ECLI:NL:RBMID:2004:AP1969

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
9 juni 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
191/2003
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • A.L.R. Melens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door Greenpeace tegen Tropimar Lines A.S. in haven van Vlissingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 9 juni 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen Tropimar Lines A.S. en Stichting Greenpeace Nederland. Tropimar, een Deense vennootschap, vorderde schadevergoeding van Greenpeace wegens onrechtmatig handelen. Greenpeace had op 14 en 15 april 2002 de vrije doorgang van het schip ms Balaban I in de haven van Vlissingen belemmerd, wat leidde tot schade voor Tropimar. De rechtbank oordeelde dat Greenpeace onrechtmatig had gehandeld door de doorgang van het schip te verhinderen, de sleeptros te kappen en aan boord van het schip te gaan. Greenpeace stelde dat haar acties gerechtvaardigd waren vanwege het algemeen belang van milieubescherming, maar de rechtbank oordeelde dat deze rechtvaardigingsgrond niet opwoog tegen de rechten van Tropimar.

De rechtbank concludeerde dat Greenpeace aansprakelijk was voor de schade die Tropimar had geleden, welke bestond uit diverse kosten zoals extra havenkosten, vertragingsschade en andere gerelateerde uitgaven. Tropimar had een totaalbedrag van € 19.308,05 gevorderd, waarvan de rechtbank een bedrag van € 18.178,05 toewijsde, vermeerderd met wettelijke rente. Greenpeace werd ook veroordeeld in de proceskosten van Tropimar. De uitspraak benadrukt de balans tussen het recht op protest en de bescherming van de rechten van derden, en bevestigt dat acties voor een algemeen belang niet onrechtmatig handelen kunnen rechtvaardigen als ze de rechten van anderen schenden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 9 juni 2004 in de zaak van:
rolnr: 191/03
de vennootschap naar vreemd recht
Tropimar Lines A.S.,
gevestigd en kantoorhoudende te Kopenhagen, Denemarken,
eiseres,
procureur: mr. M. van der Bent,
tegen:
Stichting Greenpeace Nederland,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
procureur: mr. J. Boogaard,
advocaat: mr. J.M. van den Berg.
1. Het verloop van de procedure
Tussen partijen zijn de navolgende processtukken gewisseld:
- inleidende dagvaarding;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek;
Tropimar heeft vervolgens een akte uitlating producties genomen.
2. De feiten
2.1. Greenpeace is een stichting die zich met name ten doel stelt de aandacht te vestigen op een beter en schoner milieu.
2.2. Tropimar is tijdbevrachter van het ms Balaban I. Tropimar vervoert op grond van overeenkomsten met opdrachtgevers diverse soorten hout vanuit Brazilië naar havens in Europa.
2.3. Van die houtproducten die ms Balaban I vervoerde, was een hoeveelheid van circa 3.100 ton bestemd om in de haven van Vlissingen te worden gelost.
2.4. Op 14 april 2002 naderde het ms Balaban I de haven van Vlissingen om in verband met de lossing van voornoemde hoeveelheid hout af te meren. Actievoerders van Greenpeace hebben na binnenkomst van het ms Balaban I in de haven met behulp van twee schepen en een aantal Zodiac's de vrije doorgang van het schip in de haven onmogelijk gemaakt. Daarbij werd onder meer de sleeptros van het schip gekapt. Een aantal actievoerders is aan boord van het schip gegaan en heeft geweigerd dit te verlaten. Door deze actie is lossing van de lading hout enige tijd niet mogelijk geweest.
2.5. Greenpeace erkent aansprakelijkheid voor de actie tegen de ms Balaban I. De actie was in het bijzonder gericht tegen het verdwijnen van de tropische regenwouden als gevolg van illegale kap voor (grootschalige) export. Voor Greenpeace speelde bij die actie mee dat van 8 tot 19 april 2002 in Den Haag in het kader van het Biodiversiteitsverdrag een bijeenkomst van de verdragsstaten plaatsvond. Nederland was tijdens die bijeenkomst voorzitter. Op die bijeenkomst was één van de agendapunten het internationaal beleid ten opzichte van oerbossen en regenwouden die in hoog tempo dreigen te verdwijnen.
2.6. Tropimar heeft een kort geding aangespannen tegen Greenpeace. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 16 april 2002 Greenpeace verboden de doorgang en lossing van ms Balaban I onmogelijk te maken of te verhinderen.
