ECLI:NL:RBMAA:2012:BY3322

Rechtbank Maastricht

Datum uitspraak
14 november 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
03/700528-11
Instantie
Rechtbank Maastricht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in zaak van vermeende verkrachting van dochter

In de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het verkrachten van zijn dochter in de periode van 1991 tot en met 1997, heeft de rechtbank op 14 november 2012 uitspraak gedaan. De rechtbank heeft vastgesteld dat niet is komen vast te staan dat de verdachte zijn inmiddels meerderjarige dochter heeft gedwongen tot seksuele handelingen door middel van geweld of bedreiging. De raadsman van de verdachte voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard diende te worden in de strafvervolging, omdat de aangeefster in 1997 al melding had gemaakt van de feiten, maar geen aangifte had gedaan. De rechtbank oordeelde dat de officier van justitie ontvankelijk was, aangezien de aangeefster pas in 2011 aangifte deed, en de feiten niet waren verjaard. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van dwang of geweld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de handelingen had gepleegd zoals ten laste gelegd. De benadeelde partij, de dochter, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT
Sector strafrecht
parketnummer: 03/700528-11
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 november 2012
in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren te [geboortegegevens],
wonende te [woonadres].
Raadsman is mr. R.J.H. Corten, advocaat te Sittard.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 31 oktober 2012, waarbij de officier van justitie, de verdediging en de verdachte hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zijn dochter
[naam dochter] in de jaren 1991 tot en met 1997 meermalen heeft verkracht.
3 De voorvragen
3.1 Het verweer van de raadsman
De raadsman heeft primair aangevoerd dat de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in zijn strafvervolging. De raadsman heeft daartoe gesteld dat aangeefster [naam dochter] al in 1997 bij de politie melding heeft gemaakt van de tenlastegelegde feiten en dat de overheid toen dus al van deze feiten op de hoogte was. De aangeefster wilde toen nog geen aangifte doen. De politie heeft destijds, al dan niet na overleg met een officier van justitie, besloten om van die melding geen werk te maken. Hoewel deze zaak niet voorwaardelijk is geseponeerd, is volgens de raadsman het recht tot strafvervolging vervallen nu de overheid, wetende dat de tenlastegelegde feiten zich hadden voorgedaan, daarop geen vervolging heeft ingezet. Het is niet mogelijk om als de aangeefster veertien jaren na die melding besluit dat ze toch aangifte van dezelfde feiten wil doen, alsnog tot vervolging over te gaan.
3.2 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat in 1997 alleen een melding is gedaan, maar dat aangeefster toen geen aangifte van deze feiten wilde doen. Dat heeft zij voor het eerst op 25 februari 2011 gedaan. Er is niet gebleken dat in de tussentijd een actie is ondernomen waaraan verdachte het gerechtvaardigd vertrouwen kon ontlenen dat hij voor deze feiten niet zou worden vervolgd.
3.3 Het oordeel van de rechtbank over het verweer
De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn strafvervolging.
Uit de stukken volgt dat aangeefster [naam dochter] op 19 januari 1997 tegenover de politie melding heeft gemaakt van de feiten die verdachte nu zijn tenlastegelegd en ook dat verdachte kort daarna door de politie ter zake van die feiten als verdachte is gehoord. Uit de stukken volgt ook dat [naam dochter] toen bewust geen aangifte van deze feiten wilde doen. Zij gaf aan dat zij daarvoor te zwak was en dat zij medelijden had met haar vader. Voor het eerst op 25 februari 2011 heeft [naam dochter] aangifte van de feiten gedaan. Hoewel dat dus lange tijd na de beweerdelijk gepleegde feiten is, stond dat de aangeefster vrij. De feiten, voor zover zij zijn tenlastegelegd, waren op dat moment ook nog niet verjaard. Voorts is niet komen vast te staan dat voorafgaand aan deze aangifte op 25 februari 2011 door (of namens) de officier van justitie enige actie is ondernomen waaraan verdachte het gerechtvaardigde vertrouwen kon ontlenen dat hij ter zake van de feiten die hem nu zijn tenlastegelegd niet zou worden vervolgd. De verdachte heeft behalve de verstreken tijd daartoe ook geen feiten of omstandigheden aangevoerd. De rechtbank verwerpt dan ook het verweer van de raadsman.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van het tenlastegelegde. De officier van justitie heeft gesteld dat uit de door aangeefster afgelegde verklaring, de door verdachte afgelegde verklaring en, als steunbewijs, uit de door verschillende getuigen afgelegde verklaringen volgt dat verdachte vanaf 1986 tot enig moment in de maand december 1996 vele malen zijn dochter [naam dochter], geboren op [geboortedatum dochter], heeft misbruikt door met haar handelingen te verrichten die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam. Deze feiten vonden plaats mede doordat verdachte misbruik maakte van zijn vaderlijk gezag en daardoor een afhankelijkheidsrelatie heeft doen ontstaan. Een enkele afhankelijkheidsrelatie is evenwel niet voldoende om te kunnen oordelen dat zij is gedwongen door de gedragingen van de verdachte. Daartoe is nodig dat sprake is van zodanige druk dat aangeefster zich niet tegen het handelen van verdachte heeft kunnen verzetten. Om te kunnen oordelen dat sprake is van een feitelijkheid of bedreiging met een feitelijkheid is enkel misbruik van overwicht volgens de Hoge Raad niet voldoende. Enerzijds rijst uit het dossier een sfeer van tirannie door en angst voor verdachte op, maar anderzijds volgt uit de verklaring van aangeefster ook dat zij zich een betere vrouw wilde voelen, dat zij haar vader geloofde en pas achteraf begreep dat zijn gedrag niet goed was. Volgens de officier van justitie is, alles afwegende, weliswaar komen vast te staan dat verdachte in de tenlastegelegde periode zijn toen inmiddels meerderjarige dochter [naam dochter] gedwongen heeft de seksuele handelingen te verrichten, maar niet dat dat is gebeurd door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, zodat geen sprake kan zijn van verkrachting. Volgens de officier van justitie is wel sprake geweest van overtreding van het bepaalde in artikel 249 van het Wetboek van Strafrecht, maar dat is niet tenlastegelegd omdat die feiten reeds zijn verjaard.