Rolnr: 04-1334
Uitspraak: 27 september 2004
Sector kanton - zitting te Middelburg
de vereniging
Regionale Woningbouwvereniging Samenwerking,
gevestigd te Goes,
eisende partij,
verder te noemen: RWS,
gemachtigde: R.J.C.M. Thiry,
de echtgenoten
1. [mevrouw] , en
2. [meneer] ,
beiden met gekozen woonplaats te Goes,
gedaagde partij,
ook te noemen: [mevrouw] , respectievelijk [meneer] ,
gemachtigde: mr. P.R. Klaver.
het verloop van de procedure
De procedure is als volgt verlopen:
- dagvaarding van 18 maart 2004,
- conclusies van antwoord, repliek en dupliek.
RWS heeft bij repliek de grondslag van de eis uitgebreid. Gedaagden hebben daar geen processueel bezwaar tegen gemaakt.
de beoordeling van de zaak
1.1. De echtgenoten [gedaagden] hebben per 28 maart 1999 voor onbepaalde tijd van RWS gehuurd de woning aan de [adres] te Goes. De huur van thans € 392,02 per maand is in ieder geval tot en met februari 2004 voldaan.
1.2. RWS heeft de huurovereenkomst bij aangetekende brief van 11 februari 2004 opgezegd per 1 april 2004 op twee gronden:
a. Gedaagden hebben hun hoofdverblijf niet in de woning, maar hebben elders hun intrek genomen.
b. De woning is geheel of gedeeltelijk aan derden in gebruik gegeven.
Daarbij is meegedeeld dat een procedure tot ontbinding van de huurovereenkomst gestart wordt, indien gedaagden niet met de opzegging instemmen.
2. RWS heeft de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd met ontruiming van het gehuurde, desnoods met behulp van de sterke arm, en met betaling van de huur vanaf 1 maart 2004 tot en met de maand van ontruiming. Bij repliek heeft RWS tevens aan deze vordering ten grondslag gelegd dat er tot en met de maand juni 2004 een huurachterstand is ontstaan € 784,06, zijnde twee maanden huur.
3.1. RWS heeft gesteld dat [gedaagden] de ouders zijn van vier kinderen en dat zij in november 2003 met het gehele gezin zijn verhuisd naar Sheffield, Engeland. [mevrouw] heeft gesteld dat zij steeds woonplaats heeft behouden in Goes. [gedaagden] hebben niet weersproken dat [meneer] en de kinderen naar Sheffield zijn verhuisd. [mevrouw] heeft dit impliciet erkend, waar zij stelt dat zij regelmatig in Nederland verblijft en woont en dit af en toe afwisselt met een verblijf in Engeland om haar kinderen te kunnen zien. Daarom wordt vastgesteld dat in november 2003 in ieder geval [meneer] en de vier kinderen van [meneer] en [mevrouw] zijn verhuisd naar Sheffield, Engeland.
3.2. De gemeente Goes heeft [gedaagden] beiden uit het bevolkingsregister uitgeschreven per 19 november 2003. Om die reden is hun individuele huursub-sidie per november 2003 ingetrokken. [mevrouw] heeft ontkend dat zij zich uit het bevolkingsregister van Goes heeft laten uitschrijven. RWS heeft dat niet weersproken en daar is ook niets van gebleken. Er moet dus van uit worden gegaan dat de gemeente Goes op eigen initiatief, althans niet op initiatief van [mevrouw] haar per 19 november 2003 heeft uitgeschreven. Het vermoeden van art. 1:11, lid 2, BW is hier niet van toepassing. Niet naar voren is gekomen op welke gronden de gemeente Goes deze registratie heeft verricht. Daarom vormt deze registratie van de gemeente Goes onvoldoende bewijs van het vertrek van [mevrouw] uit het gehuurde.
3.3. [mevrouw] heeft bij dupliek gesteld dat zij bezwaar heeft gemaakt tegen deze registratie, waarna zij weer is ingeschreven. Daarbij heeft [mevrouw] een uittreksel overgelegd dat inhoudt dat zij per 9 maart 2004 zich in Nederland heeft gevestigd, en wel in het gehuurde. Daarbij heeft [mevrouw] echter niet het bezwaarschrift overgelegd dat op 8 maart 2003 bij de gemeente Goes was ingediend, noch de uitspraak over dit bezwaarschrift, hoewel RWS daar bij repliek uitdrukkelijk om had gevraagd. De registratie per 9 maart 2004 kan niet het gevolg zijn van de uitspraak over het bezwaarschrift. Daarom kan thans niet worden vastgesteld op welke gronden de gestelde registratie per 9 maart 2004 door de gemeente Goes is verricht. Deze registratie levert geen bewijs op van het ononderbroken verblijf van [mevrouw] in het gehuurde. [mevrouw] heeft weliswaar een algemeen bewijsaanbod gedaan, maar zij zal niet worden toegelaten voormelde stukken, of althans (indien nog geen uitspraak zou zijn gedaan) het bezwaarschrift alsnog in het geding te brengen, aangezien [mevrouw] het voormelde redelijke verzoek van RWS heeft genegeerd.
