ECLI:NL:RBMAA:2012:BX9268

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
28 september 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700722-12
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • E.H.A.F.M. Krol
  • J.H. Klifman
  • A.M.A. Eijck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen afwijzing vordering tot inbewaringstelling in verband met gewapende overval

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beslissing van de rechter-commissaris in de rechtbank Maastricht, die op 14 september 2012 de vordering tot inbewaringstelling van de verdachte afwees. De rechtbank heeft op 27 september 2012 de betrokken partijen gehoord, waaronder de verdachte, diens raadsman en de jeugdreclassering. De officier van justitie verzocht om gegrondverklaring van het hoger beroep en om de bewaring van de verdachte voor een termijn van 14 dagen. De rechtbank constateerde dat de rechter-commissaris op 14 september 2012 niet beschikte over alle relevante stukken, waaronder belastende verklaringen van medeverdachten, wat leidde tot de afwijzing van de vordering tot inbewaringstelling. Na toevoeging van deze verklaringen aan het dossier, oordeelde de rechtbank dat er voldoende ernstige bezwaren waren tegen de verdachte in verband met een gewapende overval op een 85-jarige vrouw, waarbij letsel was toegebracht. De rechtbank concludeerde dat er gevaar voor herhaling bestond en dat de vordering tot inbewaringstelling moest worden toegewezen. De rechtbank verklaarde het hoger beroep van de officier van justitie gegrond en wees het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis af, onder verwijzing naar de ernst van de feiten en het ontbreken van een rapportage met voorwaarden voor schorsing.

