Niet gebleken is dat de waardering van de functies van eisers (operationele sluismeesters) in hoofdgroep IIIc/S7 op onvoldoende gronden berust. Voldoende aannemelijk geworden dat in bijzondere situaties de OSM niet zelfstandig beslist maar overlegt met hogere echelon. Standpunt van verweerder dat geen sprake is van het verrichten van werkzaamheden binnen globale kaders en ruim gestelde opdrachten waarin in belangrijke mate zelf keuzen gemaakt en beslissingen genomen moeten worden niet onbegrijpelijk. Vergelijking door eisers van hun functie met de functie van Hoofd Sluismeester met de indeling in hoofdgroep IIId/S8 is onvoldoende onderbouwd.
ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG
Enkelvoudige Kamer voor Bestuursgeschillen
Reg.nrs.: Awb 97/1071 tot en met Awb 97/1077.
[eiser 1], wonende te [woonplaats],
[eiser 2], wonende te [woonplaats]
[eiser 3], wonende te [woonplaats],
[eiser 4], wonende te [woonplaats],
[eiser 5]] wonende te [woonplaats],
[eiser 6], wonende te [woonplaats], en
[eiser 7], wonende te [woonplaats], eisers,
de Minister van Verkeer en Waterstaat, verweerder.
1. Feiten en procesverloop.
Eisers zijn allen werkzaam in de functie van Operationele Sluismeester (verder: OSM) van de sluizen Terneuzen bij de Scheepvaartdienst Westerschelde van de direktie Zeeland van Rijkswaterstaat.
Bij besluit van 3 maart 1997 heeft verweerder deze functie gewaardeerd in hoofdgroep III, niveaugroep c, en daaraan de salarisschaal 7 verbonden.
Eisers hebben hiertegen een gezamenlijk bezwaarschrift ingediend, gedateerd 9 april 1997.
De bezwaren zijn door verweerder bij besluit van 12 november 1997 ongegrond verklaard.
Van dit besluit zijn eisers in beroep gekomen bij deze rechtbank.
Het geschil is behandeld ter zitting van 9 december 1998. Eisers hebben uit hun midden [eiser 6] en [eiser 2] gemachtigd om hen te vertegenwoordigen. Beiden zijn verschenen. Verder zijn nog in persoon verschenen [eiser 1] en [eiser 5]. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door H.G. Haverkamp, hoofd van de Scheepvaartdienst Westerschelde, G.P. Neve, hoofd van de Sluisdienst Terneuzen, en L.M.J. Struik, personeelsadviseur en waarnemend hoofd van de afdeling Personeel en Organisatie.
De in geding zijnde waardering van de functie van OSM heeft plaatsgevonden met toepassing van het functiewaarderingssysteem FUWASYS, versie 96.1.
Eisers zijn van mening dat hun functie gewaardeerd dient te worden in hoofdgroep III, niveaugroep d, met de daaraan verbonden salarisschaal 8.
In beroep hebben zij in verband daarmee bezwaren aangevoerd tegen de verslaglegging van de hoorzitting d.d. 7 juli 1997 van de Commissie van Advies Bezwaren Functiewaardering (verder: de commissie). Het verslag klopt volgens hen op diverse punten niet, waardoor ook de beoordeling door de commissie niet juist is.
Verder hebben eisers gesteld dat ten onrechte voorbij is gegaan aan de vergelijking die zij hebben gemaakt tussen de functie van OSM en de functie van regionale verkeersdienstleider (RVDL). Zij achten het voorts onbegrijpelijk dat anders dan voorheen de functieomschrijving als hoofdbestanddeel vermeldt dat de OSM de Hoofd Sluismeester (HSM) vervangt bij diens afwezigheid, maar dat kennelijk geen gevolgen heeft voor de functiewaardering. Daarbij hebben zij er ook op gewezen dat de HSM een dubbelfunctie is gaan vervullen en er de functie van Hoofd Oeververbindingen bij is gaan doen. Dat betekent dat er meer werk door anderen moet worden gedaan en dat terugkoppelen moeilijk kan zijn.
Ter zitting hebben zij nog een beroep gedaan op vergelijkbaarheid van hun functie met die van de hoger ingeschaalde OSM te IJmuiden en zij hebben tevens aangevoerd er pas na de hoorzitting achter te zijn gekomen dat bij de waardering werd uitgegaan van FUWASYS.
De rechtbank heeft te beoordelen of de waardering van de functie van OSM in hoofdgroep III, niveaugroep C, in rechte stand kan houden. Haar toetsing is terughoudend en dient beperkt te blijven tot de vraag of die waardering op voldoende gronden berust.
De rechtbank stelt voorop dat bij Koninklijk Besluit van 13 juni 1994 (Staatsblad 1994/452) met ingang van 1 juli 1994 het functiewaarderingssysteem FUWASYS is ingevoerd, zodat dat systeem terecht als uitgangspunt voor de in geding zijnde waardering is genomen. Dat eisers bij het formuleren van hun bezwaren tegen het primaire besluit zijn uitgegaan van het voordien geldende systeem dient voor hun rekening te komen. Overigens hebben zij het beroep wel af kunnen stemmen op het van toepassing zijnde systeem.
