ECLI:NL:RBMID:2004:AS7396

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
17 november 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12-015047-04
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en hulpverlening aan illegale vreemdelingen in Nederland

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 17 november 2004 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van mensensmokkel. De verdachte heeft hand- en spandiensten verleend aan een medeverdachte die een faciliterende rol had bij het smokkelen van vreemdelingen naar Nederland. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 7 tot 12 juli 2002, samen met anderen, illegale vreemdelingen heeft geholpen bij hun verblijf in Nederland zonder geldige verblijfstitel. Dit gebeurde onder andere door het huren van een boot, genaamd 'Pim', en het overmaken van geld vanuit Engeland voor de huur van deze boot. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat blijkt uit hun gezamenlijke activiteiten en gesprekken over de mensensmokkel.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummer: 12/015047-04
Datum uitspraak: 17 november 2004
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 4 februari 2004
Datum voorlopige hechtenis: 6 februari 2004
Schorsing voorlopige hechtenis: 10 maart 2004
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum en –plaats],
wonende te [adres]
niet ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. S. Arts, advocaat te Breda.
De raadsman heeft verklaard door de verdachte bepaaldelijk gevolmachtigd te zijn de verdachte te vertegenwoordigen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
4 november 2004.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.C.P. Rammeloo en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht. De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
hij in of omstreeks de periode van 7 juli 2002 tot en met 12 juli 2002, in de
gemeente(n) Vlissingen en/of Middelburg en/of Velsen een/of Amsterdam en/of
Rijswijk, in elk geval (elders) in Nederland, en/of in België en/of Frankrijk,
althans in elk geval in het buitenland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen,
althans eenmaal,
11, althans een of meer andere perso(o)n(en) (van Indische en/of Bengaalse
nationaliteit, althans van Indische en/of Bengaalse komaf), en/of een of meer
andere perso(o)n(en) (van een buitenlandse nationaliteit/komaf),
in elk geval een aantal perso(o)n(en) uit winstbejag behulpzaam is geweest bij
het zich verschaffen van toegang tot of verblijven in Nederland of enige staat
welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen
en/of hem/hen daartoe uit winstbejag gelegenheid, middelen of inlichtingen
heeft/hebben verschaft terwijl hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s)
wist/wisten of ernstige redenen had/hadden te vermoeden dat die toegang of dat
verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft/hebben is/zijn verdachte en/of een of meer mededader(s),
- vanuit Engeland, in elk geval vanuit het buitenland (via Western Union) een
of meer geldbedrag(en) overgemaakt, althans laten overmaken naar (een
bank in) Nederland en/of (vervolgens) dat/die geldbedrag(en) bij de
(Western Union) bank (in Amsterdam) opgenomen en/of laten opnemen (voor de
betaling van huur van een boot waarmee die (illegale) perso(o)n(en) werden
vervoerd (naar het buitenland), en/of
- een boot (genaamd Pim) gehuurd en/of laten huren (o.a. door H.Hoekstra) voor
de overtocht met die (illegale) perso(o)n(en) vanuit Nederland of enige
staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te
oefenen naar Engeland, althans naar het buitenland, en/of
- met die (gehuurde) boot gevaren en/of laten varen, naar een haven
in Nederland, alwaar die illegale perso(o)n(en) aan boord van die bo(o)t(en)
konden komen, en/of
- die (illegale) personen vervoerd en/of laten vervoeren en/of begeleid,
althans laten begeleiden naar die (gehuurde) boot (met de naam Pim),
en/of vervolgens die (illegale) personen plaats laten nemen op/in die
boot en/of (vervolgens) met die boot (door [medepleger 1] en/of [medepleger 2],
althans een of meer mededader(s)) buiten de territoriale wateren van
Nederland of enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland
grenscontrole uit te oefenen, althans in de richting van Engeland, in elk
geval naar het buitenland, gevaren en/of laten varen,
terwijl hij, verdachte, en/of een of meer mededader(s) daarvan een beroep of
gewoonte maakte(n); (Hfdstk 2)
art 197a lid 3 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 197a lid 1 Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
hij in de periode van 7 juli 2002 tot en met 12 juli 2002, in Nederland, en in België en Frankrijk, tezamen en in vereniging met anderen, meermalen, personen (van een buitenlandse nationaliteit), uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het verblijven in Nederland terwijl hij, verdachte, en zijn mededaders wisten dat verblijf wederrechtelijk was, immers is/zijn,
- vanuit Engeland via Western Union een geldbedrag overgemaakt, naar een
bank in Nederland en vervolgens dat geldbedrag bij de
Western Union bank in Amsterdam opgenomen voor de
betaling van huur van een boot waarmee die illegale personen werden
vervoerd naar het buitenland, en
- een boot (genaamd Pim) gehuurd voor
de overtocht met die illegale personen vanuit en
- met die gehuurde boot gevaren, naar een haven
in Nederland, alwaar die illegale personen aan boord van die boot
konden komen, en
- die illegale personen vervoerd naar die gehuurde boot met de naam Pim,
en vervolgens die illegale personen plaats laten nemen op die boot
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsverweer
De raadsman van verdachte heeft bij wijze van verweer opgeworpen dat vrijspraak zou dienen te volgen nu primair niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking dan wel plegen van een feit als ten laste gelegd, subsidiair aangezien geen sprake is van “illegalen” in de zin van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht en meer subsidiair nu niet van enig winstbejag is gebleken.
