ECLI:NL:RBMID:2003:AL9045

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
15 oktober 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12/000364-02
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. [naam]
  • mrs. [naam]
  • mrs. [naam]
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Moord en het verbergen van een lijk in de zaak Grevelingendam

In de zaak voor de Rechtbank Middelburg, uitgesproken op 15 oktober 2003, is de verdachte beschuldigd van moord en het verbergen van een lijk. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 21 december 2002, in de gemeente 's-Gravenhage, opzettelijk en met voorbedachten rade het leven heeft beroofd van een persoon, hierna aangeduid als [slachtoffer]. De verdachte heeft het slachtoffer met een vuurwapen beschoten, wat resulteerde in de dood van het slachtoffer. Na de moord heeft de verdachte samen met een medeverdachte het lichaam van het slachtoffer verborgen, met de intentie om het overlijden te verbergen. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte, ondanks zijn ontkenning van de moord, verantwoordelijk is voor zijn daden en dat de gepleegde moord de rechtsorde ernstig heeft geschokt. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest. De uitspraak is gedaan na een zorgvuldige afweging van de bewijsmiddelen en de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/000364-02
Datum uitspraak: 15 oktober 2003
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 14 januari 2003
Datum voorlopige hechtenis: 20 januari 2003
Datum invrijheidstelling: 28 januari 2003
Datum inverzekeringstelling: 7 februari 2003
Datum voorlopige hechtenis: 9 februari 2003
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] ,
wonende te '[woonplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting Zuid West, Huis van Bewaring Torentijd te Middelburg
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. A.H. Westendorp, advocaat
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
2 oktober 2003.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. [naam] en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 jaren, met aftrek van voorarrest.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
dat hij op of omstreeks 21 en/of 22 december 2002,
in de gemeente 's-Gravenhage, in elk geval in het arrondissement
's-Gravenhage, althans in de gemeente Schouwen-Duiveland, te Bruinisse, in elk
geval in Nederland,
tesamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon,
genaamd (althans zich noemende) [slachtoffer], van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm
beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met een vuurwapen (meermalen)
op die [slachtoffer] geschoten, tengevolge van welke handeling(en), althans enige
handeling(en) door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) gepleegd, die
[slachtoffer] is overleden;
art 289 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
dat hij op of omstreeks 21 en/of 22 december 2002,
in de gemeente Schouwen-Duiveland, te Bruinisse, en/of in de gemeente
's-Gravenhage, en/althans (in elk geval) (elders) in Nederland,
tesamen en vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een lijk, te weten het lijk van een man, in leven genaamd (althans zich
noemende) [slachtoffer],
heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt
met het oogmerk om het feit, te weten het overlijden van die [slachtoffer], en/of
de oorzaak van het overlijden te verhelen;
art 151 Wetboek van Strafrecht
Bewijsoverweging
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank onder meer het volgende af:
Verdachte is de broer van [naam]. [naam] is gehuwd [medeverdachte]] Verdachte was op de hoogte van het feit dat zijn zuster een buitenechtelijke verhouding had met het latere slachtoffer [slachtoffer]. Op verdachte werd druk uitgeoefend om de eer van de familie te redden.Verdachte heeft met [slachtoffer] een afspraak gemaakt, aanvankelijk voor vrijdagavond 20 december 2002 en hij heeft deze afspraak vervolgens verzet naar zaterdagavond 21 december 2002. Hij heeft met [slachtoffer] afgesproken om hem te ontmoeten op de parkeerplaats bij het HTM-gebouw aan de Dynamostraat in Den Haag. Verdachte heeft voor die gelegenheid de Volkswagen Transporter van zijn vader geleend. Hij is met die Volkswagen Transporter gereden naar de eerder genoemde parkeerplaats. Verdachte droeg een pistool bij zich. Op de parkeerplaats is [slachtoffer] bij verdachte in de auto gestapt. Verdachte heeft vervolgens drie keer op [slachtoffer] geschoten. Eén kogel is dwars door het hart gegaan. Tengevolge van dit schot is het slachtoffer overleden. Direct daarna heeft verdachte zijn vriend [medeverdachte] opgebeld. Deze heeft hem geadviseerd het lijk ver weg te brengen. Verdachte en [medeverdachte] hebben afgesproken elkaar te ontmoeten bij het Texaco-tankstation bij Delft. Daar is [medeverdachte] even uit zijn auto gestapt en heeft hij in de Volkswagen Transporter van verdachte gekeken. [medeverdachte] heeft verdachte vervolgens de weg gewezen richting Zeeland. Verdachte is met de Volkswagen Transporter met daarin het lichaam van het slachtoffer achter [medeverdachte] aan gereden. [medeverdachte] heeft verdachte de weg gewezen naar het Grevelingenmeer waar verdachte uiteindelijk het lijk heeft verborgen op de plaats waar het later is aangetroffen.
Deze gang van zaken brengt de rechtbank tot het oordeel dat verdachte op 21 december 2002 opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd. De rechtbank sluit niet uit dat vooraf in breder verband beraad heeft plaats gevonden doch de rechtbank heeft onvoldoende wettige bewijsmiddelen gevonden om te kunnen vaststellen dat verdachte de moord samen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. Verdachte heeft vervolgens samen met [medeverdachte] het lijk van het slachtoffer weggevoerd met het oogmerk om het overlijden van het slachtoffer en/of de oorzaak van het overlijden te verhelen.
De raadsman van verdachte heeft het verweer gevoerd dat niet verdachte, maar [medeverdachte] de moord zou hebben gepleegd. De rechtbank verwerpt dit verweer. In het dossier heeft de rechtbank geen aanwijzingen aangetroffen die er op duiden dat [medeverdachte] bij de moord betrokken is geweest.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als hierna is vermeld.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1.
dat hij op of omstreeks 21 en/of 22 december 2002,
in de gemeente 's-Gravenhage, in elk geval in het arrondissement
's-Gravenhage, althans in de gemeente Schouwen-Duiveland, te Bruinisse, in elk
geval in Nederland,
tesamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade, althans opzettelijk, een persoon,
genaamd (althans zich noemende) [slachtoffer], van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) opzettelijk en na kalm
beraad en rustig overleg, althans opzettelijk, met een vuurwapen (meermalen)
op die [slachtoffer] geschoten, tengevolge van welke handeling(en), althans enige
handeling(en) door hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) gepleegd, die
[slachtoffer] is overleden;
2.
dat hij op of omstreeks 21 en/of 22 december 2002,
in de gemeente Schouwen-Duiveland, te Bruinisse, en/of in de gemeente
's-Gravenhage, en/althans (in elk geval) (elders) in Nederland,
tesamen en vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een lijk, te weten het lijk van een man, in leven genaamd (althans zich
noemende) [slachtoffer],
heeft verborgen en/of weggevoerd en/of weggemaakt
met het oogmerk om het feit, te weten het overlijden van die [slachtoffer], en/of
de oorzaak van het overlijden te verhelen;.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1. Moord.
2. Medeplegen van een lijk wegvoeren en verbergen met het oogmerk om het feit van het overlijden te verhelen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van de feit en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft tijdens een daartoe door hem gearrangeerde ontmoeting met de minnaar van zijn zus een kille en koelbloedige moord gepleegd, door het slachtoffer, naast hem in de auto gezeten, van korte afstand een kogel door zijn hart te schieten. Na het plegen van de moord is verdachte, met het dode lichaam naast hem in de auto, samen met een vriend vanuit Den Haag naar Zeeland gereden om zich vervolgens op een stille, verlaten plaats van het lijk te ontdoen.
Hoewel verdachte ter terechtzitting heeft ontkend de moord te hebben gepleegd en dus geen inzicht heeft gegeven in de motieven die hem tot deze daad hebben gebracht, gaat de rechtbank er van uit dat hij met zijn daad de geschonden eer van zijn familie heeft willen herstellen. De rechtbank houdt hiermee echter geen rekening in het voordeel van verdachte. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke vorm van eigenrichting binnen de in de Nederlandse samenleving geldende normen niet kan worden geaccepteerd. Door deze gruwelijke en onherroepelijke daad, welke in de wet met de zwaarst mogelijke straf wordt bedreigd, is de rechtsorde zeer ernstig geschokt.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 21 januari 2003;
- het over de verdachte uitgebrachte vroeghulprapport d.d. 16 januari 2003 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 17 juni 2003 van de Stichting Reclassering Nederland, Ressort Den Haag, unit Middelburg.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 47, 57, 151 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het onder 1 en 2 bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) jaren.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. [naam], voorzitter,
mrs. [naam] en [naam] rechters,
in tegenwoordigheid van [naam] als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 oktober 2003.