ECLI:NL:RBMID:2004:AO6999

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
20 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
03-212
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.R. Melens
  • Van Kempen
  • Verseput
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Grondgebondenheid van suikerquotum in het privaatrechtelijk Suikersysteem 2002

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg op 20 februari 2004, stond de grondgebondenheid van het suikerquotum centraal. De eiser, vertegenwoordigd door mr. L.P.J. Mertens, had een pachtovereenkomst met de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. N.S. Commijs, en vorderde te verklaren dat hij het voornemen had om 15.000 kg polsuiker van zijn suikerquotum te verkopen zonder toestemming van de gedaagde. De pachtkamer onderzocht de juridische implicaties van het Suikersysteem 2002, dat de overdracht van suikerquotum zonder grondtransactie mogelijk maakte, en de eerdere jurisprudentie die de grondgebondenheid van het quotum benadrukte. De rechtbank concludeerde dat de regeling van het Suikersysteem 2002 niet substantieel afweek van het voorgaande systeem, waardoor de eiser geen vergoedingsrecht kon claimen voor het suikerquotum. De vorderingen van de eiser werden afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg. De uitspraak benadrukte de sterke grondgebondenheid van de suikerbietenteelt en de beperkte mogelijkheden voor telers om aanspraak te maken op vergoedingen voor het suikerquotum.

Uitspraak

Rolnr: 03-212
Uitspraak: 20 februari 2004
Rechtbank Middelburg
Pachtkamer van de sector kanton - zitting te Zierikzee
V O N N I S
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eisende partij,
verder te noemen: [eiser],
gemachtigde: mr. L.P.J. Mertens,
t e g e n :
de besloten vennootschap
[gedaagde],
in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van
[gedaagde],
gedaagde partij,
verder te noemen: [gedaagde],
gemachtigde: mr. N.S. Commijs;
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 25 maart 2003,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
de beoordeling van de zaak
1. Tussen partijen staat het volgende vast:
a) Bij schriftelijke pachtovereenkomst van december 1983 heeft [gedaagde] met ingang van 1 november 1983 en voor de duur van 12 jaren aan de vader van [eiser] verpacht een hofstede, gelegen te Sint Philipsland in de Henriettepolder, groot ongeveer 47.80.20 ha. Deze pachtovereenkomst is op 6 april 1984 goedgekeurd door de grondkamer.
b) Bij schriftelijke wijzigingsovereenkomst van 14 april 1994 is [eiser] met ingang van 1 mei 1994 indeplaatsgesteld gesteld als pachter. Deze wijzigings- overeenkomst is op 20 mei 1994 goedgekeurd door de grondkamer.
c) Aan [eiser] is een suikerquotum toegekend. Bij brief van 25 juli 2002 heeft de toenmalige gemachtigde van [eiser] aan [gedaagde] medegedeeld dat [eiser] het voornemen heeft om 15.000 kg polsuiker (basisreferentie) van zijn suikerquotum te verkopen en [gedaagde] verzocht mede te delen of zij dat accepteert. Bij brief van 30 juli 2002 heeft [gedaagde] medegedeeld dat zij daarmee niet instemt.
2. [eiser] heeft gevorderd te verklaren voor recht dat de voorgenomen verkoop en levering van 15.000 kg polsuiker (basisreferentie) niet is onderworpen aan enige toestemming van [gedaagde] en dat de gerealiseerde verkoopopbrengst daarvan geheel aan hem toekomt. [gedaagde] heeft de vorderingen bestreden.
3. De pachtkamer overweegt als volgt:
3.1. Vanaf 1968 geldt in de EU een marktordening voor suiker. Om het doel daarvan, het garanderen van voldoende en betaalbare suiker, te realiseren is de suikerproductie gequoteerd. De telers ontvangen een gegarandeerde prijs die hoger is dan de wereldmarktprijs.
3.2. Het Nederlandse suikersysteem is gebaseerd op EG-verordening 1785/81. In art. 24 is bepaald dat de lidstaten een A-quotum en een B-quotum toekennen aan iedere op hun grondgebied gevestigde suikerfabrikant die gedurende het tijdvak van 1 juli 1980 tot en met 30 juni 1981 een basisquotum heeft verkregen als bepaald in een eerdere verordening.
