank concludeerde dat de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis moest worden afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde overtredingen. De beslissing werd genomen in tegenwoordigheid van griffier E.H.M. Bisscheroux-Heijnens en de uitspraak werd ter kennis gebracht van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
AFWIJZING VORDERING OPHEFFING SCHORSING VOORLOPIGE HECHTENIS
parketnummer: 03/702537-11
De rechtbank te Maastricht;
Gezien de vordering van de officier van justitie ingediend op 23 augustus 2012
strekkende tot opheffing van het bevel tot schorsing van de voorlopige
hechtenis van
[naam verdachte],
geboren [geboortedatum-en plaats],
Gezien de processtukken, waaronder onder andere een bevel gevangenhouding d.d.
30 juni 2011 en een bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis d.d. 22
mei 2012
Gelet op het verhandelde ter zitting, zoals bij daarvan afzonderlijk opgemaakt
proces-verbaal vermeld;
Overwegende, dat door de rechtbank de voorlopige hechtenis is geschorst, onder
de voorwaarden als vermeld in het bevel van de rechtbank d.d. 22 mei 2012;
Overwegende dat blijkens de vordering tot opheffing van de schorsing van de
voorlopige hechtenis en de daarbij gevoegde bijlagen verdachte zich niet zou
hebben gehouden aan de schorsingsvoorwaarden met betrekking tot de dagelijkse
meldplicht en met betrekking tot het niet plegen van misdrijven. De rechtbank
zal onderstaand op beide aspecten ingaan:
m.b.t. de dagelijkse meldplicht:
verdachte is de verplichting opgelegd om zich iedere dag om 12.00 uur te
melden aan het politiebureau te Heerlen. Verdachte ontkent dat hij zich op de
in het proces-verbaal van 22 augustus 2012 genoemde data niet zou hebben
gemeld. M.b.t. het tijdstip heeft verdachte verklaard dat het juist is dat hij
zich niet elke dag om precies 12.00 uur heeft gemeld, maar dat de politie hem
heeft gezegd dat het niet uitmaakt op welk tijdstip hij zich zou melden.
Uit de stukken blijkt niet dat er een sluitend registratiesysteem m.b.t. de
meldplicht is, hetwelk zodanig is opgesteld dat meldingsplichtigen een bewijs
krijgen wanneer zij zich hebben gemeld. Bij het ontbreken van een dergelijk
systeem en gelet op het feit dat de bij de politie gevoerde registratie niet
als bijlage werd gevoegd, is de rechtbank van oordeel dat aan
verdachte/meldingsplichtige het voordeel van de twijfel moet worden gegeven.
Overigens merkt de rechtbank op dat het de rechtbank bevreemdt dat niet
terstond actie werd ondernomen op eerdere - kennelijke- overtredingen van de
dagelijkse meldingsplicht. Blijkens het proces-verbaal zou verdachte zich
immers al op 5 juli 2012, 13 dan wel 14 juli 2012, 21 juli 2012 en op 3
augustus 2012 in het geheel niet hebben gemeld aan het politiebureau te
Heerlen;
m.b.t. de nieuwe misdrijven:
de rechtbank is van oordeel dat er onvoldoende sprake is van objectieve
feiten en/of omstandigheden die wijzen op de betrokkenheid van verdachte bij
enig nieuw misdrijf;
De rechtbank is dan ook van oordeel dat de vordering tot opheffing van de
schorsing dient te worden afgewezen;
Gezien de artt. 82 en 86 van het Wetboek van Strafvordering;
-------------------------------------------------------------------------------
BESCHIKKENDE:
Wijst af de vordering tot opheffing van de schorsing van de voorlopige
hechtenis.
Aldus gedaan op 23 augustus 2012
door mrs. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter,
G. Dijkshoorn-Sleebe, rechter,
J.M.E. Kessels, rechter,
in tegenwoordigheid van E.H.M. Bisscheroux-Heijnens, griffier.
De officier van justitie brengt vorenstaande beschikking ter kennis van
verdachte.
Maastricht, 23 augustus 2012
De officier van justitie,