ECLI:NL:RBMID:2002:AD8898

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
10 januari 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Awb 01/197
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A. van Wamel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot intrekking van toelagen en inpassing in salarisschaal van een ambtenaar

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 10 januari 2002 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een ambtenaar, en het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland, verweerder. Eiser had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder van 6 maart 2000, waarin zijn functie als kapitein werd ingepast in salarisschaal 12. Bij deze inpassing werden de commandotoelage en de toelage onregelmatige diensten ingetrokken. Verweerder verklaarde het bezwaar van eiser tegen het vervallen van de toelage onregelmatige diensten niet-ontvankelijk en het overige bezwaar ongegrond. Eiser ging hiertegen in beroep bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 29 november 2001 is eiser in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder werd vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de toelage onregelmatige diensten als een besluit moet worden aangemerkt, omdat dit wijziging bracht in de juridische situatie van eiser. De rechtbank was van mening dat verweerder het bezwaar tegen de intrekking onterecht niet-ontvankelijk had verklaard, en verklaarde het beroep in zoverre gegrond.

De rechtbank oordeelde verder dat de reden voor de intrekking van de commandotoelage niet onjuist was. De rechtbank concludeerde dat de huidige functiewaardering de taken van de kapitein voldoende weergaf en dat verweerder de door hem gehanteerde methodiek van inpassing mocht gebruiken. Het beroep tegen de intrekking van de commandotoelage en de inpassingsmethodiek werd ongegrond verklaard. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen de intrekking van de toelage onregelmatige diensten betrof en bepaalde dat verweerder een nieuw besluit moest nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
ENKELVOUDIGE KAMER BESTUURSRECHT
Reg.nr.: Awb 01/197
Uitspraak inzake:
eiser,
wonende te (woonplaats),
gemachtigde: mr. B.H. Vader, advocaat te Oost-Souburg,
tegen
het College van Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland, verweerder.
1. Procesverloop.
Bij besluit van 6 maart 2000 heeft verweerder de functie kapitein ingepast in salarisschaal 12. Bij de inpassing is, aldus verweerder, rekening gehouden met de commandotoelage en de toelage onregelmatige diensten. De inpassing geschiedt onder gelijktijdige intrekking van de commandotoelage en de toelage onregelmatige diensten.
Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij verweerder.
Verweerder heeft het bezwaar tegen het vervallen van de toelage onregelmatige diensten bij besluit van 20 februari 2001 niet-ontvankelijk verklaard en voor het overige ongegrond.
Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.
Het beroep is op 29 november 2001 behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. R. Koper, drs. H.E.C.M. Thomaes en drs. M. Piron.
2. Overwegingen.
In het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren tegen het vervallen van de toelage onregelmatige diensten niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder is van mening dat wanneer de ambtenaar in salarisschaal 12 wordt ingedeeld, hij op grond van artikel 1, eerste lid, van het Reglement toelage onregelmatige diensten Zeeland niet meer voldoet aan het vereiste om voor een onregelmatigheidstoelage in aanmerking te komen. De toelage vervalt van rechtswege als gevolg van de toepasselijkheid van een algemeen verbindend voorschrift en vergt derhalve geen besluit.
Artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat onder een besluit wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiek-rechtelijk rechtshandeling. Met een rechtshandeling wordt bedoeld een handeling gericht op rechtsgevolg; een rechtsverhouding moet worden geschapen, bindend vastgesteld of opgeheven, dan wel verandering brengen in de juridische situatie van iemand of iets.
De rechtbank is van oordeel dat de intrekking van de toelage onregelmatige diensten als een besluit dient te worden aangemerkt. Door het intrekken van de toelage onregelmatige diensten wordt wijziging gebracht in de juridische situatie van eiser; een recht wordt tenietgedaan. Het intrekken van de toelage onregelmatige diensten is derhalve op rechtsgevolg gericht en als zodanig als een besluit aan te merken.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het bezwaar, gericht tegen het intrekken van de toelage onregelmatige dienst, onterecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is in zoverre gegrond.
In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proces-kosten van eiser tot een bedrag van f 1420,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte
en van twee proceshandelingen.