2.7. Bij brief van 12 juli 2002 heeft Tropimar Greenpeace aansprakelijk gesteld voor de schade ad € 18.489,53 die door haar als gevolg van de actie is geleden. Zij heeft Greenpeace gesommeerd die schade binnen 14 dagen te vergoeden. Daarbij heeft Tropimar Greenpeace de wettelijke rente aangezegd per 25 juli 2002. Bij brief van 3 februari 2003 heeft Tropimar Greenpeace laten weten dat de totale schade een bedrag beloopt van € 19.308,05 (na correctie van het bedrag van € 18.489,53). Zij heeft bij brief van 3 februari 2003 betaling verlangd van die schade.
3. Het geschil
3.1. Tropimar vordert dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Greenpeace veroordeelt tot betaling aan Tropimar van € 19.308,05, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 18.489,53 vanaf 25 juli 2002, subsidiair vanaf 15 februari 2002, meer subsidiair vanaf heden, te vermeerderen voorts met de wettelijke rente over een bedrag van € 818,52 vanaf 15 februari 2003, subsidiair vanaf heden, alsmede ter zake van buitengerechtelijke kosten een bedrag van € 768,85 en de wettelijke rente hierover vanaf heden, met veroordeling van Greenpeace in de proceskosten.
3.2. Ter onderbouwing van haar vordering stelt Tropimar dat Greenpeace jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld als gevolg waarvan zij schade heeft geleden. Schepen van Greenpeace hebben haar vanaf de Noordzee gevolgd om haar de vrije doorvaart naar de haven Vlissingen te verhinderen. Tropimar stelt dat zij zich hierdoor genoodzaakt heeft gezien de loods bij de kruispost Wandelaar per helikopter aan boord te laten brengen om zo de ongehinderde doorvaart van de Balaban I te waarborgen. Greenpeace heeft haar later, toen zij voor lossing van de lading hout wilde afmeren aan de kade van de haven van Vlissingen, de vrije doorgang naar die haven onmogelijk gemaakt. Daarnaast hebben haar actievoerders het sleeptros gekapt en zich aan boord begeven, waarna zij hebben geweigerd het schip te verlaten.
Tropimar stelt door het handelen van Greenpeace schade te hebben geleden in de vorm van stilligschade, havenkosten, vertragingsschade en dergelijke, welke schade zij nader heeft omschreven onder A tot en met J van haar inleidende dagvaarding.
3.3. Greenpeace betwist dat de actie tegen het schip ms Balaban I onrechtmatig is geweest. Zij stelt zich op het standpunt dat het mogelijk in beginsel onrechtmatige karakter van haar handelen reeds vanaf de aanvang van de actie wegens het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is komen te vervallen. Deze rechtvaardigingsgrond is volgens Greenpeace gelegen in het door haar behartigde algemeen belang, ten behoeve waarvan zij acties voert als de onderhavige. Greenpeace wil aldus misstanden waardoor de belangen van natuur en milieu in het gedrang komen bestrijden. Greenpeace wijst er voorts op dat de handel in tropisch hout en de problematiek van de grootschalige illegale kap onderwerp is van internationaal publiek debat. De onderhavige actie is tijdens en met het oog op de in Nederland plaatsvindende internationale besluitvormende vergadering over dit onderwerp gevoerd. Greenpeace beoogde met de actie de verdragspartijen onder druk te zetten om tijdens die bijeenkomst daadwerkelijk besluiten te nemen die de bossen effectief zouden beschermen.
Volgens Greenpeace staat het haar vanwege het algemeen belang dat zij behartigt vrij, mede gelet op de vrijheid van meningsuiting zoals neergelegd in artikel 10 van het EVRM, om een actie als de onderhavige te voeren, ook als Tropimar daarvan enig nadeel zou ondervinden. Voor de onderhavige actie bestond volgens Greenpeace te meer een rechtvaardigingsgrond, nu Tropimar haar lading uit een haven in Brazilië heeft betrokken die berucht is vanwege uitvoer van illegaal hout.
3.4. Greenpeace stelt voorts dat de actie proportioneel is geweest, daar de actie beperkt was in tijd en slechts in beperkte mate nadeel heeft berokkend aan Tropimar. Bovendien hebben de actievoerders getracht de hinder voor de Balaban I zoveel mogelijk te beperken. Greenpeace stelt dan ook dat behoudens het incident met de sleeptros, waarvan Tropimar volgens Greenpeace geen nadeel heeft ondervonden, de wijze van actievoeren binnen aanvaardbare grenzen is gebleven, zodat niet gezegd kan worden dat de actie van Greenpeace onrechtmatig is.
