ECLI:NL:RBMID:2003:AO5349
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Rangregeling na verkoop schip en voorrang van vorderingen in het civiele recht
In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, stond de rangregeling na de verkoop van het schip Simona centraal. Sigma Coatings A.S., de eiseres, had in de periode van april tot augustus 1997 verf geleverd aan het schip en vorderde een bedrag van ƒ 248.167,41, inclusief rente en kosten. Sigma stelde dat zij op basis van artikel 581 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) recht had op een voorrecht, omdat de verf ten tijde van de veiling nog aan boord was. De gedaagde, Finansbanken A.S.A., betwistte de leveranties van Sigma en stelde dat de verf niet als scheepstoebehoren kon worden beschouwd, waardoor het eigendomsvoorbehoud van Sigma zou zijn vervallen. De rechtbank oordeelde dat de verf niet voldeed aan de definitie van scheepstoebehoren volgens artikel 8:1, lid 4 BW, en dat Sigma zich niet kon beroepen op voorrang. Daarnaast werd de onrechtmatige daad van de bank besproken, waarbij de rechtbank concludeerde dat het recht van het land waar de onrechtmatige daad had plaatsgevonden, in dit geval Noorwegen, van toepassing was. De rechtbank besloot de zaak aan te houden om partijen in de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de relevante Noorse wetgeving. Het vonnis werd uitgesproken op 19 maart 2003 door mr. S.M.J. van Dijk.