Bij besluit van 6 maart 2000 heeft verweerder tevens de commandotoelage ingetrokken. Verweerder meent terecht de commandotoelage te hebben ingetrokken, omdat de reden waarvoor deze toelage was toegekend thans niet meer aan de orde is. De commandotoelage is indertijd toegekend omdat het toenmalige systeem van functiewaardering de functie kapitein niet goed kon waarderen. De zelfstandigheid van beslissen en de grote verantwoordelijkheid kwamen niet tot uitdrukking in de functiebeschrijving. Door middel van de commandotoelage werden de kapiteins hiervoor gecompenseerd. In de huidige functiewaardering zijn alle relevante aspecten, waaronder beslissingsvrijheid en verantwoordelijkheid, bezien en juist gewaardeerd.
Voor wat betreft de inpassing hanteert verweerder al jarenlang de gedragslijn dat indien bij een bevordering bepaalde toelagen vervallen, in het algemeen de procedure van het verlenen van een garantietoelage kan worden omzeild door in de hogere rang een salaris toe te kennen, dat gelegen is boven de bezoldiging in de verlaten rang. Het salaris en de toelagen worden samen-geteld en dit wordt als uitgangspunt genomen bij de inpassing. Hierdoor wordt hetzelfde inkomen als voor de inpassing gegarandeerd.
Eiser stelt dat de commandotoelage in het leven was geroepen vanwege het specifieke ‘hier en nu’-karakter dat het leiding geven van kapiteins kenmerkt. Het onderdeel ‘leiding geven’ in de huidige functiewaardering ziet hier niet op.
Voorts meent eiser dat verweerder zich voor wat betreft de inpassingsmethodiek beroept op een gedragslijn die nergens uit blijkt. De door de bezwarencommissie geadviseerde methodiek is overeenkomstig de toepasselijke bepalingen. In deze methodiek wordt het salaris in de nieuwe salarisschaal bepaald, vervolgens worden de toelagen bij het nieuwe salaris opgeteld en wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het naasthogere bedrag in de nieuwe schaal.
De rechtbank is van oordeel dat de door verweerder vermelde reden voor intrekking van de commandotoelage niet voor onjuist kan worden gehouden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat in de huidige functiewaardering de onderdelen ‘keuzemogelijkheden’ en ‘leiding geven’ hoger zijn gewaardeerd. De rechtbank is van oordeel dat in de huidige waardering de specifieke taken van de kapitein voldoende zijn weergegeven.
Artikel 8 van het Bezoldigingsbesluit Zeeland 1984 (‘Salaris bij inpassing in hogere salarisschaal’) luidt:
1. Wanneer voor de ambtenaar een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximumsalaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het bedrag, gelegen onmiddellijk boven het salaris, dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 6.
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 5 wordt het salaris in de nieuwe salarisschaal ver-hoogd tot een bedrag in die schaal, zodra en voor zover zulks nodig is om te bereiken, dat het blijft uitgaan boven het salaris, dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten.
Op grond van artikel 1 van dit besluit dient onder salaris te worden verstaan: het bedrag, dat met inachtneming van de bepalingen van dit besluit voor de ambtenaar is vastgesteld aan de hand van de bijlagen 1 en 2 van dit besluit. Onder bezoldiging wordt verstaan de som van het salaris en de toelagen.
De rechtbank stelt vast dat (artikel 8 van) het Bezoldigingsbesluit niets regelt met betrekking tot het incorporeren van toelagen. De rechtbank is daardoor van oordeel dat verweerder in principe met deze toelagen bij de inpassing geen rekening zou hoeven houden. Verweerder heeft echter besloten eiser een inkomensgarantie te verlenen. Hij doet dit met behulp van een - volgens eigen zeggen - jarenlange toegepaste gedragslijn overeenkomstig de toelichting bij het Rijksbezoldigingsbesluit. De rechtbank is van oordeel dat deze gedragslijn niet als onredelijk kan worden aangemerkt. Verweerder heeft de door hem gehanteerde methodiek van inpassing derhalve mogen gebruiken. De rechtbank ziet geen reden om de inpassingsmethodiek van bezwarencommissie te volgen; in ieder geval volgt deze inpassingsmethodiek niet uit het Bezoldigingsbesluit.
De rechtbank verklaart het beroep gericht tegen het intrekken van de commandotoelage en de door verweerder gehanteerde inpassingsmethodiek mitsdien ongegrond.
3. Uitspraak.
De Rechtbank Middelburg,
verklaart het beroep gegrond, voor zover gericht tegen het niet-ontvankelijk verklaren van de bezwaren gericht tegen het intrekken van de toelage onregelmatige diensten;
vernietigt in zoverre het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder ten aanzien van dit onderdeel een nieuw besluit neemt, met inachtneming van het in deze uitspraak gestelde;
bepaalt dat de Provincie Zeeland aan eiser het door hen betaalde griffierecht ten bedrage van
f 225,- (tweehonderdvijfentwintig gulden) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiser begroot op
f 1420,- (veertienhonderdtwintig gulden), te betalen door de Provincie Zeeland aan eiser;
verklaart het beroep voor het overige ongegrond.
Aldus gewezen en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2002
door mr. A. van Wamel, in tegenwoordigheid van mr. H.D. Sebel, griffier.
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.