ECLI:NL:RBMID:2004:AR7693

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
24 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
23/04
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake beleggingsconstructie en aansprakelijkheid Stichting Vicus

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 24 november 2004 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiseres en de Stichting Vicus, die betrokken was bij een beleggingsconstructie. Eiseres had een bedrag van € 150.000,-- belegd in een product van New World Products B.V. (NWP), waarbij de juridische eigendom van de projecten werd overgedragen aan Stichting Vicus. Eiseres vorderde betaling van het inlegbedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en stelde dat zowel NWP als Stichting Vicus tekortgeschoten waren in hun verplichtingen. NWP was inmiddels failliet verklaard, waardoor de procedure tegen hen was geschorst. De rechtbank oordeelde dat Stichting Vicus als derde partij bij de overeenkomst was betrokken en dat zij tekort was geschoten in haar zorgplicht jegens de beleggers. De rechtbank oordeelde dat Stichting Vicus de ontvangen gelden van € 150.000,-- aan eiseres moest terugbetalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de ontbinding van de overeenkomst. Daarnaast werd Stichting Vicus veroordeeld in de proceskosten van eiseres. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van stichtingen in beleggingsconstructies en de bescherming van beleggers.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 24 november 2004 in de zaak van:
rolnr: 23/04
eiseres,
Wonende te Bloemendaal,
eiseres,
procureur: mr. B.A. Schutz,
tegen:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid New World Products B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Middelburg
gedaagde,
niet verschenen
2. de Stichting Stichting Vicus,
gevestigd te Rotterdam en kantoorhoudende te Barendrecht,
gedaagde,
procureur: mr. C.J. IJdema.
advocaat : mr. M.A.V. van Aardenne.
1. Het verdere verloop van de procedure
1.1 De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 31 maart 2004, alsmede naar het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 19 mei 2004. Partijen hebben nadien nog een conclusie van repliek respectievelijk dupliek genomen. Bij repliek heeft eiseres aangegeven de procedure, in verband met het tussentijds faillissement van NWP, nog slechts tegen Stichting Vicus voort te willen zetten. De vordering tegen NWP heeft zij bij de curator van NWP ingediend. Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1 Eiseres heeft een bedrag van € 150.000,-- belegd in een beleggingsproduct van New World Products (hierna NWP), genaamd ProfitPlan. In de prospectus van NWP staat vermeld dat men door deelname investeert in bedrijven die zijn aangesloten bij de New World Companies. De belegger krijgt, volgens de prospectus, het recht om een stuk landbouwgrond dat op zijn naam staat te verhuren aan één van de daarbij aangesloten bedrijven. De huurpenningen vormen het rendement op de investering.
2.2 De prospectus vermeldt verder dat ter meerdere zekerheid van de investeerder de juridische eigendom van alle projecten wordt geplaatst bij Stichting Vicus. Stichting Vicus, aldus de prospectus, beheert het eigendom uit naam van de investeerder en is verantwoordelijk voor de uitbetaling van het rendement gedurende de looptijd. Artikel 2 van de oprichtingsakte van Stichting Vicus bepaalt in dat verband dat de stichting ten doel heeft de behartiging van de belangen van investeerders die op enigerlei wijze betrokken zijn bij - dan wel aangebracht zijn door - de New World vennootschappen, alsmede dat de stichting haar doel onder meer tracht te verwezelijken door de exploitatie van de investeringen.
2.3 Conform de vermelding op het inschrijfformulier dat eiseres op 24 oktober 2002 heeft ondertekend, heeft zij het inlegbedrag overgemaakt naar Stichting Vicus. Van Stichting Vicus heeft zij vervolgens tot november 2003 maandelijks een bedrag van
€ 1.250,-- ontvangen.
2.4 NWP is op 16 juni 2004 failliet verklaard. De procedure tegen NWP is op grond van artikel 29 Faillissementswet geschorst. Eiseres heeft haar vordering ingediend bij de curator.
3. Het geschil
3.1 Eiseres vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad NWP en Stichting Vicus hoofdelijk te veroordelen tot betaling tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag groot € 150.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2003 tot de dag der algehele voldoening, (b) NWP te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 2.450,-- ter vergoeding van de door eiseres gemaakte buitengerechtelijke kosten, (c) NWP en Stichting Vicus te veroordelen in de proceskosten.
3.2 Zij voert daartoe het volgende aan. NWP is toerekenbaar tekortgeschoten in haar verplichtingen op grond waarvan eiseres na eerdere ingebrekestelling, de overeenkomst bij brief van 19 december 2003 heeft ontbonden. NWP en Stichting Vicus zijn gesommeerd het inlegbedrag terug te betalen. Eiseres heeft de overeenkomst ontbonden omdat NWP had nagelaten te voldoen aan haar verplichting een behoorlijke inleggarantie te verstrekken. Datgene dat NWP uiteindelijk, na lang aandringen, had aangeboden was inferieur omdat de investering zou worden ingelegd in een obligatiefonds, hetgeen meer risico met zich met zich meebracht, bij een niet gerenommeerd verzekeringskantoor. Stichting Vicus is partij geworden bij de overeenkomst omdat de verplichting het inlegbedrag aan haar te betalen een derdenbeding betreft ten gunste van Stichting Vicus. Door de inleg te aanvaarden, te behouden, te beheren en/of uitvoering te geven aan de krachtens de overeenkomst op haar rustende verplichtingen, heeft zij het derdenbeding aanvaard. Stichting Vicus heeft zich hierdoor als partij bij de overeenkomst gedragen. Voorts geldt dat Stichting Vicus onzorgvuldig heeft gehandeld jegens eiseres. Tijdens de comparitie heeft Stichting Vicus verklaard dat zij de inleggelden heeft vrijgegeven zonder waarborgen te creëren. Tengevolge van deze onzorgvuldigheid heeft eiseres schade geleden. Door mooie beloften te doen in de prospectus en zekerheid van eindkapitaal voor te wenden die helemaal niet zo zeker bleek te zijn, hebben NWP en Stichting Vicus ook onrechtmatig gehandeld jegens eiseres. Stichting Vicus is voorts verplicht het inlegbedrag aan eiseres terug te betalen, omdat zij met de betaling daarvan ten koste van eiseres ongerechtvaardigd is verrijkt. Als laatste rechtsgrond op grond waarvan Stichting Vicus verplicht is het inleggeld terug te betalen, voert eiseres de redelijkheid en billijkheid aan.