Blijkens de functiebeschrijving is de OSM belast met het coördineren van en leiding geven aan de operationele activiteiten van het sluisbedrijf en vervangt hij de HSM tijdens diens afwezigheid. De OSM draagt zorg voor de afwikkeling van het scheepvaartverkeer door, en het kruisende landverkeer over, het sluizencomplex en moet toezicht houden op het sluizencomplex en op het gebruik van de objecten. Verder dient de waterkerende functie van de sluizen, de zoutindringing en het peilbeheer van het kanaal te worden bewaakt. Ten slotte behoort tot de hoofdbestanddelen van de functie het zorgen voor afstemming met de bij de regionale verkeersafwikkeling betrokken diensten.
De werkzaamheden omvatten onder meer het, met behulp van het Informatieverwerkende Systeem (IVS) en aan de hand van de door de RVDL aangeboden schepen, opstellen en zo nodig bijstellen van de schutplanningen voor de drie sluizen, het controleren van de schutkolkindelingen, de afhandeling van borgstellingen bij schadevaringen in overleg met de HSM/dienstleiding en de controle op het goed functioneren en een juist gebruik van het IVS en de overige in gebruik zijnde apparatuur. In, samengevat, bijzondere omstandigheden beslist de OSM in overleg met de HSM/dienstleiding ten aanzien van het al dan niet voort-zetten van het schutproces.
In navolging van de commissie is verweerder van mening dat hiermee is voldaan aan de indelingscriteria van niveaugroep IIIc/S7, omdat het beroeps/vakgerichte werkzaamheden betreft die naar hun aard tamelijk breed zijn samengesteld en die ten aanzien van aanpak en uitvoering ruimte laten voor eigen keuzen. Volgens verweerder wordt niet, althans niet in de vereiste mate voldaan aan de criteria voor indeling in niveaugroep IIId/S8. De kaders van het werk zijn duidelijk aangegeven zodat geen sprake is van ruim gestelde opdrachten en een brede bedrijfsmatige oriëntatie is evenmin vereist nu het werk zich in hoofdzaak beperkt tot het sluizencomplex. Verder heeft verweerder in aanmerking genomen dat de OSM bij meer complexe problemen geen zelfstandige bevoegdheid heeft terzake te nemen besluiten en vastgesteld dat er in de organisatie voldoende mogelijkheden aanwezig zijn voor beraad en terugval. Het feit dat de OSM bij afwezigheid van de HSM optreedt als diens vervanger leidt volgens verweerder op zich niet tot een hogere indeling.
De rechtbank ziet, gelet op de onderliggende stukken, in hetgeen door eisers schriftelijk en ter zitting is aangevoerd onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de waardering van de functie van OSM op niveaugroep IIIc/S7 op onvoldoende gronden berust, terwijl niet gezegd kan worden dat de overwegingen op grond waarvan verweerder tot de slotsom is gekomen dat er geen reden is voor indeling in niveaugroep IIId/S8 niet houdbaar zijn.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht van belang geacht dat de verantwoordelijkheid van de OSM beperkt is tot het sluizencomplex en dat de werkzaamheden slechts een klein onderdeel uitmaken van het geheel van werkzaamheden die noodzakelijk zijn ter regulering van het scheepvaartverkeer van en naar de Westerschelde en het Kanaal Gent-Terneuzen. Dat verweerder op grond daarvan meent dat geen sprake is van het verrichten van werkzaamheden binnen globaal gedefinieerde kaders en op basis van ruim gestelde opdrachten waarbij in belangrijke mate zelf keuzen worden gemaakt en beslissingen worden genomen, zoals vereist voor indeling in niveaugroep IIId/S8, acht de rechtbank niet onbegrijpelijk. Daarbij acht de rechtbank met verweerder mede van belang dat, zoals hier-voor al aangegeven, de OSM blijkens de functiebeschrijving in bijzondere omstandigheden niet zelfstandig maar in overleg met het hogere echelon beslist. Eisers hebben dit blijkens het - op dit punt niet betwiste - verslag van de hoorzitting tegenover de commissie ook bevestigd. Ter zitting is voorts voldoende aannemelijk geworden dat er in voorkomende gevallen ook daadwerkelijk een terugkoppelingsmogelijkheid bestaat.
Het beroep van eisers op vergelijkbaarheid van hun functie met de hoger gewaardeerde functies van RVDL en OSM te IJmuiden kan naar het oordeel van de rechtbank niet slagen, aangezien dit beroep onvoldoende is onderbouwd en niet aannemelijk is geworden dat sprake is van in alle opzichten vergelijkbare functies.
De bezwaren die eisers hebben geuit tegen het verslag van de hoorzitting en de inhoudelijke aanvullingen daarop van hun kant kunnen niet leiden tot een ander oordeel. De rechtbank zal dit deel van het beroep daarom verder onbesproken laten.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het door eisers ingestelde beroep ongegrond is.
De Arrondissementsrechtbank te Middelburg,
verklaart de beroepen van eisers ongegrond.
Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op
door mr. L.J.P. Lambooij, in tegenwoordigheid van mr. M.K. Mol-Enklaar, griffier.