3.3. In 1987 is in Nederland het eerste suikersysteem tot stand gekomen. Op basis van EG-verordening 206/88 konden de suikerfabrikanten en de organisatie van telers een (privaatrechtelijke) overeenkomst sluiten. Vanaf 1987, en tot 2002, zijn jaarlijks dergelijke overeenkomsten gesloten (hierna te noemen: het Suikersysteem 1987, ook indien het over andere jaren gaat). Op grond daarvan werd door de suikerfabrikanten aan iedere teler een suikerquotum toegekend in de vorm van een basisreferentie. Die basisreferentie is het gemiddelde van de hoogste polsuikerreferenties gedurende een aantal teeltjaren. Polsuikerreferentie in een bepaald teeltjaar is in beginsel de werkelijk geleverde hoeveelheid polsuiker. Onder polsuiker wordt verstaan de hoeveelheid netto geleverde bieten vermenigvuldigd met het door middel van polarisatie vastgestelde suikergehalte. Voor bieten die overeenkomstig het suikerquotum worden geleverd ontvangt de teler de gegarandeerde prijs. Bieten die boven het quotum zijn geleverd worden afgerekend tegen een lagere prijs (als C-suikerbieten).
3.4. Over het suikerquotum volgens het Suikersysteem 1987 zijn geschillen ontstaan tussen pachters en verpachters.
3.5. In de zaak die heeft geleid tot het arrest van het pachthof van 29 november 1994 (Brooijmans/Priem, A.R. 1995, nr. 4742) was er sprake van een geëindigde (niet-verlengde) pachtovereenkomst met betrekking tot percelen grond waarvoor aan de pachter een suikerquotum was toegekend. De pachter, die het suikerquotum had achtergelaten, vorderde naar billijkheid daarvoor een vergoeding van de verpachter.
3.6. Het hof heeft onderzocht of gezien de aard van de quoteringsregeling en gezien de aard van de geëindigde pachtovereenkomst uit de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeit dat door de verpachter een vergoeding moet worden betaald.
3.7. Volgens het hof biedt het Suikersysteem 1987 (zoals dat gold in 1989/1990) geen aanknopingspunten voor het oordeel dat aan de afgaande pachter/teler een vergoeding behoort te worden betaald door de verpachter of de opvolgende pachter/teler. Het hof overwoog daartoe:
“ 6. Uit de bepalingen van het suikersysteem in onderling verband en samenhang gelezen alsmede uit de feitelijke toepassing daarvan blijkt dat een sterke grondgebondenheid is beoogd. Verhuur van quotum is volgens de regeling niet mogelijk. Bij verplaatsing van een bedrijf gaat het quotum niet mee met de teler en wordt het evenmin overgeboekt naar de eigenaar van de grond als zodanig. Het quotum wordt slechts aan de opvolgende teler op de betreffende grond toegewezen. Bij onvrijwillige pachtbeëindiging, zoals in het onderhavige geval, dient volgens het bepaalde onder 5.1. van het Suikersysteem 1989/1990 naar rato van het overgenomen akkerbouwareaal de basisreferentie ten laste van de referentie van de vorige teler/pachter overgeboekt te worden naar de nieuwe teler. Indien bij gebreke van medewerking van de afgaande pachter het evenredig deel niet kan worden vastgesteld dient de suikerfabrikant op verzoek van de nieuwe teler 2500 kg polsuiker per ha naar deze over te boeken, aldus de tekst van de regeling. Hiervoor is geen enkele medewerking van de afgaande pachter en/of de verpachter nodig. Bij het stoppen of verminderen van de produktie gaat de referentie geheel of gedeeltelijk verloren. Hiervoor wordt geen vergoeding toegekend.
De strakke grondgebonden regeling brengt mede dat zonder toepassing van oneigenlijke constructies het uit het suikersysteem voortvloeiende afleveringsrecht in het algemeen niet te gelde kan worden gemaakt. Art. 5 eerste alinea van het Suikersysteem 1989/1990 vermeldt dan ook uitdrukkelijk dat als algemeen uitgangspunt geldt dat quotumoverdracht gepaard dient te gaan met grondoverdracht in effectieve zin.”
3.8. Ook de aard van de geëindigde pachtovereenkomst leidde niet tot een ander oordeel, waartoe het hof overwoog:
“ 8. De teelt van suikerbieten is sterk gebonden aan de grond. De teelt kan slechts redelijk rendabel plaats vinden op daarvoor geschikte gronden. Het behoort tot een normale bedrijfsvoering om bij daartoe geschikte gronden in wisselbouw circa 20 tot 25 % van de grond met suikerbieten te bebouwen. Het bestaan van een bietenareaal en het ontstaan van een bietenreferentie is derhalve voornamelijk toe te schrijven aan aard en kwaliteit van de grond. Uitgaande van vakkundige bedrijfsvoering is de invloed van de teler op de opbrengst per hectare beperkt. Ook als in een bijzonder geval de invloed van de teler aanzienlijk zou zijn -waarvan in het onderhavige geval niet is gebleken- dan nog zou dit voor de opvolgende teler zonder belang zijn nu behoudens uitzonderingen de overgang beperkt is tot 2500 kg polsuiker.
