ECLI:NL:RBMID:2002:AE2301

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
6 maart 2002
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
544/2000
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • E.P. Jansen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van een piloot voor een luchtvaartongeval tijdens vlieglessen

In deze zaak, die zich afspeelt in de Rechtbank Middelburg, betreft het een luchtvaartongeval dat plaatsvond op 14 oktober 1995 op het luchtvaartterrein Midden Zeeland te Arnemuiden. Een vliegtuig, bestuurd door de gedaagde, vloog tijdens het oefenen van starts en landingen de hangaar binnen, waarbij twee parachutisten werden geraakt en de echtgenoot van de eiseres om het leven kwam. De eiseres vorderde schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad, stellende dat de gedaagde niet de zorgvuldigheid in acht had genomen die van een piloot verwacht mag worden. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde onrechtmatig had gehandeld, omdat hij zich onvoldoende had voorbereid op de vlucht en niet de nodige kennis had van het vliegtuig. De rechtbank stelde vast dat de gedaagde, ondanks zijn vliegervaring, niet de vereiste zorgvuldigheid had betracht, wat leidde tot het fatale ongeval. De rechtbank oordeelde dat de onrechtmatige daad aan de gedaagde kon worden toegerekend, omdat hij de veiligheid van derden in gevaar had gebracht. De rechtbank verklaarde de gedaagde aansprakelijk voor de schade die de eiseres had geleden door het overlijden van haar echtgenoot en veroordeelde hem tot schadevergoeding, op te maken bij staat. De rechtbank wees ook op de proceskosten die de gedaagde moest vergoeden aan de eiseres. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van piloten, vooral tijdens vlieglessen, en de noodzaak om de veiligheid van anderen te waarborgen.

Uitspraak

Vliegtuig tijdens het oefenen van start en landing hangaar ingevlogen. Rechtbank stelt vast dat piloot onrechtmatig heeft gehandeld. Dood valt piloot ook toe te rekenen omdat hij zich onvoldoende heeft voorbereid. Risico was ook vermijdbaar.
Rechtbank Middelburg
Sector civiel recht
rolnr: 544/00
Vonnis van 6 maart 2002 in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur: mr. K.P.T.G. Flos,
advocaat: mr. F.J. van Benthem,
tegen:
[gedaa[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
procureur: mr. C.H. Brinkman,
advocaat: mr. Th.C. van Schagen.
1. Het verloop van de procedure
De volgende processtukken zijn gewisseld:
- de conclusie van eis overeenkomstig de dagvaarding;
- de conclusie van antwoord;
- de conclusie van repliek;
- de conclusie van dupliek.
Gedaagde heeft ter rolle van 21 november 2001 pleidooi gevraagd.
Partijen hebben hun zaak op 17 januari 2002 doen bepleiten.
2. De feiten
2.1 Op zaterdag 14 oktober 1995 heeft op het luchtvaartterrein Midden Zeeland te Arnemuiden een luchtvaartongeval plaatsgevonden. Een vliegtuig, type Rushmeyer R 90 - 230 RG, welk vliegtuig stond ingeschreven ten name van de [gedaagde] - enig bestuurder tevens enig aandeelhouder was, vloog tijdens het oefenen van starts en landingen op het landingsterrein, zogenaamde "touch and go's", de hangaar van de Stichting Vliegmateriaal Midden Zeeland binnen. Het vliegtuig heeft hierbij twee in de hangaar aanwezige parachutisten geraakt. De echtgenoot van eiseres - verder [eiseres] - , [de man van eiseres], overleed ten gevolge van dit ongeval ter plaatse.
2.2 Ten tijde van het ongeval werd het vliegtuig bestuurd door [gedaagde] die op dat moment vliegles[naam vlieginstructeur]naam vlieg[naam vlieginstructeur] - die als houder van een vliegbewijs B, met daarin onder andere de bevoegdverklaring vliegonderricht "VO", bevoegd was tot het geven van onderricht in het besturen van een vliegtuig ter verkrijging van een vliegbewijs.
