ECLI:NL:RBMID:2004:AP0793

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
19 mei 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
72/1999
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hypotheekhouder en onrechtmatig handelen ten opzichte van derde crediteur onder Noors recht

In deze zaak, die voor de Rechtbank Middelburg werd behandeld, stond de vraag centraal of een hypotheekhouder zich naar Noors recht onrechtmatig heeft gedragen ten opzichte van een derde crediteur door een van de zekerheden uit te winnen waarop ook deze derde een zekerheidsrecht had. De rechtbank heeft op 19 mei 2004 uitspraak gedaan in deze kwestie, waarbij het vonnis volgde op een tussenvonnis van 19 maart 2003. De eiseres, Sigma Coatings A.S., gevestigd in Denemarken, werd vertegenwoordigd door procureur mr. J.C. Bode-'t Hart, terwijl de gedaagde, Finansbanken A.S.A., gevestigd in Noorwegen, werd bijgestaan door procureur mr. C.J. IJdema.

Tijdens de zitting op 30 maart 2004 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft vastgesteld dat er in de Noorse wet- en regelgeving niets is geregeld omtrent de gevolgen van onrechtmatig handelen van een hypotheekhouder. Hoewel de Noorse rechtstheorie een mogelijkheid erkent dat onrechtmatig handelen gevolgen kan hebben voor het voorrecht uit een hypotheek, is dit nog niet algemeen aanvaard in de Noorse rechtspraktijk. De rechtbank concludeert dat het niet aan de Nederlandse rechter is om een nog niet uitgekristalliseerde rechtsontwikkeling te omarmen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de door Sigma gevraagde verklaring voor recht niet kan worden gegeven, omdat de uitoefening van een voorrecht uit een zekerheidsrecht niet kan worden aangetast door onrechtmatig handelen van de zekerheidshouder. Sigma werd als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van de procedure, die tot dat moment waren begroot op € 1.560,-- aan salaris voor de procureur van de bank. Het vonnis werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 19 mei 2004 in de zaak van:
rolnr: 72/99
de vennootschap naar vreemd recht Sigma Coatings A.S., (verder: Sigma),
gevestigd ter Køge, Denemarken,
eiseres,
procureur: mr. J.C. Bode-'t Hart,
tegen:
de vennootschap naar vreemd recht Finansbanken A.S.A., (verder: de bank),
gevestigd te Oslo, Noorwegen,,
gedaagde,
procureur: mr. C.J. IJdema.
1. Het verdere verloop van de procedure
Na tussenvonnis van 19 maart 2003 zijn tussen partijen gewisseld:
- een akte zijdens de bank;
- een akte met produkties zijdens Sigma;
- een akte van de kant van de bank.
Partijen hebben ter zitting van 30 maart 2004 hun standpunten doen bepleiten en vervolgens vonnis gevraagd.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1. Bij voormeld tussenvonnis zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de vraag of naar Noors recht de bank, indien zij (onrechtmatig) heeft gehandeld zoals door Sig-ma gesteld, haar recht zich te beroepen op een uit hypotheek voortvloeiend voorrecht heeft verloren.
2.2. Partijen hebben beide een “legal opinion”, opgesteld door hun Noorse advocaten, overge-legd. Daaruit blijkt dat naar Noors recht als algemene regel geldt dat onrechtmatig handelen niet het gevolg kan hebben dat op een voorrecht uit een zekerheidsrecht als hypotheek geen beroep meer kan worden gedaan.
2.3. Op deze algemene regel lijkt evenwel een uitzondering mogelijk. Daarvoor is art. 1-12 van wat de Noorse advocaten noemen de “Norwegien Liens Act” van belang. Dat artikel geeft een schuldeiser, die ten behoeve van één vordering zekerheidsrechten heeft op verschillende vermogensbestanddelen, de vrijheid in geval van uitwinning van die zekerheden te kiezen voor executie op slechts één van de vermogensbestanddelen. Lid 2 van genoemd artikel regelt de positie van een eventuele lagere zekerheidshouder, wiens zekerheidsrecht rust op juist dat ene vermogensbestanddeel; indien hem, door de keuze van eerstgenoemde schuldeiser, de mogelijkheid wordt ontnomen zijn zekerheidsrecht uit te winnen, dan wordt hij voor het deel van zijn vordering dat hij zou hebben verkregen wanneer eerstgenoemde schuldeiser al zijn zekerheden uitgewonnen, gesubrogeerd in de zekerheidsrechten van eerstgenoemde schuldei-ser op de andere vermogensbestanddelen.
