RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Inzake: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser,
gemachtigde: mr. A.A.H. Beenen-Oskam te Driebergen-Rijsenburg,
tegen: de Stichting Ziekenfonds VGZ, gevestigd te Eindhoven, verweerder.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 19 januari 2004 van verweerder waarbij het bezwaar van eiser tegen de weigering om hem een voice mate te verstrekken, ongegrond is verklaard (het bestreden besluit).
Het beroep is op 22 juli 2004 behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
1. Eiser is visueel gehandicapt. In 2000 heeft verweerder hem een memo-recorder verstrekt.
2. Namens eiser is bij verweerder een verzoek ingediend voor de verstrekking van een geavanceerde memo-recorder, genaamd voice mate. Verweerder heeft dit verzoek bij besluit van 12 februari 2003 afgewezen. Het bezwaar van eiser tegen dit besluit is bij het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Tussen partijen is in geschil of een voice mate als een doelmatige verstrekking kan worden aangemerkt.
4. Verweerder stelt dat een memorecorder voor eiser voldoende doelmatig is. Een visueel gehandicapte heeft aanspraak op een memorecorder als deze de functie van (zak)agenda of aantekeningenboekje heeft en wordt gebruikt voor het maken van aantekeningen of voor het vastleggen van gegevens. In het kader van doelmatige zorgverlening dient in het individuele geval beoordeeld te worden op welke uitvoering van een memorecorder een verzekerde gezien zijn beperkingen is aangewezen. De verstrekking van een voice mate kan aangewezen zijn wanneer er naast een visuele handicap, sprake is van andere functiestoornissen. Dat is bij eiser niet het geval. Eiser kan via het gebruik van de computer met brailleleesregel en spraaksynthesizer adequaat voorzien in het op logische wijze beschikken, opslaan en wijzigen van telefoonnummers, afspraken en notities. De verstrekking van een voice mate is in eisers geval onnodig kostbaar en ondoelmatig.
5. Eiser stelt daar tegenover dat de memorecorder die hem is verstrekt, geen adequaat hulpmiddel meer is. De voice mate moet worden vergeleken met een gewone (papieren) agenda, waarin adressen, telefoonnummers en afspraken kunnen worden genoteerd, die overal kan worden geraadpleegd. Eiser kan deze gegevens wel in zijn computer opslaan, maar hij kan de computer niet meenemen. De regelgeving en de toelichting daarop waarnaar verweerder verwijst, zijn tot stand gekomen toen alleen memorecorders beschikbaar waren. Inmiddels is er een voice mate die veel doelmatiger is, onder meer omdat ze een papieren agenda volledig kan vervangen. In het notitieblok van de voice mate kan van de ene notitie naar de andere worden gesprongen, terwijl bij een memorecorder moet worden teruggespoeld. Iets toevoegen kan niet bij een memorecorder, omdat dan de daarna ingesproken tekst wordt gewist. Een notitie verwijderen is niet mogelijk, omdat dan al gauw de volgende notitie wordt verwijderd. Bij een afspraak geeft de voice mate, anders dan de memorecorder, een signaal. De cassettes die voor een memorecorder moeten worden gebruikt, raken steeds meer in onbruik. Volgens eiser is een voice mate een doelmatige verstrekking. Aan [betrokkene], die net als eiser ook geen andere functiestoornissen heeft, heeft een ziekenfonds wel een voice mate verstrekt.
6. De rechtbank overweegt het volgende.
7. Ingevolge artikel 8, eerste lid, aanhef en onder i, van de Ziekenfondswet en artikel 15 van het Verstrekkingenbesluit Ziekenfondsverzekering hebben verzekerden recht op hulpmiddelen die bij ministeriële regeling als zodanig zijn aangewezen. Deze aanwijzing heeft plaatsgevonden in artikel 2 van de Regeling hulpmiddelen 1996 (verder: de Regeling).
Artikel 2, eerste lid, aanhef, van de Regeling bepaalt dat de aanspraak op hulpmiddelen de verschaffing van een te allen tijde adequaat functionerend hulpmiddel omvat. In de opsomming van genoemd artikellid wordt onder sub t vermeld: hulpmiddelen voor communicatie, informatievoorziening en signalering als aangegeven in artikel 26.
Ingevolge artikel 26, eerste lid, aanhef en sub g, van de Regeling bestaat voor een visueel gehandicapte aanspraak op een memorecorder.
Ingevolge artikel 2a, eerste lid van het Verstrekkingenbesluit ziekenfondsverzekering kan de aanspraak op een verstrekking slechts tot gelding worden gebracht voor zover de verzekerde, gelet op zijn behoefte en uit een oogpunt van doelmatige zorgverlening, redelijkerwijs daarop naar aard, inhoud en omvang is aangewezen.
8. Gelet op hetgeen eiser heeft uiteengezet over de werking van een memorecorder en de werking van een voice mate, welke uiteenzetting door verweerder niet is bestreden, bestaat er bij de rechtbank gerede twijfel of een memorecorder vandaag de dag voor eiser als een doelmatige verstrekking kan worden aangemerkt. Het is een feit van algemene bekendheid dat de techniek, zeker op het gebied van de in geding zijnde apparatuur, snel voorschrijdt en die ontwikkeling brengt met zich mee dat aannemelijk is dat een apparaat dat bij de totstandkoming van de Regeling in 1996 als adequaat is beschouwd, dat in 2004 voor eiser, gegeven zijn handicap, niet meer is. Het lijkt dan ook aannemelijk dat eiser, gelet op zijn behoefte en uit het oogpunt van doelmatige zorgverlening, op een voice mate is aangewezen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder, na afweging van de betrokken belangen, niet in redelijkheid tot afwijzing van de aanvraag van een voice mate heeft kunnen komen.
9. Overigens is de rechtbank van oordeel dat ook het beroep van eiser op het gelijkheidsbeginsel slaagt. Ter zitting hebben zowel eiser als zijn gemachtigde naar voren gebracht dat zij beiden [betrokkene] goed kennen. Onweersproken is gebleven dat bij [betrokkene], net als bij eiser, geen sprake is van geheugen- of concentratiestoornissen. De rechtbank neemt dit derhalve als vaststaand aan. Uit de door eiser overgelegde brief van de Stichting Centrale Zorgverzekeraars blijkt dat aan [betrokkene] in 2002 een voice mate is verstrekt. Er is aldus sprake van gelijke gevallen en dan is het bestreden besluit in strijd met het gelijkheidsbeginsel.
10. Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit in rechte geen stand houdt. Het beroep zal wegens strijd met artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht en wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel gegrond worden verklaard en de rechtbank zal verweerder opdragen om met in achtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen.
11. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen. In deze vergoeding zijn de reiskosten van de gemachtigde van eiser begrepen.
12. Eiser heeft gevraagd om vergoeding van de reiskosten die hij heeft gemaakt om de zitting bij te wonen, zijnde € 9,00 voor de trein en 12 strippen. Voor de reiskosten van eiser dient verweerder, gelet op artikel 2, eerste lid, sub c van het Besluit proceskosten bestuursrecht, de kosten van openbaar vervoer in de laagste klasse te vergoeden aan eiser, welke kosten de rechtbank vaststelt op € 14,20.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder een nieuw besluit neemt, met inachtneming van het in deze uitspraak gestelde;
bepaalt dat de Stichting Ziekenfonds VGZ aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 31 (eenendertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiser begroot op € 658,20 (zeshonderdachtenvijftig euro en twintig cent), te betalen door de Stichting Ziekenfonds VGZ aan eiser.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2004 door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van mr. M.D. Bezemer-Kralt, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.