3.5. Ten aanzien van de schade heeft Greenpeace gesteld geen aanleiding te zien te twijfelen aan de hoogte van de door Tropimar opgevoerde en met bescheiden onderbouwde schadeposten. Wel betwist Greenpeace de schadeposten onder C en D.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Nu Tropimar is gevestigd in Denemarken en Greenpeace in Nederland, heeft de zaak een internationaal karakter. Dit maakt dat eerst onderzocht zal moeten worden of deze rechtbank bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
Gezien de aard van het geschil en de vestigingsplaats van partijen dient de bevoegdheid van de rechtbank te worden beoordeeld aan de hand van het Verdrag betreffende de rechterlijke bevoegdheid en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken (verder: EEX). Zowel Denemarken als Nederland zijn partij bij het EEX.
Op grond van artikel 2 van dit verdrag is het gerecht van de woonplaats van de gedaagde (blijkens voornoemd verdrag geldt voor een rechtspersoon haar vestigingsplaats als woonplaats) het eerst aangewezen forum, zodat de Nederlandse rechter rechtsmacht toekomt.
4.2. De vraag die vervolgens beantwoording behoeft, is de vraag welk nationaal recht de verhouding tussen partijen beheerst. De grondslag van de vordering van Tropimar berust op een door Tropimar gestelde onrechtmatige daad van Greenpeace. Naar Nederlands internationaal privaatrecht (gecodificeerd in artikel 3 Wet conflictenrecht onrechtmatige daad) wordt een vordering uit onrechtmatige daad, behoudens rechtskeuze, in beginsel beheerst door het recht van het land waar de onrechtmatige daad zou hebben plaatsgevonden. Nu niet is gebleken van uitzonderingsgevallen die een afwijking van de vorenbedoelde hoofdregel zouden kunnen rechtvaardigen, is Nederlands recht van toepassing op de rechtsverhouding tussen Tropimar en Greenpeace.
4.3. Vast staat dat Greenpeace door haar actie gedurende ruim een etmaal aan Tropimar de feitelijke macht over haar vervoermiddel (de Balaban I) heeft ontnomen. Tropimar kon immers niet vrij over het schip beschikken, nu actievoerders van Greenpeace het schip hebben belemmerd af te meren en zij zelfs aan boord van het schip zijn gegaan. Greenpeace heeft aldus inbreuk gemaakt op een recht van Tropimar, althans heeft zij gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijke verkeer betaamt door
Tropimar te belemmeren in haar bedrijfsuitoefening (waarvan het vervoer van hout deel uitmaakt). Door de aard en de (aanvankelijk niet bepaalde) duur van deze inbreuk op de rechten van Tropimar was de actie ook meer dan alleen maar symbolisch. Zo heeft Greenpeace de bedrijfsuitoefening van Tropimar verstoord. Daarmee staat vast dat Greenpeace op 14 en 15 april 2002 in beginsel jegens Tropimar onrechtmatig heeft gehandeld. Dit zou alleen anders kunnen zijn indien voor het handelen van Greenpeace een rechtvaardigingsgrond aanwezig zou zijn.
4.4. De rechtbank stelt voorop dat Greenpeace aan haar eigen doelstelling niet zonder meer een rechtvaardigingsgrond kan ontlenen. Wel staat het Greenpeace in beginsel vrij om ter bevordering van haar doelstellingen haar visie op de illegale boskap op indringende wijze onder de aandacht van publiek en betrokkenen te brengen. Gelijk Greenpeace heeft gesteld, komt haar gelet op het algemeen belang dat zij wil dienen bij het houden van acties een zekere ruimte toe, welke niet onder alle omstandigheden wordt begrensd door de rechten en vrijheden van anderen. Daarbij moet echter niet uit het oog worden verloren dat het algemeen belang dat Greenpeace beoogt te dienen, staat naast andere belangen van algemene aard die in de Nederlandse samenleving erkenning hebben gevonden, waaronder bijvoorbeeld de vrijheid van ondernemen binnen de grenzen van de wet. Artikel 10 van het EVRM geeft aan Greenpeace dan ook niet een onbegrensde bevoegdheid tot actievoeren met voorbijgaan aan de rechten en belangen van derden. De enkele omstandigheid dat Greenpeace met haar acties een redelijk doel heeft, ontslaat haar derhalve niet van haar verplichting om rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van anderen.