3. Het geschil
3.1 [eiseres] vordert voor recht te verklaren dat [gedaagde] aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad en [gedaagde] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen tot vergoeding van de door [eiseres] reeds geleden en nog te lijden materiële- en immateriële schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. [eiseres] legt daaraan het volgende ten grondslag:
3.1.1 [gedaagde] heeft niet de zorg in acht genomen die volgens het ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betamelijk is. [gedaagde], die al de nodige vlieguren had gemaakt, wist wat vliegen inhield. Van hem mocht dan ook verwacht worden dat hij de gevaren daarvan inzag. Hij realiseerde zich kennelijk dat hij slechts over een geringe theoretische kennis van de aërodynamische aspecten van het vliegen beschikte. Desondanks heeft [gedaagde] zich niet althans onvoldoende op de hoogte gesteld van de eigenschappen van het vliegtuig nu hij de inhoud van het vlieghandboek niet had gelezen. Ook had hij de trainingsmanual slechts bekeken en niet gelezen. Hij had zich ook niet laten briefen. [gedaagde] heeft zich dus voorafgaande aan de vlucht onvoldoende voorbereid terwijl juist extra zorgvuldigheid van hem verwacht had kunnen worden. Dit gold temeer nu hij een Ruschmeyer ging vliegen terwijl hij nog basisinstructie nodig had. Voorts had van hem extra zorgvuldigheid verwacht kunnen worden gelet op de ernst van mogelijke schade ten gevolge van fouten in het bedienen van een vliegtuig.
3.1.2 Aan het voorgaande doet niet af het feit dat [gedaagde] les nam. Hij had daarin een eigen verantwoordelijkheid zeker nu er, gelet op de verhouding tussen de instructeur [naam vlieginstructeur] en [gedaagde], geen sprake was van een gezagsverhouding waarbij de instructeur het voor het zeggen had en laatstgenoemde in de positie was bij onvoldoende voorbereiding lesgeven te weigeren. [gedaagde] heeft verder onrechtmatig gehandeld door in strijd te handelen met artikel 5 van de Wet Luchtverkeer.
3.1.3 Ook indien zou komen vast te staan dat [gedaagde] geen schuld heeft aan het ongeval moet de onrechtmatige daad aan [gedaagde] toegerekend worden omdat het ongeval te wijten is aan een oorzaak die krachtens de in het verkeer geldende opvatting voor rekening van [gedaagde] moet komen. Immers, [gedaagde] is eigenaar van het vliegtuig en de eigenaar is bij alle voer- en vaartuigen waarvoor dit wettelijk geregeld is de aansprakelijke partij. In Nederland is het een algemeen erkend rechtsbeginsel dat slachtoffers de eigenaar van een voer- of vaartuig, waarmee door een onrechtmatige daad schade is veroorzaakt, kunnen aanspreken.
3.1.4 Nu [gedaagde] onrechtmatig heeft gehandeld en het daardoor in het leven geroepen gevaar zich heeft verwezenlijkt in de vorm van het ongeval is het causaal verband tussen de gedraging en het ongeval, behoudens tegenbewijs, gegeven.
3.1.5 [gedaagde] is, evenals [naam vlieginstructeur], (hoofdelijk) aansprakelijk voor de schade die [eiseres] heeft geleden en nog lijdt ten gevolge van het overlijden van haar echtgenoot. Het feit dat [gedaagde] zichzelf in mindere mate aansprakelijk acht dan [naam vlieginstructeur] regardeert [eiseres] niet nu dat de verhouding van [gedaagde] en [naam vlieginstructeur] onderling betreft.
3.1.6 Voorts is het in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat, indien inderdaad mocht komen vast te staan dat het vliegtuig onvoldoende verzekerd was en niet [gedaagde] schuldig is maar [naam vlieginstructeur], [eiseres] met de schade blijft zitten. [naam vlieginstructeur] is immers onvoldoende draagkrachtig om de schade van [eiseres] te voldoen.