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft voor het geval de rechtbank de officier van justitie ontvankelijk acht aangevoerd dat verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, nu dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte weliswaar heeft erkend dat hij hooguit vijfmaal in een periode van hooguit vijf maanden, zijn penis in de vagina van zijn dochter [naam dochter] heeft gebracht, maar dat deze feiten voorafgaand aan de tenlastegelegde periode hebben plaatsgevonden, namelijk toen [naam dochter] nog op school zat. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte ontkend heeft in de tenlastegelegde periode de tenlastegelegde handelingen te hebben gepleegd. De raadsman heeft betoogd dat er naast de verklaring van aangeefster onvoldoende steunbewijs is, met name wat betreft de tijd, de plaats en de frequentie van de handelingen, reden waarom het tenlastegelegde in ieder geval niet overtuigend bewezen te achten is. Aangeefster was tijdens de aanvang van de tenlastegelegde periode reeds 21 jaar en daarna nog ouder. Zij was dus een volwassen vrouw. Zij heeft ook niet aangegeven dat zij niet wilde dat dit gebeurde. De raadsman is voorts, met de officier van justitie, van mening dat niet is komen vast te staan dat sprake is geweest van enige vorm van opzettelijk door verdachte gepleegde dwang dan wel van geweld of bedreiging met geweld.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat de door [naam dochter] gedane aangifte wordt ondersteund door verschillende getuigenverklaringen en ook deels (te weten wat betreft de door verdachte toegegeven handelingen) door de verklaring van verdachte. Hij heeft immers verklaard dat de seksuele handelingen met zijn dochters eindigden toen hij zijn inmiddels ex-partner [naam ex-partner] ontmoette en dat was toen zijn dochter [naam dochter] al meerderjarig was. De rechtbank acht de door [naam dochter] afgelegde verklaringen dan ook betrouwbaar. De rechtbank sluit zich ter zake van het tenlastegelegde verder geheel aan bij het standpunt van de officier van justitie, zoals hiervoor is vermeld. De rechtbank is op grond daarvan van oordeel dat niet vast is komen te staan dat verdachte in de tenlastegelegde periode vanaf 14 oktober 1991 tot en met 31 december 1997 door geweld of een andere feitelijkheid of door bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid zijn toen meerderjarige dochter [naam dochter] heeft gedwongen de tenlastegelegde handelingen te verrichten. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen wat verdachte is tenlastegelegd en zij zal verdachte dan ook hiervan vrijspreken.
5 De benadeelde partij
De benadeelde partij [naam dochter] vordert ter zake van het tenlastegelegde een schadevergoeding van € 8.000,-- wegens immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde zal worden vrijgesproken kan de benadeelde partij niet in haar vordering worden ontvangen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij [naam dochter] niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
6 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij [naam dochter], [adresgegevens dochter], in haar vordering niet-ontvankelijk;
- veroordeelt de benadeelde partij [naam dochter] in de kosten, door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A.G.M. Vluggen, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. M.B.T.G. Steeghs, rechters, in tegenwoordigheid van C.S.G.M. Wouters-Debougnoux, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 14 november 2012.
Buiten staat
Mr. M.B.T.G. Steeghs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 1991 tot 1 december 1991 in de
gemeente Heerlen meermalen, althans eenmaal (telkens) door geweld en/of
bedreiging met geweld een vrouw, te weten [naam dochter], heeft gedwongen met hem
buiten echt vleselijke gemeenschap te hebben, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte door zijn, verdachte's,
psychisch en lichamelijk overwicht, dat hij als volwassen man en als vader
over die [naam dochter] had, deze [naam dochter] aan zijn wil heeft onderworpen en/of
(aldus) voor die [naam dochter] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
en/of
in of omstreeks de periode van 1 december 1991 tot en met 31 december 1997 in
de gemeente Heerlen meermalen, althans eenmaal (telkens) door geweld of (een)
andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere
feitelijkhe(i)d(en) [naam dochter] heeft gedwongen tot het ondergaan van (een)
handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [naam dochter], hebbende verdachte zijn penis
in de vagina van die [naam dochter] gebracht en bestaande dat geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere
feitelijkhe(i)d(en) (telkens) hierin dat verdachte door zijn, verdachte's,
psychisch en lichamelijk overwicht, dat hij als volwassen man en als vader
over die [naam dochter] had, deze [naam dochter] aan zijn wil heeft onderworpen en/of
(aldus) voor die [naam dochter] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan.