ECLI:NL:RBMAA:2012:BX7613
Rechtbank Maastricht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toepassing van het consultatierecht en bewijsgebruik in uitkeringsfraudezaak
In deze zaak, behandeld door de politierechter mr. P.H.M. Kuster op 18 september 2012, stond de verdachte terecht voor uitkeringsfraude. De verdachte had gedurende de periode van 6 augustus 2007 tot en met 17 oktober 2011 opzettelijk nagelaten om tijdig de benodigde gegevens te verstrekken aan de gemeente Heerlen, terwijl dit kon strekken tot bevoordeling van zichzelf. De verdachte had een bijstandsuitkering ontvangen, maar had daarnaast betaald werk verricht zonder dit te melden. De politierechter oordeelde dat de verklaringen van de verdachte, afgelegd vóórdat zij met haar raadsvrouw had gesproken, niet voor het bewijs konden worden gebruikt. Dit was in strijd met het consultatierecht, dat de verdachte het recht geeft om voorafgaand aan verhoor met een advocaat te overleggen. De politierechter vond dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte als kwetsbaar moest worden beschouwd, maar keurde het diskwalificeren van de raadsvrouw door de verbalisanten af. De politierechter oordeelde dat de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van haar zwijgrecht en dat de verklaringen die na het consult met de raadsvrouw waren afgelegd, wel voor het bewijs konden worden gebruikt. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De politierechter hield rekening met de ernst van de fraude en de duur ervan, maar ook met de bestuursrechtelijke procedure die de verdachte tegen de gemeente had lopen, wat als een straf werd ervaren. De uitspraak benadrukt het belang van het consultatierecht en de voorwaarden waaronder verklaringen van verdachten gebruikt kunnen worden in strafzaken.