ARRONDISSEMENTSRECHTBANK TE MIDDELBURG
Enkelvoudige Kamer voor Bestuursgeschillen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Oostburg, verweerder.
Bij besluit van 14 november 1997 heeft verweerder de aan eiseres toegekende uitkering op grond van de Algemene bijstandswet herzien en een bedrag van f.10.476,38 van eiseres teruggevorderd.
Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt bij brief van 11 december 1997.
Bij besluit van 21 december 2000 heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard in die zin dat het terug te vorderen bedrag wordt gewijzigd van f.10.476,38 in f.10.000,00 en voor het overige het bezwaar ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het geschil is op 11 juni 2001 behandeld ter zitting. Namens eiseres is hierbij verschenen haar gemachtigde mr. H.M. den Hollander, advocaat te Oostburg, en de heer [broer], broer van eiseres. Namens verweerder is niemand verschenen.
Artikel 82, aanhef en onder sub a, van de Abw bepaalt dat kosten van bijstand van de belanghebbende worden teruggevorderd voor zover hij naderhand met betrekking tot de periode waarover bijstand is verleend over in aanmerking te nemen middelen, als bedoeld in artikel 42 e.v. van de Abw, beschikt of kan beschikken.
Op grond van artikel 42 van de Abw worden tot de middelen alle vermogens- en inkomensbestanddelen gerekend waarover de belanghebbende redelijkerwijs kan beschikken.
Eiseres ontvangt sinds 1 juli 1995 een Abw-uitkering. Zij woont met haar vader in de ouderlijke woning. In het door haar ondertekende hercontrolerapport van 12 oktober 1997 heeft eiseres bij de rubriek Bezittingen een auto met een waarde van f.10.000,00 ingevuld.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres in het bezit is van deze auto, omdat het kentekenbewijs op haar naam staat. Door niet eerder dan op 12 oktober 1997 melding te maken van de auto, heeft eiseres vanaf het moment van tenaamstelling op 3 mei 1996, ten onrechte bijstand genoten ter hoogte van het bedrag van f.10.000,00, zodat dit bedrag teruggevorderd dient te worden. Verweerder stelt dat de gehele waarde van de auto bij de vermogensberekening betrokken dient te worden, aangezien de waarde de drempel van f.5.000,00 overschrijdt. Voor de vaststelling van de waarde van de auto is verweerder uitgegaan van de door eiseres opgegeven waarde omdat zij volgens verweerder het hercontroleformulier naar waarheid en uit eigen beweging heeft ondertekend.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat de auto het eigendom is van haar vader en dat de auto door haar slechts gebruikt mag worden. Daarnaast had verweerder zich bij de vaststelling van de waarde van de auto niet alleen mogen baseren op de mededeling van eiseres in het hercontrolerapport, maar had hij uit moeten gaan van de reële restwaarde. Volgens eiseres ligt deze waarde onder de door verweerder gehanteerde norm van f.5.000,00. Tenslotte is eiseres van mening dat verweerder drie jaar na de indiening van het bezwaarschrift niet meer tot terugvordering over kan gaan.
De rechtbank overweegt als volgt.
Van terugvordering ingevolge de artikelen 42 en 82 van de Abw kan eerst sprake zijn indien eiseres geacht kon worden redelijkerwijs over de auto te kunnen beschikken.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep is bij het gegeven dat een kenteken op naam van een betrokkene staat de veronderstelling gerechtvaardigd dat de auto een bestanddeel vormt van het vermogen van die betrokkene waarover hij daadwerkelijk de beschikking heeft dan wel redelijkerwijs kan beschikken. Het is aan de betrokkene hiertegen toereikend tegenbewijs te leveren.
Vast staat dat het kenteken van de auto sinds 3 mei 1996 op naam van eiseres staat en dat eiseres in de periode na de kentekenregistratie van de auto gebruik heeft gemaakt. Naar de overige feiten en omstandigheden met betrekking tot de auto heeft verweerder geen nader onderzoek ingesteld, terwijl daar naar het oordeel van de rechtbank wel aanleiding toe was. Het was verweerder immers bekend dat eiseres psychisch niet stabiel is, en dat haar inmiddels met ingang van 8 december 1997 met terugwerkende kracht een AAW-uitkering is toegekend. In zoverre kan van een zorgvuldige voorbereiding van het besluit niet worden gesproken.
Uit de gedingstukken en het ter zitting verhandelde is het volgende gebleken. Uit de aankoopnota en reparatiefacturen die eiseres heeft overgelegd volgt dat de auto aan de vader van eiseres is geleverd, dat hij de aankoopprijs van de auto heeft betaald en dat hij de facturen voor onderhoud aan de auto betaalt. Daarnaast heeft de broer van eiseres ter zitting toegelicht dat zijn vader eveneens de wegenbelasting en de verzekeringspremie betaalt. Het kentekenbewijs, de wegenbelasting en de verzekering zijn slechts op naam van eiseres gezet omdat zijn vader geen rijbewijs heeft. Men was niet op de hoogte van de mogelijkheid om met een ander identiteitsbewijs dan het rijbewijs het kenteken op zijn naam te laten registreren. De vader wil regelmatig met de auto vervoerd worden naar bijvoorbeeld familie of de bejaardensoos en eiseres mag de auto zelf pas gebruiken nadat zij toestemming van haar vader heeft gekregen. Het is tenslotte ondenkbaar dat eiseres de auto van haar vader zou kunnen verkopen. Verweerder heeft dit alles niet weersproken.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat eiseres de auto slechts af en toe mag gebruiken en dat zij in redelijkheid niet geacht kan worden hierover te kunnen beschikken. Verweerder heeft dan ook niet op goede gronden kunnen beslissen dat de auto tot het vermogen van eiseres behoort.
Het bestreden besluit moet derhalve worden vernietigd wegens strijd met de wet. Aan een beoordeling van de overige grieven komt de rechtbank dan ook niet meer toe.
In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van f.1.420,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
De Arrondissementsrechtbank te Middelburg,
verklaart het beroep gegrond.
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat de gemeente Oostburg aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van f.60,- (zestig gulden) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiseres begroot op f.1420,- (veertienhonderdtwintig gulden), te betalen door de gemeente Oostburg aan eiseres/de griffier.
Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 28 juni 2001
door mr. R.C.M. Reinarz, in tegenwoordigheid van mr. W.J. de Veld, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na dagtekening van verzending van deze uitspraak.