De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte]. Uit het dossier blijkt onder meer dat zij altijd samen waren en dat verdachte hand- en spandiensten met betrekking tot mensensmokkel verrichtte voor [medeverdachte].
De samenwerking blijkt onder meer ook uit de omstandigheid dat verdachte aanwezig is geweest bij gesprekken tussen de medeverdachten [namen medeverdachten] in de caravan van [medeverdachte 1] te Rijswijk, alwaar door deze medeverdachten werd gesproken over het smokkelen van illegale personen naar Engeland. Verdachte is voorts met een aantal medeverdachten naar de Western Union bank in Amsterdam gereden. Daar hebben zij geld opgehaald, dat vanuit Engeland door een andere medeverdachte was overgemaakt voor de huur van de boot de Pim. Vervolgens zijn zij naar verschillende plaatsen in Nederland gereden om te kijken of deze geschikt waren om de illegalen aan boord van die boot te brengen. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] hebben daarna twee medeverdachten, die later in Engeland zijn aangehouden, afgezet bij de Pim en zijn zelf terug gereden naar Amsterdam. Hieruit blijkt dat er sprake is geweest van een samenwerkingsverband. Bovendien acht de rechtbank bewezen dat [medeverdachte] en verdachte ervoor gezorgd hebben dat de illegalen aan boord gebracht werden.
Het is mogelijk dat onder de gesmokkelde personen ook vreemdelingen zijn die nog in afwachting zijn van een beslissing op hun verzoek om een verblijfstitel in Nederland dan wel die na afwijzing van een dergelijk verzoek Nederland nog niet hoeven te verlaten. In de onderhavige zaak kan slechts ten aanzien van een aantal gesmokkelde personen worden vastgesteld dat zij onrechtmatig in Nederland verbleven. Dit blijkt uit een brief van het Ministerie van Justitie, Immigratie- en Naturalisatiedienst, die in het dossier is gevoegd. Ten aanzien van die personen acht de rechtbank het onder feit 3 tenlastegelegde bewezen.
Voor het vaststellen van winstbejag is het niet nodig objectieve verrijking aan te tonen. Het gaat om het vaststellen van de bedoeling van verdachte. Deze bedoeling kan afgeleid worden uit objectieve omstandigheden. Verdachte is betrokken geweest bij gesprekken en een geldtransactie, betrekking hebbend op de smokkel van illegale personen. Niet is gebleken dat bij deze mensensmokkel bij wie dan ook van de verdachten andere motieven hebben gespeeld dan louter geldelijk gewin. Het is een feit van algemene bekendheid dat er flinke winst wordt gemaakt met de smokkel van illegale personen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte heeft gehandeld uit winstbejag.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
De raadsman heeft bepleit dat ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen daar onderhavig transport niet strafbaar wordt gesteld onder artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht dan wel enig ander wetsartikel. Hij heeft daartoe gesteld hetgeen in zijn pleitnotitie (deel II) is opgenomen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat hij uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het aan illegale vreemdelingen verschaffen van toegang tot of het verblijven in Nederland of enige staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen, hetgeen strafbaar is gesteld in artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht. Onder dit laatste begrip dienen in ieder geval de zogenaamde Schengenlanden te worden verstaan. Mogelijk dienen daaronder ook de andere landen van de Europese Unie te worden begrepen, omdat zij een gezamenlijke buitengrens hebben ten aanzien van personenverkeer. Aangezien Groot-Brittanië geen Schengenland is en ook geen gezamenlijke buitengrens met Nederland heeft kan Engeland/Groot-Brittanië niet worden bestempeld als een staat welke gehouden is mede ten behoeve van Nederland grenscontrole uit te oefenen. Derhalve is verdachte hiervan vrijgesproken.