3.4. RWS heeft de bewijslast van de door haar gestelde wanprestatie van [mevrouw] en RWS heeft daarbij aangevoerd:
Het vertrek van het gezin van gedaagden naar Groot-Brittannië heeft eertijds zelfs de landelijke pers gehaald. De verhuizing van het gezin is bevestigd door omwo-nenden en bij recente telefonische contacten ook door de gedaagden zelf. [mevrouw] heeft daarbij gezegd dat zij van tijd tot tijd wel eens naar het gehuurde ging en wilde gaan en zij was er niet van te overtuigen dat het gehuurde haar dan niet meer als hoofdverblijf dient. Toen vervolgens [meneer] het gesprek overnam was het standpunt opeens anders; het verblijf van [mevrouw] en de kinderen in Sheffield zou tijdelijk zijn. Bewoning van het gehuurde door derden werd door hen niet bestreden.
[gedaagden] hebben het gehuurde in Goes tot november 2003 samen met hun kinderen bewoond. Het is niet aannemelijk dat [mevrouw] als moeder het gezin in de steek laat en in Goes gaat wonen om slechts af en toe de kinderen in Sheffield te bezoeken. RWS kan het niet anders zien dan dat gedaagden het zo zijn gaan voorstellen naar aanleiding van de actie van RWS teneinde de woning te kunnen aanhouden voor bewoning door derden of voor andere redenen dan het hebben van hoofdverblijf in het gehuurde. Bij afwezigheid van gedaagden heeft een derde zich bij RWS gemeld, die blijkens diens vage uitlatingen in het gehuurde woont en een familielid van gedaagden zou zijn. Er is ook geen zicht op wie de huur betaalt. Wel wordt de huur niet regelmatig betaald. Tot en met juni 2004 is er een achterstand van twee maanden huur ontstaan.
3.5. Van haar kant is [mevrouw] als contractuele wederpartij jegens RWS verplicht voldoende inlichtingen te verstrekken aangaande haar verplichting om haar hoofd-verblijf in het gehuurde te hebben. Dat heeft [mevrouw] echter niet gedaan. Bij antwoord heeft [mevrouw] ermee volstaan alles te ontkennen wat niet te verenigen is met een voortgezet verblijf van haarzelf in het gehuurde. Bij dupliek heeft [mevrouw] wel enkele argumenten ontplooid, doch zij heeft nauwelijks relevante inlichtingen gegeven. Van belang is waar iemand werkelijk woont met zijn gezin, waar hij de zetel van zijn fortuin heeft, zijn zaken behartigt, zijn goederen en eigendommen beheert. Daarbij is de plaats waar iemand regelmatig ’s nachts slaapt van grote betekenis.
3.6. Vast staat dat het gezin van [mevrouw] naar Sheffield, Engeland, is verhuisd. [mevrouw] heeft niet uitgelegd waarom zij niet mee zou zijn verhuisd. Zij erkent wel dat zij bij haar gezin in Sheffield verblijft, maar geeft niet aan hoeveel nachten per maand zij in Sheffield is en hoeveel in Goes. Zij deelt niet mee vanwaaruit zij haar zaken behartigt, vanuit de woning in Sheffield of vanuit die in Goes. Omdat [mevrouw] hierover geen inlichtingen heeft gegeven, is haar verweer onvoldoende onderbouwd. Daardoor is de door RWS gestelde wanprestatie onvoldoende weer-sproken, zodat deze rechtens wordt aangenomen. Weliswaar hebben de gedaagden bij dupliek aangeboden op een comparitie nadere inlichtingen te geven, maar dat aanbod wordt gepasseerd, aangezien zij de vereiste inlichtingen aanstonds hadden moeten geven en zij daar ook ruim voldoende gelegenheid voor hebben gehad.
3.7. Ook de aanvullende grondslag van de vordering slaagt. RWS heeft voldoende concreet aangegeven dat er in de periode van maart tot en met juni 2004 twee maanden huur onbetaald zijn gebleven. Het is dan aan gedaagden om aanstonds aan te tonen dat de huur over deze vier maanden wel volledig is betaald. Het gaat niet aan dat gedaagden de gestelde wanbetaling slechts voorlopig hebben betwist zonder bewijsstukken over te leggen.
4. Uit het voorgaande volgt dat gedaagden een zodanige wanprestatie plegen dat de vordering geheel moet worden toegewezen met veroordeling van de gedaagden in de proceskosten. Voor zover er over de maanden vanaf 1 maart 2004 huur is betaald, is er reeds aan de na te melden veroordeling tot betaling voldaan.
ontbindt heden de huurovereenkomst tussen partijen;
veroordeelt de gedaagden [gedaagden] om het gehuurde binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis te verlaten en te ontruimen met al de hunnen en het hunne en door overgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van RWS te stellen;
machtigt RWS om die ontruiming zonodig zelf te bewerkstelligen, desnoods met behulp van de sterke arm van politie en justitie;
veroordeelt de gedaagden hoofdelijk – dat wil zeggen: ieder voor het gehele bedrag, waarbij als de een betaalt ook de ander daardoor zal zijn bevrijd – om, bij wijze van huur, dan wel schadevergoeding wegens huurderving, aan RWS te voldoen een bedrag van € 392,03 (behoudens mogelijke verhoging) voor iedere maand of gedeelte van een maand vanaf 1 maart 2004 tot aan de dag van ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vervaldata tot aan de dag van voldoening;
veroordeelt gedaagden in de kosten van het geding, gevallen aan de zijde van RWS en tot op heden begroot op € 629,87, waaronder begrepen een bedrag van € 270,- wegens salaris van de gemachtigde van RWS;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.M. Klarenbeek, kantonrechter, en uitgespro-ken ter openbare terechtzitting van 27 september 2004 in tegenwoordigheid van de griffier.