9. De hiervoor opgesomde regelingen, contractuele verhoudingen, akkerbouwkundige omstandigheden en overige feiten en omstandigheden leiden het hof tot de conclusie, dat weliswaar een redelijk handelend pachter/teler er in beginsel voor zorg behoort te dragen dat het eventueel aanwezige bietenquotum niet verloren gaat, maar dat in de verhouding verpachter/pachter niet kan worden gesproken van een door de pachter opgebouwd vermogensrecht, dat aan de verpachter wordt gelaten, noch van enige andere uit de pachtverhouding voortvloeiende verplichting, die medebrengt dat een vergoeding aan de afgaande pachter moet worden voldaan.”
3.10. In twee latere arresten (Van Nieuwenhuize/Van Sluis, 14 januari 1997, A.R. 1998/4918 en Portz/Packbier, 28 januari 2003, overgelegd bij dupliek) heeft het hof geoordeeld dat de pachter, die het met het gepachte samenhangende suikerquotum had verkocht en het daardoor niet beschikbaar had gehouden voor de verpachter, wanprestatie heeft gepleegd en gehouden is de daardoor door de verpachter geleden schade te vergoeden.
Ook in deze zaken ging het om een suikerquotum dat was toegekend volgens het Suikersysteem 1987.
3.11. Vanaf 2002 heeft de WBS (Werkgroep Bietenaangelegenheden van de Suikerbegeleidingscommissie, kennelijk een door de suikerfabrikanten en de organisatie van telers ingestelde commissie) bij wijze van privaatrechtelijke overeenkomst het Suikersysteem 2002 vastgesteld. [eiser] is als teler hieraan gebonden. Kern van het geschil is of als gevolg van deze nieuwe regeling de hiervoor genoemde jurisprudentie van het hof nog steeds geldt.
3.12. In de considerans van het Suikersysteem 2002 is onder meer het volgende overwogen. De suikerbietenteelt is kleinschalig gebleven door de systematiek van grondgebonden overdracht van basisreferentie. Zowel bij telers als bij de suikerfabrikanten bestaat behoefte aan schaalvergroting ter verbetering van de efficiency ter verdere zekerstelling van de belevering. Enerzijds bestaat bij telers de mogelijkheid en behoefte om meer suikerbieten in hun bouwplan op te nemen zonder dat hiervoor grond behoeft te worden verworven en anderzijds zijn er telers die de teelt willen staken en de basisreferentie willen doen overschrijven zonder grond. Schaalvergroting van de bietenteelt kan derhalve worden bereikt door verruiming van de mogelijkheden tot overschrijving van de basisreferentie, door deze overschrijving ook los van grondoverdracht mogelijk te maken.
3.13. Voorts is in de considerans overwogen. Omdat de basisreferentie niet los kan worden gezien van de contractuele verhouding tussen de teler en de suikerfabrikant dient te worden bepaald dat overschrijving van de referentie geschiedt door middel van contractsovername. Duurzame bietenteelt is alleen mogelijk door de grondgebondenheid van basisreferentie te handhaven.
3.14. Tenslotte is in de considerans overwogen dat de verruiming van de overschrijvingsmogelijkheden van de basisreferentie geen afbreuk kan doen aan eventuele aanspraken van derden onder de voorheen geldende systemen, welke voortvloeien uit enige rechtsverhouding van de derde met de teler in samenhang met de onder die systemen geldende bepalingen ten aanzien van de overschrijving.
3.15. [gedaagde] heeft betoogd dat met deze laatste overweging de ‘regelgever’ van het Suikersysteem 2002 nadrukkelijk geen wijziging heeft beoogd in de jurisprudentie van het hof. [eiser] stelt dat in het Suikersysteem 2002 de eis van grondgebonden overdracht is losgelaten en dat daardoor die jurisprudentie niet langer geldt.
3.16. De redenering van het hof komt erop neer dat van een goed pachter in de zin van art. 25 van de Pachtwet verwacht mag worden dat het toegekende suikerquotum in stand wordt gehouden maar dat de pachter geen aanspraak kan maken op een vergoeding voor dat quotum nu de aard van het Suikersysteem 1987 daarvoor geen aanknopingspunten biedt en er gezien de aard van de pachtovereenkomst niet gesproken kan worden van een door de pachter opgebouwd vermogensrecht noch van een uit de redelijkheid en billijkheid voortvloeiende verplichting van de verpachter om een vergoeding te betalen.
3.17. In deze redenering staat centraal dat de bietenteelt sterk grondgebonden is niet alleen omdat dat voortvloeit uit de bepalingen van het Suikersysteem 1987 maar ook omdat de teelt als zodanig hoofdzakelijk afhangt van aard en kwaliteit van de grond.
