ECLI:NL:RBMID:2001:AB2111

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
31 januari 2001
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Awb 00/412
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.J.A. van Unnik
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing tegemoetkoming schade door extreem zware regenval 1998

In deze zaak heeft de Arrondissementsrechtbank te Middelburg op 31 januari 2001 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een loonbedrijf dat gespecialiseerd is in het opscheppen van aardappels en uien, en de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Eiser had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de schade die hij had geleden door extreem zware regenval op 13 en 14 september 1998, maar deze aanvraag werd door verweerder afgewezen. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd op 9 juni 2000 ongegrond verklaard, waarna eiser in beroep ging.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de schade die eiser heeft geleden, voortvloeiend uit het niet kunnen uitvoeren van loonwerk voor derden, niet valt onder de in de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen opgesomde categorieën van schade. De rechtbank oordeelde dat de schade als omzetschade moet worden aangemerkt en dat verweerder terecht heeft besloten om geen tegemoetkoming te verlenen. De rechtbank heeft daarbij ook overwogen dat eiser niet heeft kunnen aantonen dat er een toezegging was gedaan door verweerder dat zijn aanvraag positief zou worden beoordeeld.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarmee de afwijzing van de aanvraag voor tegemoetkoming in de schade door de Staatssecretaris werd bevestigd. Eiser kan binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG
Enkelvoudige Kamer voor Bestuursgeschillen
Reg.nr.: Awb 00/412
Uitspraak inzake:
[eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. ir. J.L. Mieras, jurist bij de Zuidelijke Land- en Tuinbouworganisatie te Goes,
tegen
de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, verweerder.
1. Procesverloop.
Bij besluit van 16 augustus 1999 heeft verweerder eisers aanvraag om een tegemoetkoming in de schade of kosten op grond van de Regeling tegemoetkoming in de schade bij extreem zware regenval 1998 afgewezen.
Tegen dit besluit heeft eiser een bezwaarschrift ingediend.
Bij besluit van 9 juni 2000 heeft verweerder het bezwaar van eiser (kennelijk) ongegrond verklaard.
Eiser is tegen dit besluit in beroep gekomen.
Het beroep is op 23 januari 2001 behandeld ter zitting. Eiser is in persoon verschenen, bijgestaan door gemachtigde mr. ir. J.L. Mieras voornoemd. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door gemachtigde mr. M.M. le Gras.
2. Overwegingen.
Eiser exploiteert een loonbedrijf dat is gespecialiseerd in het opscheppen van voornamelijk aardappels en uien.
Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Wet tegemoetkoming schade bij rampen en zware ongevallen (hierna: de Wet) heeft een gedupeerde recht op een tegemoetkoming in de hierna te noemen categorieën van schaden, voor zover de schade die hij heeft geleden, is ontstaan in het schadegebied en het rechtstreeks en onmiddellijk gevolg is van overstroming door zoet water, een aardbeving dan wel een ramp of een zwaar ongeval waarop deze wet ingevolge artikel 3 van toepassing is verklaard, alsmede in de hierna te noemen categorieën van kosten
die daarmee verband houden:
a. de schade aan de woning, de woonwagen of het woonschip;
b. de aan de inboedel, bedoeld in artikel 5 van Boek 3 van het Burgerlijk Wetbboek;
c. de schade aan de openbare infrastructurele voorzieningen;
d. de schade aan vaste en vlottende activa;
e. de teeltplanschade, waaronder wordt verstaan het financieel verlies dat is geleden door een mindere opbrengst dan redelijkerwijs mocht worden verwacht gedurende bij de ministeriële regeling te bepalen schadetermijn als gevolg van verlies of beschadiging van gewassen, waardoor een vermindering in kwantiteit of kwaliteit is ontstaan of als gevolg van het niet tijdig kunnen uitvoeren van de voorgenomen teelt van gewassen;
f. de bedrijfsschade, waaronder wordt verstaan het financieel verlies dat is geleden door een mindere opbrengst dan redelijkerwijs mocht worden verwacht gedurende een bij ministeriële regeling te bepalen schadetermijn als gevolg van verlies of fysieke beschadiging van dieren, waaronder een vermindering in kwantiteit of kwaliteit is ontstaan of als gevolg van het niet of niet tijdig kunnen uitvoeren van de voorgenomen productiecyclus;
g. de opstartkosten, waaronder moet worden verstaan de kosten die zijn gemaakt in verband met het opnieuw starten van het productieproces in een installatie;
h. de evacuatiekosten per risico-adres;
i. de bereddingskosten per risico-adres;
j. de kosten voor opruiming per risico-adres;
In het tweede lid van artikel 4 is bepaald dat bij ministeriële regeling kan worden bepaald dat, met uitzondering van schade die het gevolg is van gederfde omzet, andere schade- en kostencategorieën dan de in het eerste lid genoemde voor een tegemoetkoming in aanmerking komen.