2.4. Partijen zijn het er over eens, dat voormeld artikel met zich meebrengt dat er voor een schuldeiser met zekerheidsrechten op verschillende vermogensbestanddelen (zoals de bank in het onderhavige geval in haar verhouding tot Ohna A.S.), bij de uitwinning van zijn zekerhe-den, de plicht bestaat zich jegens andere schuldeisers met een lagere zekerheid zorgvuldig te gedragen en wel in die zin, dat met die uitwinning niet de mogelijk van die andere schuldei-sers hun subrogatierechten te kunnen uitoefenen, te niet gaat. De stellingen van Sigma komen er – thans – op neer dat de bank die zorgvuldigheidsplicht jegens Sigma als lagere zekerheids-houder heeft geschonden en aldus jegens Sigma onrechtmatig heeft gehandeld.
2.5. Of dat daadwerkelijk zo is wordt pas van belang wanneer vast staat dat naar Noors recht het gevolg van dat (gestelde) onrechtmatige handelen kan zijn dat de bank haar voorrecht uit hypotheek (deels) niet meer kan uitoefenen. Daarover zijn partijen zijn het niet met elkaar eens. Uit hetgeen zij hierover naar voren brengen blijkt:
- dat in de Noorse wet- en regelgeving op dit punt niets is geregeld;
- dat een Noorse rechter (nog) nooit aan onrechtmatig handelen het hier bedoelde gevolg heeft verbonden;
- dat evenwel in de Noorse rechtstheorie dit gevolg wel als een mogelijkheid wordt erkend.
2.6. Aldus staat vast dat de – kennelijk – in de Noorse rechtsliteratuur verdedigde opvatting dat onder omstandigheden als gevolg van onrechtmatig handelen van een zekerheidshouder deze zijn zekerheidsrecht niet (ten volle) kan uitoefenen niet kan worden beschouwd als een in de Noors rechtspraktijk algemeen erkende en toegepaste gedachte. Het is onder die omstan-digheden niet aan de Nederlandse rechter – die immers daartoe als buiten de Noorse samenle-ving staande, vreemde rechter volstrekt onvoldoende is uitgerust – om in deze kennelijk nog niet uitgekristalliseerde rechtsontwikkeling over een mogelijke doch nog niet algemeen aan-vaarde uitzondering op een wel algemeen aanvaarde hoofdregel, ervoor te kiezen die algeme-ne regel te passeren en de uitzondering te aanvaarden. De rechtbank meent dan ook dat zij – zich behouden opstellend – dient uit te gaan van de, in het Noorse recht wel algemeen aan-vaarde, regel dat de uitoefening van een voorrecht uit een zekerheidsrecht niet in geval van onrechtmatig handelen van de zekerheidshouder kan worden aangetast.
2.7. Het bovenstaande brengt met zich mee dat de door Sigma in deze procedure gevraagde verklaring voor recht niet kan worden gegeven. De door partijen nog opgeworpen vragen of het handelen van de bank wel of niet als onrechtmatig moet worden beschouwd en of Sigma als een lagere zekerheidshouder als hierboven onder 2.3 en 2.4 bedoeld kan worden gezien, kunnen onder deze omstandigheden onbeantwoord blijven.
2.8. In het tussenvonnis is naar aanleiding van de discussie daarover tussen partijen omtrent de door Sigma gemaakte beslagkosten en kosten van het salaris van de bij de rangregeling opgetreden hebbend procureur overwogen dat en voor welk bedrag deze kosten als bevoor-recht kunnen worden beschouwd. Nu Sigma op dat punt evenwel niets heeft gevorderd, zal de rechtbank hieromtrent ook geen uitdrukkelijke beslissing kunnen nemen.
2.9. Sigma zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van dit geding.
3. De beslissing
De rechtbank:
wijst de vordering af;
veroordeelt Sigma in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de bank tot op heden begroot op € 1.560,-- aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 19 mei 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.