3.2 [gedaagde] heeft de vordering van [eiseres] gemotiveerd bestreden. Zijn verweer is als volgt samen te vatten:
3.2.1 [gedaagde] heeft geen onrechtmatige daad heeft gepleegd omdat hij geen schuld heeft aan het ongeval. Ten tijde van het ongeval ontving [gedaagde] instructie en het is inherent aan het zijn van leerling dat er fouten worden gemaakt. Ook eventuele onvolkomenheden in de voorbereiding komen voort uit het leerling-zijn. De voorbereiding is een van de aspecten die een aspirant-vlieger moet leren. Door bestudering van het vliegtuighandboek kunnen ongevallen niet geheel voorkomen worden. Het kennisnemen van grote delen van het vliegtuighandboek, hetgeen [gedaagde] ook heeft gedaan, is voldoende. Specifiek van belang zijnde onderdelen moeten nader door [naam vlieginstructeur] uitgelegd en getraind worden.
3.2.2 Het toestel waarin [gedaagde] vloog week niet in belangrijke mate af van doorsnee toestellen en het was wettelijke toegestaan om op een dergelijk toestel te lessen. Indien er al sprake is van schuld aan het ongeval dan treft [naam vlieginstructeur] schuld. [gedaagde] verwijst naar de getuigenverklaring van zijn echtgenote, die in het vliegtuig zat ten tijde van het ongeval. Daaruit blijkt dat [gedaagde] bij eerdere "touch and go's" te voorzichtig had gevlogen. [naam vlieginstructeur] had aan [gedaagde] te kennen gegeven sneller gas te geven. [gedaagde] heeft deze instructie ook opgevolgd. [naam vlieginstructeur] heeft vervolgens niet, althans onvoldoende, gecorrigeerd.
3.2.3 Ook uit het naar aanleiding van het ongeval opgemaakte rapport van de Raad voor de Luchtvaart blijkt dat het ongeval waarschijnlijk is veroorzaakt door het onvoldoende adequaat ingrijpen van [naam vlieginstructeur]. Een en ander is ook in rechte komen vast te staan nu de rechtbank in de strafzaak tegen [gedaagde] heeft vastgesteld dat [gedaagde] geen enkele schuld trof. Hij is zowel van het primair als van het subsidiair telastegelegde vrijgesproken. [naam vlieginstructeur] is wèl veroordeeld. Het zijn van leerling brengt altijd een zekere gevaarzetting met zich mee maar het aan de instructeur is om deze potentiële gevaarzetting te ondervangen. [eiseres] heeft niet aangetoond dat sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid of dat er grond zou zijn hem het handelen toe te rekenen of voor zijn risico te laten komen. [gedaagde] is dus niet aansprakelijk.
3.2.4 [gedaagde] was hij ten tijde van het ongeval geen eigenaar van het vliegtuig. Het feit dat het enkele zijn van eigenaar kan geen aansprakelijkheid voor het ongeval scheppen.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 [eiseres] ageert op grond van het feit dat [gedaagde] jegens haar overleden echtgenoot een onrechtmatige daad heeft gepleegd en vordert op die grond schadevergoeding. Vastgesteld dient derhalve eerst te worden of [gedaagde] jegens de overleden echtgenoot van [eiseres] een onrechtmatige daad heeft gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat daarvan sprake is. De vastgestelde feiten, kort gezegd: het door [gedaagde] bestuurde vliegtuig vloog de hangaar binnen waardoor de echtgenoot van [eiseres] werd gedood, brengen jegens hem een rechtsinbreuk door [gedaagde] met zich mee. [gedaagde] had immers de rechtsplicht bij het vliegen niet de veiligheid van derden en in het bijzonder van de echtgenoot van [eiseres] in gevaar te brengen. De rechtbank gaat niet in op de vraag of en in hoeverre de instructeur terzake mede aansprakelijk is en hem (mede)schuld treft nu deze vraag in de onderhavige procedure niet aan de orde is.
4.2 Vervolgens moet de vraag worden beantwoord of de onrechtmatige daad aan [gedaagde] valt toe te rekenen. Ingevolge de wet kan een onrechtmatige daad aan de dader worden toegerekend indien deze daad aan zijn schuld is te wijten of aan een oorzaak welke krachtens de wet of de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening komt. Het feit dat [gedaagde] in de strafzaak vrijgesproken is houdt niet in dat er dan ook geen sprake kan zijn van schuld in civielrechtelijke zin.
4.3 Voor toerekening op grond van schuld is vereist dat voor degene die handelt het aan een handeling verbonden risico voor de betrokken dader kenbaar en ook vermijdbaar is.
Vliegen en zeker vliegen door een beginnend vlieger is een gedraging die voor anderen risico's met zich meebrengt. Algemeen bekend is dat, indien zich bij het vliegen een ongeluk voordoet, de kans bestaat dat daarbij derden betrokken raken en mogelijk (zeer) ernstig en mogelijk dodelijk kunnen worden verwond, hetgeen in het onderhavige geval is gebeurd. Daarom kan van degene die gaat vliegen verwacht worden dat hij de grootst mogelijke zorg in acht neemt. Hij moet anticiperen op de gevaren of risico's die zijn handelen meebrengt. Dat geldt ook voor degene die vliegles neemt, zoals [gedaagde] in het onderhavige geval. Het feit dat een instructeur aanwezig was ontslaat hem niet van de plicht de grootst mogelijke zorg in acht te nemen en zo de kans op een ongeval tot een minimum te beperken.
4.4 Vast staat dat de voorbereidingen van [gedaagde] voorafgaande aan de vliegles onvoldoende waren. Immers, onbestreden is gebleven dat [gedaagde] het vlieghandboek niet had bestudeerd. Uit het eindrapport van de Raad voor de Luchtvaart, welk rapport als produktie 5 bij de conclusie van repliek in het geding is gebracht, blijkt voorts dat de Raad, om redenen van vliegveiligheid, daarvoor geen begrip kon opbrengen. Verder wijst de rechtbank op de als produktie 1a bij repliek in het geding gebrachte proces-verbaal van 12 juli 1996, opgemaakt door twee verbalisanten van de Luchtvaartpolitie en op het proces-verbaal op 25 oktober 1995, eveneens opgemaakt door twee verbalisanten van de Luchtvaartpolitie, van de verklaring van [gedaagde], welke als produktie 6a bij de conclusie van repliek in het geding is gebracht. Daaruit blijkt dat [gedaagde] van [naam vlieginstructeur] voorafgaand aan de vlucht een niet bij het onderhavige type vliegtuig behorende trainingsmanual had gekregen. Deze had [gedaagde] wel bekeken maar dit manual was volgens hem lastig te lezen nu deze in de Duitse taal was gesteld. Verder blijkt uit de processen-verbaal dat de voor- en nabesprekingen met [naam vlieginstructeur] erg globaal waren.
4.5 Voor het beoordelen van de vraag of de onrechtmatige daad aan [gedaagde] op grond van schuld toegerekend kan worden is ook van belang of het risico vermijdbaar was.
[gedaagde] had weliswaar als vlieger een aantal vlieguren gemaakt maar hij was volgens zijn eigen verklaring nog onervaren. Uit weergave van de verklaring van Huurdeman, een ervaren vlieginstructeur en vlieger op een Ruschmeyer, in het als produktie 1a bij repliek in het geding gebrachte proces-verbaal van 12 juli 1996 opgemaakt door de Luchtvaartpolitie, blijkt dat basisinstructie op dit vliegtuig een grote stap is gezien het grote aantal handelingen tijdens start en landing. Het als produktie 1b bij repliek in het geding gebrachte rapport op 14 oktober 1995 opgemaakt door de Luchtvaartpolitie onder punt 15 ("resultaat van het onderzoek") noemt als factoren die van invloed zijn geweest op het ongeval: geschiktheid/bekwaamheid, ervaring en bediening en een vliegersfout. Voorts wordt vermeld dat duidelijk was dat het vliegtuig eigenschappen had waarmee [gedaagde] en [naam vlieginstructeur] geen raad wisten. Het ongeval moet dus kennelijk (mede) toegeschreven worden aan de onervarenheid van [gedaagde] als leerling-vlieger. Het ongeval was daardoor voor [gedaagde] niet vermijdbaar. Van schuld aan de zijde van [gedaagde] kan dan ook naar het oordeel van de rechtbank niet worden gesproken. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking het feit dat noch uit het in het geding gebrachte proces-verbaal van de Luchtvaartpolitie, noch uit het rapport van de Raad voor de Luchtvaart, noch uit de processen-verbaal van de door de vlieginstructeurs [getuigen] afgelegde verklaringen blijkt dat [gedaagde] het ongeval zoals zich dat heeft voorgedaan door bestudering van het vliegtuighandboek had kunnen vermijden.
4.6 Een onrechtmatige daad kan ingevolge artikel 6: 162 BW ook buiten verwijtbaarheid aan de dader worden toegerekend wanneer deze is te wijten aan een oorzaak welke krachtens de in het verkeer geldende opvattingen voor zijn rekening moet komen. In het onderhavige geval is het ongeluk ontstaan tijdens het nemen van vlieglessen. Vliegen, en zeker vliegen door een beginnend vlieger, moet naar het oordeel van de rechtbank, geacht worden, anders dan alledaagse gedragingen die weinig risico's in het leven roepen, een gedraging te zijn die de kans op het ontstaan van schade aanzienlijk vergroot. Immers, zoals de rechtbank hiervoor onder 4.3 heeft overwogen, bij een ongeluk met een vliegtuig is de kans groot dat degenen die bij een dergelijk ongeluk betrokken raken (zeer) ernstig, en zoals in het onderhavige geval is gebeurd, dodelijk, gewond raken. Het feit dat degene die risico's op het ontstaan van schade eenzijdig vergroot door vliegles te gaan nemen is voor de rechtbank aanleiding om hem jegens de derden, die een dergelijke gevaar niet in het leven roepen, aansprakelijk te doen zijn indien de verhoogde kans op het ontstaan van schade zich heeft verwezenlijkt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de onrechtmatige daad [gedaagde] op grond van de in het verkeer geldende opvattingen valt toe te rekenen.
4.7 Gelet op het vorenstaande zal de rechtbank de vordering van [eiseres] te verklaren voor recht dat [gedaagde] aansprakelijk is uit onrechtmatige daad toewijzen. De rechtbank zal voorts de vordering [gedaagde] te veroordelen tot vergoeding aan [eiseres] van de reeds door haar geleden en nog te lijden schade, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet toewijzen. In het kader van de onderhavige procedure zijn geen, althans onvoldoende, feiten en/of omstandigheden gesteld op grond waarvan de schade-elementen vastgesteld kunnen worden die de grondslag vormen voor aard of beloop van de schade. Nu dat dan ook in de schadestaatprocedure aan de orde moet komen zal de rechtbank vooruitlopend daarop [gedaagde] niet veroordelen om aan [eiseres] zowel materiële- als immateriële schade te vergoeden.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing:
De rechtbank:
- verklaart voor recht dat [gedaagde] door het veroorzaken van het vliegtuigongeval jegens de overleden echtgenoot van [eiseres] onrechtmatig heeft gehandeld welke onrechtmatige daad aan [gedaagde] toegerekend kan worden en op grond waarvan [gedaagde] jegens [eiseres] aansprakelijk is;
- veroordeelt [gedaagde] tot vergoeding aan [eiseres] van de door haar ten gevolge van de onrechtmatige daad geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiseres] begroot op € 211,34 aan verschotten en € 1.560,-- aan procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. Jansen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 6 maart 2002 in aanwezigheid van de griffier.