3.6.3. Uit de overgelegde producties 9 en 20 kan naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter worden afgeleid dat er in de periode rondom het faillissement van Toy Vision en de contacten tussen United Bicycles en eisers, welke contacten in het kader van het vorige kort geding tussen partijen aan de orde zijn geweest en waarover in het vonnis is geoordeeld, ook contacten zijn geweest tussen (naam 1) en eisers met betrekking tot de driewielers. Dat deze contacten uiteindelijk op niets zijn uitgelopen maakt voorshands niet dat deze marktpartij niet in de opgave diende te worden opgenomen. Op dit punt hebben eisers derhalve het vonnis overtreden.
Uit de als productie 8 overgelegde e-mail blijkt dat in ieder geval in oktober 2004 contacten tussen eisers en (naam 2) in verband met de ontwikkeling van de Jazzy hebben plaatsgevonden, aangezien een kopie van die e-mail naar (naam 2) is gestuurd. Gelet op hetgeen hierboven is overwogen ten aanzien van het inbreukmakende karakter van de Jazzy komt dit de voorzieningenrechter niet verstandig voor. In het dictum van het vonnis van 24 augustus 2004 onder 5.2. staat echter opgenomen dat eisers opgave dienen te doen van alle marktpartijen die in verband met verkoop en/of fabricage van de driewielers van gedaagden zijn benaderd. Niet opgenomen is dat dit ook geldt voor andere inbreukmakende driewielers, zodat voorshands aannemelijk is dat de contacten met (naam 2) in kader van de Jazzy daar niet onder vallen en dat (naam 2) terecht niet is opgenomen in de lijst.
Ten aanzien van de opgave van EntreX is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat dit terecht niet is gebeurd. Uit de overgelegde producties, met name productie 8 en hetgeen onder 3.4. is overwogen, blijkt dat er in ieder geval contacten zijn geweest tussen EntreX en eisers ten aanzien van de Jazzy en de kledinglijn. Gelet op het in geschil zijnde deel van het dictum van het vonnis van 24 augustus 2004 behoefde EntreX, evenals (naam 2), in dit kader niet in de lijst te worden opgenomen. Thans is onvoldoende aannemelijk gemaakt dat er ook contacten zijn geweest met betrekking tot de driewielers van gedaagden, zodat voorshands op dit punt geen sprake is van overtreding van het vonnis.
Op basis van de als productie 10 overgelegde verklaring van de directeur van Ris Rubber N.V. is naar voorlopig oordeel contact geweest tussen Ris Rubber N.V. en eisers met betrekking tot de productie van kantelrubbers voor driewielers die destijds in opdracht van gedaagden zijn ontwikkeld. Gelet hierop en op de niet nader onderbouwde betwisting van de verklaring van Ris Rubber door eisers is voorshands aannemelijk gemaakt dat op basis van deze contacten Ris Rubber N.V. in de opgave betrokken hadden moeten worden. Op dit punt is het vonnis derhalve overtreden.
Vaststaat dat eisers contacten hebben gehad met United Bicycles met betrekking tot de driewieler van gedaagden. Uit dien hoofde had United Bicycles in de opgave meegenomen moeten worden. Nu de contacten met United Bicycles echter mede hebben geleid tot het geschil op basis waarvan het vonnis van 24 augustus 2004 is gewezen en over die contacten in dat kader uitvoerig is gesproken tussen partijen, kan thans op grond van de redelijkheid en billijkheid het niet vermelden door eisers, mede gelet op de achterliggende bedoeling van de veroordeling die daarin is gelegen dat gedaagden over contacten tussen eisers en marktpartijen ten aanzien van de driewieler van gedaagden dienden te worden geïnformeerd, thans niet worden aangemerkt als een overtreding van het vonnis waarvoor eisers dwangsommen verschuldigd zijn.
Uit productie 11 blijkt dat mr. E.W.H. Weelen, kantoorgenoot van de raadsman van eisers, op 21 juni 2004 namens eisers aan de curator in het faillissement van Toy Vision heeft geschreven dat eisers onder meer met Kera Kunststoffen B.V. is overeengekomen dat zij zelfstandig bepaalde materialen voor de fabricage van de Triker mogen verwerven. Deze brief staat haaks op hetgeen thans door eisers naar voren is gebracht. Gelet echter op die brief is voldoende aannemelijk gemaakt dat Kera Kunststoffen op basis van het vonnis aan gedaagden opgegeven diende te worden en dat zij op dit punt het vonnis hebben overtreden door dit niet te doen.
Uit de overgelegde stukken, met name productie 24, lijkt voorshands aannemelijk dat Jermany Company in opdracht van eisers betrokken is geweest bij de fabricage van de Jazzy en dat zij de Jazzy naar EntreX hebben opgestuurd. Gelet hierop diende Jermany Company naar voorlopig oordeel niet te worden opgenomen in de opgave op basis van r.o. 5.2. aangezien thans niet aannemelijk is gemaakt dat eisers Jermany Company hebben benaderd in verband met de verkoop en/of fabricage van de driewielers van gedaagden. Op dit punt is het vonnis derhalve niet overtreden.
Ten aanzien van Société Dexia hebben gedaagden als productie 20 een verklaring van de general manager van Dexia overgelegd die verklaart dat er contacten zijn geweest tussen eisers en Dexia, onder meer ten aanzien van de promotie van de Triker deels ook ter ondersteuning van de kinderkledinglijn van eisers. Gelet hierop is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat in het kader van onderhavig kort geding voorshands voldoende aannemelijk is gemaakt dat de contacten tussen eisers en Dexia ook mede betrekking hebben gehad op de driewieler van gedaagden, zodat Dexia in de lijst had moeten worden opgenomen. Door dit niet te doen is het vonnis op dit punt overtreden.
Gelet op het voorgaande is voorshands derhalve aannemelijk geworden dat eisers ten aanzien van (naam 1), Ris Rubber, Kera Kunststoffen en Société Dexia het vonnis van 24 augustus 2004 hebben overtreden. Eisers hadden deze marktpartijen uiterlijk op 13 september 2004 aan gedaagden moeten melden. Nu zij dit tot op heden nog niet hebben gedaan, hebben zij op vier punten het vonnis overtreden en duren deze overtreding in ieder geval tot 9 december 2004 voort, zodat in totaal derhalve € 180.000,00 aan dwangsommen verbeurd zijn. Nu deze dwangsommen het in het vonnis opgenomen maximum van € 100.000,00 overschrijden, zullen de op basis van dit deel van het vonnis verbeurde dwangsommen dan ook worden bepaald op
€ 100.000,00.