Deze partiële vrijspraak laat onverlet de mogelijkheid van vervolging van verdachte wegens het binnen Nederland medeplegen van mensensmokkel betrekking hebbend op het verblijf van illegalen in Nederland. De rechtbank is van oordeel dat verdachte behulpzaam is geweest bij het verblijf in Nederland van illegale personen, nu verdachte middels zijn gedragingen het verblijf van deze personen heeft bevorderd. Het doet daarvoor niet ter zake of de desbetreffende personen naar een ander Schengenland worden vervoerd of daarbuiten.
Ook overigens is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het verblijven in Nederland, terwijl hij weet dat
dat verblijf wederrechtelijk is, terwijl het feit in vereniging wordt begaan door meerdere
personen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gedragingen verricht die ertoe strekte een aantal vreemdelingen behulpzaam te zijn bij hun verblijf in Nederland, terwijl zij geen geldige verblijfstitel voor Nederland hadden. Zijn rol bestond in het bijzonder uit het verrichten van hand- en spandiensten voor een medeverdachte, die een faciliterende rol had bij de mensensmokkel. Zo is verdachte aanwezig geweest bij gesprekken over de mensensmokkel. Voorts is hij betrokken geweest bij het ophalen van geld dat vanuit Engeland werd overgemaakt zodat er deze boot kon worden gehuurd waarmee de vreemdelingen de overtocht konden maken. Op deze boot, de Pim, werden meer vreemdelingen vervoerd dan waarvoor reddingsmateriaal aanwezig was, waardoor levensgevaarlijke situaties ontstonden. Het is deze boot geweest die ook daadwerkelijk in nood is geraakt. Door alert optreden van de Engelse Kustwacht is een ramp voorkomen.
Door op de hiervoor omschreven wijze mee te werken aan illegaal verblijf van personen hier te lande heeft verdachte het belang dat de openbare orde heeft bij uitblijven van dergelijke medewerking geschonden. Dat belang is gelegen in de mogelijkheid voor de overheid om een gereguleerd asielbeleid te kunnen voeren. Die mogelijkheid wordt doorkruist indien personen buiten de reguliere asielmogelijkheden om feitelijk verblijf gaan houden in Nederland of een van de andere Schengen-staten. Die doorkruising frustreert aldus niet alleen het gewenste asielbeleid maar schept ook ernstige feitelijke ongelijkheid ten opzichte van hen die via de reguliere kanalen een asielverzoek doen maar wier verzoek wordt afgewezen.
Verdachte heeft met zijn mededaders misbruik gemaakt van de afhankelijke situatie waarin de te smokkelen personen die veelal voor hun reis naar Engeland veel geld moeten betalen, verkeerden. Zij hebben hun diensten verleend om daarmee zelf extra inkomsten te verwerven. Aldus is door hun uit winstbejag gehandeld. Het handelen uit winstbejag vergroot het risico dat de belangen van de illegale vreemdelingen - in het bijzonder die op menswaardige behandeling - ondergeschikt worden gemaakt aan het belang bij winst. De rechtbank houdt er in het voordeel van verdachte rekening mee dat hij slechts een kleine rol in het geheel heeft vervuld.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister
d.d. 27 april 2004. De rechtbank houdt bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte blijkens dit uittreksel niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Over de persoon van verdachte is niet meer bekend geworden dat hetgeen ter terechtzitting door zijn raadsman naar voren is gebracht.
Naar het oordeel van de rechtbank komen de ernst van het bewezenverklaarde en de door de rechtbank in aanmerking genomen omstandigheden onvoldoende tot uitdrukking in de door de officier van justitie gevorderde straf. Het is op deze grond dat de rechtbank een hierna te vermelden zwaardere straf zal opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd. De rechtbank acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 57 en 197a van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.G. Lameijer, voorzitter, mrs. D.C. van Reekum en F.C.J.E. van Hemert-Meeuwis, rechters, in tegenwoordigheid van A.P.M. Philipsen als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 november 2004.