4.5. Evenmin kan een rechtvaardigingsgrond worden gevonden in het handelen van of de bedrijfsuitoefening door Tropimar. Nog daargelaten dat niet is gebleken dat Tropimar hout vervoerde dat door illegale houtkap is verkregen, vormt een blokkade door Greenpeace als de onderhavige een vorm van eigenrichting ten opzichte van Tropimar die niet kan worden toegestaan. Bovendien is ook niet gesteld of gebleken dat zich op 14 en 15 april 2002 (desondanks) een bijzondere situatie voordeed die onmiddellijk ingrijpen in het transport van het hout noodzakelijk maakte. Uit de eigen stellingen van Greenpeace blijkt dat zij niet beoogde het transport onmogelijk te maken, maar dat zij het middel van een blokkade aangreep om aandacht van de publieke opinie en daarmee van de politiek te verkrijgen. Geen van deze doelstellingen kan evenwel een dergelijke verregaande inbreuk op de rechten en vrijheden van Tropimar rechtvaardigen.
4.6. Voorts is de rechtbank van oordeel dat Greenpeace met de wijze waarop zij in het onderhavige geval maatregelen heeft getroffen om haar doelstelling onder de aandacht te brengen, de grenzen van de in het maatschappelijk verkeer in acht te nemen zorgvuldigheid jegens Tropimar heeft overschreden. Greenpeace heeft de aard, noch het tijdstip van haar actie aangekondigd, waardoor Tropimar de mogelijkheid is ontnomen de noodzakelijke maatregelen ter beperking van nadeel voor te bereiden. Tenslotte heeft Greenpeace evenmin de duur van haar actie aan Tropimar kenbaar gemaakt, zodat Tropimar er ook niet op kon vertrouwen dat die actie van zodanig korte duur was dat zij met het nemen van beperkte maatregelen zou kunnen volstaan.
4.7. De actie van Greenpeace is, anders dan zijzelf heeft gesteld, buitenproportioneel geweest. De omstandigheid dat een andere vorm van actievoeren bezwaarlijk zou zijn geweest en mogelijk meer schade en meer gevaar zou hebben opgeleverd dan de onderhavige actie, sluit het onzorgvuldige karakter van die actie niet uit.
Ook de beperkte duur van de actie ontneemt daaraan niet het onrechtmatige karakter. Die beperking was immers niet zodanig dat aan de belangen van Tropimar geen schade kon worden toegebracht. Daarbij komt dat Greenpeace heeft verzuimd om Tropimar tevoren op de hoogte te stellen van de duur van de actie.
4.8. Uit het voorgaande volgt dat, nu geen rechtvaardigingsgrond voorhanden is, Greenpeace onrechtmatig heeft gehandeld door de vrije doorgang van de Balaban I te verhinderen, de sleeptros te kappen, aan boord van het schip te gaan en de lossing van het hout tijdelijk onmogelijk te maken. Daarmee staat vast dat Greenpeace aansprakelijk is voor de schade die Tropimar ten gevolge van haar onrechtmatig handelen heeft geleden.
4.9. Ter onderbouwing van haar vordering als weergegeven in 3.2. heeft Tropimar gesteld dat zij voor een bedrag van € 19.308,05 aan schade heeft geleden. Die schade zou (onder meer) hebben bestaan uit:
A. extra charterhire ad € 4.943,75;
B. extra brandstof (2,5 mt MGO maal US $ 235,00) ad € 663,88;
C. extra behandelingskosten rederij (personeel, telefoongesprekken) ad € 1.130,00;
D. helikopterpiloot teneinde ter hoogte van het loodsstation ongehinderde doorvaart te kunnen verkrijgen ad € 2.061,00;
E. extra loodskosten wegens shift Sloeboeien containerterminal ad € 405,00;
F. extra ontstane vastmakerskosten Vlissingse Bootliedenwacht B.V. ad € 1.069,00;
G. extra ontstane kosten losploeg N.V. Haven van Vlissingen ad € 2.925,00;
H. extra ontstane sleepkosten ad € 4.891,40;
I. extra kosten agent Havex te Vlissingen ad € 750,00;
J. extra havenkosten ad € 180,50.
Tropimar heeft voorts gesteld dat zij door de actie van Greenpeace het schip één dag langer heeft moeten huren waardoor zij een dag extra verzekeringspremie van € 288,52 voor het schip verschuldigd is geworden.
4.10. Greenpeace heeft erkend dat uit de blokkade voor Tropimar schade is voortgevloeid. Zij heeft bovendien gesteld geen aanleiding te zien te twijfelen aan de hoogte van de door Tropimar opgevoerde en met bescheiden onderbouwde schadeposten. Wel betwist Greenpeace de schadeposten onder C en D.