3.18. De invoering van het Suikersysteem 2002 heeft uiteraard geen wijziging gebracht in de wijze waarop bieten worden geteeld zodat dit argument in de redenering van het hof nog onverkort geldt.
3.19. In het Suikersysteem 2002 zijn de bepalingen met betrekking tot de grondgebondenheid van het suikerquotum wel veranderd. De pachtkamer gaat uit van de overgelegde tekst die gold van 1 januari 2002 tot en met 31 december 2002 nu [eiser] onweersproken heeft gesteld dat in 2003 wat betreft de verhandelbaarheid van het quotum dezelfde regeling gold.
3.20. Het uit de considerans blijkende doel van het nieuwe systeem, namelijk schaalvergroting, moet worden bereikt met de mogelijkheid om basisreferentie over te schrijven zonder grondtransactie. Gelet op deze wijziging ten opzichte van het Suikersysteem 1987, moesten partijen (suikerfabrikanten en organisatie van telers) er rekening mee houden dat de telers zich op het standpunt zouden stellen een aanspraak te kunnen maken op een vergoeding voor het suikerquotum. Aannemelijk is dan ook dat met de overweging in de considerans, als hiervóór weergegeven onder 3.14., is beoogd tot uitdrukking te brengen dat de bestaande situatie niet werd gewijzigd.
3.21. Die overweging kan dan worden opgevat als een derdenbeding in de zin van art. 6:253 BW waarbij suikerfabrikanten en organisatie van telers hebben afgesproken dat een derde, zoals een verpachter, het recht verkreeg zich op de overeenkomst te beroepen. Uit het standpunt van [gedaagde] volgt dat zij dit beding heeft aanvaard zodat [eiser] ook geen vergoedingsrecht heeft verkregen.
3.22. De pachtkamer zal ook nog onderzoeken of [eiser] een vergoedingsrecht zou hebben verkregen indien het derdenbeding niet was overeengekomen.
3.23. De mogelijkheid om basisreferentie over te schrijven zonder grondtransactie is geregeld in art. 15 terwijl in art. 16 de voorwaarden zijn vermeld. De suikerfabrikant kan basisreferentie overschrijven naar een andere teler indien de basisreferentie in het hetzelfde teeltdistrict wordt benut en indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
a. de verwervende teler dient het leveringscontract van de teler die afstaat over te nemen;
b. de teler die afstaat dient te verklaren dat hij daartoe bevoegd is en daardoor geen inbreuk maakt op rechten van derden waarvoor hij de fabrikant dient te vrijwaren;
c. de verwervende teler dient na overschrijving over bouwland te beschikken met inachtneming van het bepaalde in artikel 20 lid 1.
3.24. In art. 20 lid 1 is bepaald dat de suikerfabrikant jaarlijks kan toetsen of de telers die aan hem leveren over voldoende bouwland in het betreffende teeltdistrict beschikken. Daarvan is sprake indien zijn basisreferentie niet meer bedraagt dan 3.500 kg per ha bouwland dat duurzaam (minimaal drie jaar) in gebruik dient te zijn. Voorts is in art. 20 lid 4 bepaald dat bij een gebleken basisreferentie van meer dan 3.500 kg per ha bouwland, de basisreferentie door de suikerfabrikant wordt teruggebracht tot 3.500 kg. Voor een teler die grasland in gebruik heeft geldt een enigszins andere regeling maar per saldo komt ook die regeling erop neer dat bij overschrijding van de basisreferentie de suikerfabrikant die referentie vermindert.
3.25. Naar het oordeel van de pachtkamer is met deze regeling slechts in zo’n geringe mate afgeweken van het voorheen geldende systeem van sterke grondgebondenheid van het suikerquotum dat er onvoldoende aanleiding is om te kunnen concluderen dat de teler wel een vergoedingsrecht heeft verkregen.
4. De slotsom is dan ook dat de vorderingen als ongegrond zullen worden afgewezen. De pachtkamer is er overigens van uitgegaan dat de door [eiser] voorgenomen verkoop van suikerquotum geen betrekking heeft op quotum dat door hem van derden is bijgekocht aangezien uit de brief van [gedaagde] van 23 april 2002 (productie 2 bij de dagvaarding) blijkt dat zij daarop geen aanspraak zal maken.
5. Nu partijen, kennelijk wegens het principiële karakter van deze procedure, hebben afgesproken dat ieder de eigen kosten zal dragen, zullen de kosten worden gecompenseerd.
DE BESLISSING
De pachtkamer:
wijst de vorderingen af;
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten zal dragen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.R. Melens, kantonrechter-voorzitter en de leden Van Kempen en Verseput, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 februari 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.