3.3 Stichting Vicus voert verweer. Zij stelt dat haar werkzaamheden alleen hebben bestaan uit het ontvangen van de gelden van de beleggers. Hoewel het de bedoeling was dat Stichting Vicus eigenaar zou worden van de gronden in Costa Rica heeft NWP daar ondanks herhaaldelijk verzoek nooit aan meegewerkt. Er is geen sprake van een derdenbeding. Van zo’n beding is sprake als een partij van de andere partij een prestatie ten behoeve van een derde bedingt. Daarvan is hier geen sprake. De afspraak dat betaling plaats zou hebben door storting bij een derde is geen derdenbeding, nu de derde daarmee niet het recht verkrijgt de betaling ook te vorderen. Het aanvaarden van de betaling van eiseres en het uitkeren van de huurpenningen betekent nog niet dat Stichting Vicus is toegetreden tot de overeenkomst. Ook de andere rechtsgronden kunnen niet tot toewijzing van de vordering leiden. Het feit dat Stichting Vicus is opgericht om de belangen van de beleggers te behartigen betekent niet er sprake is van een directe verplichting jegens eiseres. Het is ook niet Stichting Vicus geweest die aan eiseres heeft voorgespiegeld dat zij de eigendom van het land zou verwerven. Stichting Vicus heeft nooit onjuiste mededelingen aan eiseres gedaan. In de overeenkomst en de algemene voorwaarden wordt ook met geen woord gerept over Stichting Vicus. Dat neemt niet weg dat Stichting Vicus wel haar statutaire doelstellingen heeft nageleefd. Zij heeft bij NWP steeds aangedrongen op overdracht van de eigendom en inzicht in de geldstromen. Van ongerechtvaardigde verrijking is geen sprake. De verrijking van Stichting Vicus had immers haar grondslag in de overeenkomst tussen NWP en eiseres. De door eiseres betaalde geldsom is overigens ook niet meer bij Stichting Vicus aanwezig. Redelijkheid en billijkheid vormt geen zelfstandige rechtsgrond voor toewijzing van de vordering.
4. De verdere beoordeling van het geschil
4.1 Omdat de procedure tegen NWP is geschorst, wordt in dit vonnis alleen een oordeel gegeven in het geschil tussen eiseres en Stichting Vicus.
4.2 Met eiseres is de rechtbank van oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een derdenbeding op grond waarvan Stichting Vicus partij bij de overeenkomst is geworden. Met betaling van het inleggeld door de investeerder ontstond op grond van haar (openbare) statutaire doelstelling (welke tevens een aanvaarding van het beding inhield) voor Stichting Vicus de verplichting, middels exploitatie van de investering, de belangen van de nieuwe investeerder (zoals eiseres) te gaan behartigen. Van NWP kon Stichting Vicus waarborgen eisen alvorens zij tot doorbetaling van de gelden zou overgaan. Zij moest immers zorgdragen voor een behoorlijke belangenbehartiging. Voor het ontstaan van dit recht was Stichting Vicus, als derde, afhankelijk van de tussen NWP en de investeerder gesloten overeenkomst. Onweersproken is dat Stichting Vicus voorts het recht had, onder meer op grond van de prospectus, van NWP te verlangen dat zij eigenaar zou worden van de gronden die met de inleggelden zouden worden aangeschaft. Door slechts aan te dringen op de overdracht van de eigendom en inzicht in de geldstromen is Stichting Vicus in de uitvoering van haar verplichting ernstig tekort geschoten. Op grond van haar doelstelling had zij immers jegens de investeerders de verplichting zorg te dragen voor een behoorlijke behartiging van hun belangen, alsmede voor een behoorlijke exploitatie van de investeringen, hetgeen betekent dat zij zonder voorafgaande verkrijging van de eigendom van de gronden niet tot doorbetaling van de gelden had mogen overgaan. Haar stelling dat zij wel zonder nadere waarborgen door moest betalen gezien de noodzaak van een snelle start van het beleggingsprogramma heeft Stichting Vicus op geen enkele wijze nader onderbouwd en daarvan is ook overigens niet gebleken. Stichting Vicus had er voor moeten zorg dragen dat de ingelegde gelden ook te bestemder plaatse kwamen. Vast staat dat zij dat niet heeft gedaan. Er is daarmee sprake van een tekortkoming in de nakoming van haar verplichtingen die ernstig genoeg is om een ontbinding te rechtvaardigen. Dit betekent dat Stichting Vicus de door haar ontvangen gelden ten bedrage van € 150.000,-- aan eiseres zal dienen terug te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der ontbinding.
4.1 Stichting Vicus zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.
5. De beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt Stichting Vicus om tegen behoorlijk van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 150.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 december 2003 tot aan de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt Stichting Vicus in de kosten van dit geding welke aan de zijde van eiseres tot aan dit moment worden begroot op € 2.895,-- aan griffierechten, € 539,78 aan overige verschotten en € 4.974,-- wegens salaris procureur.
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst al hetgeen meer of anders is gevorderd af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C. van Reekum en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 24 november 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.