In de Ministerraad van 18 september is besloten de Wet van toepassing te verklaren op de extreem zware regenval van 13 en 14 september 1998.
Bij besluit van 29 oktober 1998 heeft verweerder een regeling getroffen op grond waarvan een tegemoetkoming kan worden verleend in de schade, die is ontstaan door de extreem zware regenval van 13 en 14 september 1998; de "Regeling tegemoetkoming schade bij extreem zware regenval 1998" (hierna: de Regeling), gepubliceerd in de Staatscourant 1998, nr. 208.
Op grond van de Regeling kunnen gedupeerden onder bepaalde voorwaarden in aanmerking komen voor een schadevergoeding.
Als gevolg van de extreme weersomstandigheden heeft eiser schade geleden door het niet kunnen uitvoeren van loonwerk voor derden.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet in aanmerking kan komen voor een tegemoetkoming omdat de schade die eiser heeft geleden geen teeltplan- of materiële bedrijfsschade betreft.
Eiser heeft aangevoerd dat de activiteiten van zijn bedrijf in het verlengde liggen van de teelt in aardappelen en uien. Vanwege het feit dat 90% van deze producten in de grond is blijven zitten, is een omzetverlies geleden van f 270.000,-. Daarnaast is een opslagcapaciteit van f 40.000,- niet benut. Voorts heeft eiser aangevoerd dat is toegezegd dat de aanvraag positief zou worden beoordeeld.
Gelet hierop dient de rechtbank te beoordelen of verweerders besluit, waarbij de afwijzing van eisers aanvraag is gehandhaafd, de rechterlijke toetsing kan doorstaan.
Daartoe overweegt de rechtbank het volgende.
Blijkens de toelichting op de Regeling bestaat een recht op een tegemoetkoming in de schade alleen ten aanzien van de in de Wet opgesomde categorieën schade en kosten. Voorts blijkt uit de toelichting op de Regeling dat verweerder geen aanleiding heeft gezien om de in de Wet genoemde categorieën schade en kosten bij de Regeling uit te breiden.
De rechtbank stelt vast dat de door eiser geleden schade vanwege het niet kunnen uitvoeren van loonwerk voor derden geen teeltplan- of bedrijfschade betreft als bedoeld in artikel 4, eerste lid, onder e en g. van de Wet. Dat de activiteiten van eiser in het verlengde liggen van de teelt van aardappelen en uien maakt dat niet anders.
Nu derhalve de door eiser geleden schade als omzetschade aangemerkt moet worden, kon verweerder niet anders dan weigeren eiser een vergoeding voor de schade toe te kennen.
Voor wat betreft eisers stelling dat hem is toegezegd dat zijn aanvraag positief beoordeeld zou worden, is de rechtbank van oordeel dat uit de aan haar gepresenteerde stukken niet van een concrete toezegging door of namens verweerder is gebleken.
Ook overigens is eiser er niet in geslaagd aannemelijk te maken dat een dergelijke toezegging is gedaan, zulks nog afgezien van de omstandigheid dat uit vaste rechtspraak blijkt dat een toezegging als door eiser gesteld niet spoedig mag worden opgevat als een dat orgaan bindende uitlating.
Verweerder heeft terecht besloten het bezwaar (kennelijk) ongegrond te verklaren zodat het beroep ongegrond is.
3. Uitspraak.
De Arrondissementsrechtbank te Middelburg,
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2001
door mr. G.J.A. van Unnik, in tegenwoordigheid van W.J. Steenbergen, griffier.
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Afdeling bestuurs-rechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak.