ECLI:NL:RBMID:2004:AO5929

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
3 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
rolnr. 286/2003
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verbod op het bouwen van een balkon in strijd met artikel 5:50 lid 1 BW

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Middelburg op 3 februari 2004 uitspraak gedaan in een kort geding tussen eiser en gedaagde over de bouw van een balkon. Eiser, eigenaar van een woning, vorderde dat gedaagde, die naast hem woont, zou worden verboden om een balkon te bouwen dat binnen twee meter van de erfafscheiding zou komen. Eiser stelde dat het balkon in strijd was met artikel 5:50 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek, dat bepaalt dat het niet geoorloofd is om binnen deze afstand een balkon te hebben dat uitzicht biedt op het naburige erf, tenzij toestemming is gegeven door de eigenaar van dat erf. Gedaagde had geen toestemming van eiser verkregen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de bezwaren van eiser gegrond waren. Gedaagde had weliswaar een ondoorzichtig scherm aan de kant van eiser gepland om de privacy te waarborgen, maar dit voldeed niet aan de eisen van artikel 5:50 lid 1 BW. De rechter benadrukte dat de onrechtmatigheid voortvloeit uit het enkele feit dat het balkon binnen de aangegeven afstand van twee meter zou komen, ongeacht de privacy-maatregelen die gedaagde had genomen. De vordering van eiser werd toegewezen, en gedaagde werd verboden om het balkon te bouwen. Tevens werd een dwangsom van € 500 per dag opgelegd voor elke dag dat gedaagde in strijd met dit verbod zou handelen, met een maximum van € 50.000.

De uitspraak benadrukt het belang van de regels omtrent de afstand van bouwwerken tot erfgrenzen en de bescherming van de privacy van buren. De rechter wees gedaagde ook in de kosten van het geding, wat gebruikelijk is in gevallen waar de gedaagde in het ongelijk wordt gesteld. Dit vonnis is een belangrijke bevestiging van de toepassing van artikel 5:50 lid 1 BW in burenrechtelijke geschillen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 3 februari 2004 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 286/03
(naam eisers),
beiden wonende te (woonplaats),
eisers,
procureur: mr. E.H.A. Schute,
tegen:
(naam gedaagde),
wonende te (woonplaats),
gedaagde,
procureur: mr. E.F. Sandijck,
1. Het verloop van het geding
Eisers worden verder in enkelvoud aangeduid als eiser en gedaagde als gedaagde.
Ter terechtzitting van dinsdag 27 januari 2004 heeft eiser gevorderd dat het aan gedaagde zal worden verboden om aan de achterzijde van zijn pand (adres) te (woonplaats) een balkon te bouwen of te doen bouwen binnen twee meter van de erfafscheiding, met veroordeling van gedaagde om aan eiser een dwangsom te betalen van € 500,-- voor iedere dag dat in strijd met het gegeven verbod wordt gehandeld en met veroordeling van gedaagde in de kosten van het geding.
Gedaagde heeft verweer gevoerd.
Na verder debat is vonnis gevraagd.
De inhoud van de overgelegde processtukken en producties zijdens gedaagde, geldt als hier ingelast.
2. De feiten
2.1. Eiser is eigenaar en bewoner van een woonhuis aan het (adres + woonplaats) en gedaagde is, met zijn gezin, bewoner van het woonhuis (adres + woonplaats).
2.2. Gedaagde is voornemens om over de volledige breedte van de achterzijde van zijn pand (adres) een balkon te bouwen, zodanig dat het balkon loopt tot de erfafscheiding tussen de percelen die toebehoren aan eiser en gedaagde.
Het balkon zal aan de kant waar het grenst aan de erfafscheiding met eiser worden voorzien van een ondoorzichtig glazen scherm.
3. Het geschil
3.1. Volgens eiser miskent gedaagde artikel 5:50 lid 1 BW, welk artikel van dwingend recht is. Het ondoorzichtige glazen scherm waarborgt volgens eiser geenszins zijn privacy. Vanaf het gedeelte van het balkon dat direkt aan zijn erf grenst is het mogelijk om langs het scherm rechtstreeks in zijn tuin en naar zijn zitterras achter het huis te kijken.
3.2. Volgens gedaagde dienen de door eiser geuite bezwaren ongegrond te worden verklaard en moet eiser in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, althans dient de vordering op grond van de eisen van redelijkheid en billijkheid te worden afgewezen. Eiser heeft geen belang bij zijn vordering.
Gedaagde stelt daartoe dat, teneinde de privacy van eiser en zijn eigen privacy afdoende te waarborgen, hij ervoor gekozen heeft de zijkant van het balkon dat direct grenst aan het perceel van eiser te voorzien van een ondoorzichtig scherm. De privacy van eiser wordt daardoor meer dan afdoende gewaarborgd zodat eiser geen belang heeft bij het instellen van de onderhavige vordering. Dit geldt volgens gedaagde eens temeer omdat de woonkamer van eiser ongeveer drie meter ten opzichte van het pand van gedaagde terug gelegen is. Bovendien is ook in de huidige situatie de privacy op het perceel van eiser niet gewaarborgd omdat er vanuit diverse plekken "inkijkmogelijkheden" zijn, zoals bijvoorbeeld vanuit de ramen op de eerste en tweede verdieping, vanaf het huidige balkon en vanuit de tuin van gedaagde.
Het door gedaagde gewenste balkon met privacy-scherm leidt tot meer privacy voor eiser dan het door eiser op twee meter van de erfafscheiding gewenste balkon, zonder privacy-scherm.
4. De beoordeling
4.1. Ingevolge artikel 5:50 lid 1 BW is het niet geoorloofd om binnen twee meter van de grenslijn van een naburig erf een balkon te hebben voor zover dit op het erf uitzicht geeft, tenzij de de eigenaar van het naburig erf daarvoor toestemming geeft.
Eiser geeft geen toestemming. Gedaagde kan zijn balkon dan ook niet realiseren op de door hem voorgenomen wijze.
Het feit dat eiser geen belang bij zijn vordering zou hebben omdat gedaagde voornemens is om het balkon op de erfafscheiding met eiser van een ondoorzichtig scherm te voorzien kan niet tot een ander oordeel leiden. Gelet op de redactie van artikel 5:50 lid 1 BW ontstaat de onrechtmatigheid door het enkele hebben van een balkon binnen de in artikel 5:50 lid 1 BW aangegeven afstand en niet pas nadat de rechter, na een redelijke afweging van de belangen van de eigenaar en de nabuur, daartoe heeft besloten.
De vordering van eiser zal dan ook worden toegewezen met dien verstande dat de dwangsom zal worden gemaximeerd.
4.2. Gedaagde zal als de in het ongelijk gesteld partij in de kosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- verbiedt gedaagde om aan de achterzijde van zijn pand (adres + woonplaats) een balkon te bouwen of te doen bouwen binnen twee meter van de erfafscheiding met eiser;
- bepaalt dat gedaagde een dwangsom verbeurt van € 500,-- per dag voor iedere dag dat hij bovengenoemd verbod overtreed, met een maximum van € 50.000,-- ;
- veroordeelt gedaagde in de kosten van het geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiser begroot op € 205,-- wegens griffierecht, € 83,77 wegens kosten dagvaarding en € 450,-- wegens procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.M. van Dijke, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van dinsdag 3 februari 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.