4.11. Nu Greenpeace de schadeposten onder A, B en E tot en met J niet gemotiveerd heeft betwist, zal de rechtbank de door Tropimar ten aanzien hiervan gevorderde bedragen toewijzen. De rechtbank zal eveneens het bedrag aan extra verzekeringspremie toewijzen. Greenpeace heeft immers niet gemotiveerd betwist dat Tropimar als gevolg van de actie van Greenpeace een dag langer verzekeringspremie heeft moeten betalen, noch heeft Greenpeace de hoogte van dat bedrag betwist.
4.12. Ten aanzien van de onder C genoemde schadepost heeft Tropimar gesteld dat zij zich gehouden achtte aan de kapitein van ms Balaban I een bonus te verstrekken van € 1.130,00, omdat hij er blijk van heeft gegeven op professionele wijze de situatie in de hand te kunnen houden. Door zijn optreden is volgens Tropimar voorkomen dat zijn bemanningsleden slaags zouden raken met de activisten van Greenpeace.
Greenpeace heeft deze schadepost betwist. Greenpeace stelt dat nog daargelaten dat de rol van de kapitein van ms Balaban I niet bijzonder is geweest, Tropimar dit bedrag geheel onverplicht en onverschuldigd heeft betaald, zodat dit bedrag niet aan Greenpeace kan worden toegerekend. Bovendien stelt Greenpeace dat het opgevoerde bedrag volstrekt arbitrair is gekozen.
De rechtbank volgt Greenpeace in zoverre in haar verweer, dat ook zij van oordeel is dat de schade in een te ver verwijderd verband staat met het onrechtmatig handelen van Greenpeace. De schade kan dan ook niet aan Greenpeace worden toegerekend, zodat het gevorderde schadebedrag van € 1.130,00 zal worden afgewezen.
4.13. Ten aanzien van de schadepost onder D heeft Tropimar gesteld dat gelet op de dreigende acties ter hoogte van het loodsstation, in overleg met de havenmeesters en de politie, is besloten te voorkomen dat er ongeregeldheden zouden ontstaan ten gevolge van het hinderen van de loods bij de kruispost, zodat de loods met een helikopter aan boord werd gebracht. Zo kon de ongehinderde doorvaart van de Balaban I worden gewaarborgd.
Greenpace betwist dat er aanleiding bestond om de loods per helikopter aan boord te brengen. De actievoerders hadden namelijk geen enkele intentie om te beletten dat een loods zich aan boord van de Balaban I zou begeven. Greenpeace stelt dan ook dat de daarmee gemoeid gaande kosten voor rekening van Tropimar dienen te blijven.
De rechtbank verwerpt het verweer van Greenpeace. Greenpeace kan weliswaar niet de intentie hebben gehad om de loods te beletten aan boord van de Balaban I te gaan, maar dit laat onverlet dat door het handelen van Greenpeace de situatie voor Tropimar dusdanig bedreigend was dat zij zich genoodzaakt heeft gezien maatregelen te treffen om ongeregeldheden te voorkomen en de ongehinderde doorvaart van het schip te waarborgen. De rechtbank zal het gevorderde schadebedrag van € 2.061,00 dan ook toewijzen.
4.14. Het door Tropimar gevorderde bedrag van € 768,85 aan buitengerechtelijke kosten zal de rechtbank afwijzen. Door Tropimar is immers niet gespecificeerd aangegeven dat door haar daadwerkelijk buitengerechtelijke kosten - niet zijnde de kosten ter voorbereiding en instructie van de zaak - zijn gemaakt.
4.15. Aldus zal de rechtbank een bedrag van € 18.178,05 (€ 19.308,05 - € 1.130,00) toewijzen. De door Tropimar gevorderde rente is als niet weersproken toewijsbaar.
4.16. Greenpeace dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten.
5. De beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt Greenpeace om tegen bewijs van kwijting aan Tropimar te betalen een bedrag van € 18.178,05, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 17.889,53 vanaf 25 juli 2002 en over een bedrag van € 288,52 vanaf 15 februari 2003, tot aan de dag der voldoening;
- veroordeelt Greenpeace in de kosten van het geding welke aan de zijde van Tropimar tot op heden worden begroot op € 975,00 wegens procureurssalaris en € 461,16 wegens verschotten, waarvan € 380,00 aan griffierecht;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.L.R. Melens en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 9 juni 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.