Uitspraak

Rechtbank Maastricht
parketnummer: 03/700722-12
RC-nummer: 12/1011
appelnummer: 12/531
BESLISSING
Met betrekking tot het hoger beroep van de officier van justitie [hierna: OvJ] tegen de beslissing van de rechter-commissaris [hierna: RC], belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Maastricht betreffende de verdachte:
[Naam verdachte]
geboren [geboortedatum en geboorteplaats],
wonende [adresgegevens].
DE PROCEDURE
De RC heeft op 14 september 2012 de inverzekeringstelling van verdachte niet onrechtmatig geoordeeld en de vordering inbewaringstelling afgewezen bij gebrek aan ernstige bezwaren.
Verdachte is vervolgens in vrijheid gesteld en daarna opnieuw aangehouden, inverzekering gesteld en voorgeleid aan de RC op 17 september 2012. Door de [tweede] RC werd vanwege het ontbreken van nova de herhaalde inverzekeringstelling bij beslissing van 17 september 2012 onrechtmatig geoordeeld en de OvJ werd in de vordering tot inbewaringstelling niet-ontvankelijk verklaard nu er geen sprake was van gewijzigde omstandigheden, die een herhaalde toepassing van een dwangmiddel rechtvaardigden.
Tegen de beschikking van de RC van 14 september 2012 tot afwijzing van de vordering inbewaringstelling werd door de OvJ hoger beroep ingesteld op 18 september 2012.
Op gelijke datum werd een zgn. “appelschriftuur” ingediend.
De rechtbank heeft op 27 september 2012 de OvJ, verdachte en diens raadsman mr. J.W.E. Luiten, de jeugdreclassering en de ouders van verdachte, in raadkamer gehoord.
BEVOEGDHEID
De rechtbank is bevoegd van het hoger beroep kennis te nemen, nu de gewraakte beslissing genomen is door de rechter-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de rechtbank Maastricht.
ONTVANKELIJKHEID
Het hoger beroep werd ingesteld binnen de daarvoor gestelde termijn en is derhalve ontvankelijk.
OVERWEGINGEN RECHTER-COMMISSARIS
De RC heeft de vordering tot inbewaringstelling afgewezen omdat uit het voorgelegde dossier niet blijkt van ernstige bezwaren tegen verdachte. De RC heeft daarbij in aanmerking genomen dat medeverdachte [naam medeverdachte 1], verdachte [naam verdachte] op pagina 84 éénmaal noemt als zijnde betrokken te zijn geweest bij een andere overval. De RC acht deze enkele opmerking onvoldoende om over te gaan tot inbewaringstelling van de verdachte.
OVERWEGINGEN VAN DE OFFICIER VAN JUSTITIE
De OvJ heeft aangevoerd zich niet met het oordeel van de RC te kunnen verenigen, nu dit oordeel
(ex nunc) onjuist is. Abusievelijk zijn door de OvJ aan de RC niet alle stukken ter beschikking gesteld, waardoor laatstgenoemde niet in de gelegenheid is geweest kennis te nemen van processen-verbaal van verhoor van de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2]. Met inachtneming van bedoelde verklaringen, waarin de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2], verdachte [naam verdachte] aanwijzen als hun mededader zijn er voldoende ernstige bezwaren met betrekking tot het feit zoals omschreven op de vordering tot inbewaringstelling. De OvJ maakt in de appelschriftuur melding van de herhaalde aanhouding, inverzekeringstelling en voorgeleiding bij de RC van verdachte [naam verdachte] en concludeert dat – nu er geen sprake was van nieuwe feiten en omstandigheden – de RC op 17 september 2012 op goede gronden de vordering tot inbewaringstelling heeft afgewezen. Tevens merkt de OvJ op dat er – ingeval van gegrondverklaring van het hoger beroep en bevolen bewaring – er geen termen aanwezig zijn schorsing van de voorlopige hechtenis toe te staan.
De rechtbank merkt op dat daar waar de OvJ in de appelschriftuur spreekt over “afwijzing van de vordering tot inbewaringstelling” door de tweede RC, namelijk die van 17 september 2012, dit feitelijk dient te zijn de niet-ontvankelijkheid van de OvJ in diens vordering tot inbewaringstelling.
De OvJ verzoekt gegrondverklaring van het hoger beroep, vernietiging van de beslissing van de RC met het parketnummer 03/700722-12, en het gelasten van de bewaring van verdachte voor een termijn van 14 dagen.
OVERWEGINGEN VAN DE VERDEDIGING
Door de raadsman van de verdachte werd een zgn. “pleitnota” overgelegd. Kort en zakelijk samengevat is het standpunt van de verdediging dat het hoger beroep van de OvJ ongegrond dient te worden verklaard vanwege misbruik van procesrecht, nu verdachte voor een 2e keer werd aangehouden, inverzekering werd gesteld en voorgeleid aan de RC en er geen hoger beroep werd ingesteld tegen de beslissing van de RC van 17 september 2012. Bovendien dient in de visie van de verdediging – ingeval van gegrond verklaren van het hoger beroep en het door de rechtbank aanwezig achten van ernstige bezwaren – de vordering tot inbewaringstelling alsnog afgewezen te worden nu er geen grond bestaan die de toepassing van de voorlopige hechtenis rechtvaardigt. Tenslotte voert de verdediging aan dat – ingeval van toewijzing van de vordering tot inbewaringstelling betreffende verdachte – een schorsing van de voorlopige hechtenis dient te worden toegestaan op grond van persoonlijke belangen van verdachte.
OVERWEGINGEN VAN DE RECHTBANK
Verdachte wordt verdacht van betrokkenheid bij een gewapende overval in een woning. Dit feit vond plaats te Maastricht op of omstreeks 3 september 2012. De bewoonster, [naam bewoonster], zou daarbij met geweld en/of bedreiging met geweld in haar woning zijn beroofd, waarbij door de daders een geldbedrag, een bankpas met pincode en een gouden slavenarmband werden weggenomen.
Bij deze gewelddadige beroving door meerdere daders, waarbij gedreigd zou zijn met (vuur-) wapens, zou van de arm van het 85-jarige slachtoffer met geweld een armband zijn getrokken tengevolge waarvan zij letsel opliep.
De rechtbank heeft uit het dossier opgemaakt, dat – ter gelegenheid van de voorgeleiding voor de RC op 14 september 2012 – de RC niet heeft kunnen beschikken over alle op dat moment reeds opgemaakte stukken, in het bijzonder niet de belastende verklaringen van de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat door de RC op 14 september 2012 op goede gronden de vordering tot inbewaringstelling – vanwege het ontbreken van ernstige bezwaren – werd afgewezen.
De rechtbank heeft vastgesteld, dat inmiddels de belastende verklaringen van genoemde medeverdachten aan het dossier werden toegevoegd. Door de beide medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] werd gedetailleerd verklaard over hun betrokkenheid en die van verdachte [naam verdachte] bij de gewapende overval op mevrouw [naam bewoonster]. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er voldoende ernstige bezwaren bestaan met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte [naam verdachte] bij deze overval.
De rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van verdachte [naam verdachte] gevaar voor herhaling bestaat en wel overeenkomstig het door de OvJ op de vordering tot inbewaringstelling van 13 cq 14 september 2012 omschreven gebrek aan normbesef bij verdachte [naam verdachte]. Met het oog op de ernst van het feit dat aan verdachte wordt verweten, een gewapende overval in haar woning door meerdere jeugdigen met gebruikmaking van wapens en waarbij aan het 85-jarige slachtoffer letsel werd toegebracht alsmede de wijze waarop de overval werd voorbereid en uitgevoerd, is de rechtbank van oordeel dat in deze tevens de zgn. schokgrond van toepassing is.
De rechtbank is, gelet op vorenstaande, van oordeel dat het hoger beroep van de OvJ gegrond dient te worden verklaard en dat de vordering tot inbewaringstelling van verdachte dient te worden toegewezen. Het feit, dat er sprake is geweest van een herhaalde aanhouding, inverzekeringstelling en voorgeleiding aan de RC, doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af.
De rechtbank is van oordeel dat, ofschoon het hier gaat om een jeugdige verdachte, er thans onvoldoende termen aanwezig zijn, het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis toe te wijzen. De rechtbank baseert dit enerzijds op het van toepassing zijn van de schokgrond en anderzijds op het ontbreken van een rapportage met mogelijk op te leggen voorwaarden in het kader van een eventuele schorsing van de voorlopige hechtenis.
HET RECHT
Gelet op de desbetreffende wetsartikelen, in het bijzonder de artikelen 67, 67a, 446 en 493 van het Wetboek van Strafvordering.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart het hoger beroep van de officier van justitie tegen de beslissing van de rechter-commissaris van 14 september 2012 gegrond;
- beveelt de bewaring van verdachte voor een termijn van 14 dagen en
- wijst af het verzoek tot schorsing van de voorlopige hechtenis.
Deze beschikking is aldus gegeven naar aanleiding van de raadkamer gevangenhouding op 27 september 2012, opgemaakt en getekend op 28 september 2012,
mr. E.H.A.F.M. Krol, voorzitter, tevens plaatsvervangend kinderrechter
mr. J.H. Klifman, rechter
mr. A.M.A. Eijck, rechter
in tegenwoordigheid van J.G.A.M. Spijkers, griffier
mr. A.M.A. Eijck is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
Maastricht, 28 september 2012
de officier van justitie