RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
met toepassing van artikel 8:57
van de Algemene wet bestuursrecht
____________________________________________________
Inzake: [eiseres], wonende te Tholen, eiseres,
tegen: de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van 27 januari 2004 van verweerder (het bestreden besluit).
Het beroep is op 8 juli 2004 behandeld ter zitting. Eiseres is daar in persoon verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde mr. M.L.E.A. van Zon.
Op grond van omstandigheden zoals die uit de stukken en de behandeling ter zitting zijn gebleken, heeft de rechtbank aanleiding gezien het onderzoek te heropenen teneinde een medisch deskundige te raadplegen.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om op het advies van de medisch deskundige te reageren waarna de rechtbank met toestemming van partijen een verder onderzoek ter zitting achterwege heeft gelaten.
1. Eiseres is vanaf haar geboorte bekend met de hartaandoening Tetralogie van Fallot. Sinds 14 september 1998 ontvangt zij een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheids-voorziening jonggehandicapten (Wajong), naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 35-45%.
2. In het kader van een periodieke herbeoordeling heeft verweerder bij besluit van 18 september 2003 de uitkering van eiseres per 14 september 2003 ongewijzigd vastgesteld. Het bezwaar van eiseres tegen dit besluit is met het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Tussen partijen zijn de medische beperkingen en een daarmee samenhangende urenbeperking onderwerp van geschil.
4. Verweerder stelt dat eiseres met de medische beperkingen in staat moet worden geacht in een regelmatig arbeidspatroon van 25 uur per week licht fysiek belastende arbeid te verrichten. Volgens verweerder zijn er voldoende functies aan te wijzen die eiseres per 14 september 2003 zou kunnen verrichten waarbij het bedrag dat zij met die functies kan verdienen 35-45% lager is dan het wettelijk minimumloon.
5. Eiseres heeft aangevoerd dat haar beperkingen zijn onderschat en dat zij niet in staat is om 25 uur per week te werken. Zij heeft als gevolg van haar aandoening extreme vermoeidheids-klachten. Momenteel werkt zij als vrijwilligster in het basisonderwijs tijdens 3 ochtenden van 2½ uur en dit is voor haar net haalbaar. Eiseres is van mening dat de artsen die werkzaam zijn bij verweerder niet voldoende medische kennis in huis hebben om over een specifieke aandoening als de hare voldoende adequaat te kunnen oordelen. Zij heeft verzocht om een onafhankelijke deskundige. Eiseres heeft voor haar standpunt gewezen op een opvatting van cardioloog dr. B. Paelinck van het Universitair Ziekenhuis Antwerpen die naar aanleiding van een onderzoek van 28 mei 2004 onder meer concludeerde dat de onderzoeksgegevens ten hoogste 16 uur werk per week zouden toelaten.
6. De rechtbank gaat van het volgende uit.
7. Artikel 2, eerste lid, van de Wajong bepaalt:
Arbeidsongeschikt, geheel of gedeeltelijk, is de persoon die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling geheel of gedeeltelijk niet in staat is om met arbeid te verdienen, hetgeen gezonde personen, met soortgelijke opleiding en ervaring, ter plaatse waar hij woont of in de omgeving daarvan met arbeid gewoonlijk verdienen.
De mate van arbeidsongeschiktheid van een persoon in het kader van de Wajong wordt bepaald door het verschil tussen het wettelijke minimumloon en het bedrag dat hij met werk, waarvoor hij wel geschikt is, kan verdienen (de zogenaamde verdiencapaciteit). Dit verschil, uitgedrukt in een percentage van het wettelijke minimumloon, leidt tot indeling in een bepaalde arbeidsongeschiktheidsklasse.
8. De verzekeringsarts is op basis van dossieronderzoek en eigen onderzoek van mening dat eiseres met haar beperkingen, die met name gesteld zijn voor een aantal dynamische handelingen en de werktijden, in staat moet zijn om voor ongeveer 25 uur per week licht fysieke arbeid te verrichten. In het kader van het dossieronderzoek is kennis genomen van medische rapportages van verschillende cardiologen. De beperkingen zijn vastgelegd in de Functionele MogelijkhedenLijst. In de bezwaarfase heeft de bezwaarverzekeringsarts de conclusies van de verzekeringsarts onderschreven. In de beperkingen is volgens de bezwaarverzekeringsarts voldoende rekening gehouden met de vermoeidheidsklachten van eiseres.
9. Arbeidskundig onderzoek heeft geleid tot de conclusie dat eiseres in een aantal geselecteerde functies, in vergelijking met het wettelijk minimumloon, zoveel zou kunnen verdienen dat sprake is van een loonverlies van 36,98%. Hierdoor is eiseres ingedeeld in de arbeids-ongeschiktheidsklasse 35-45%.
10. De rechtbank is van oordeel dat zowel het medisch als arbeidskundig onderzoek wat aan het bestreden besluit vooraf is gegaan voldoende zorgvuldig is uitgevoerd. Echter, in het specifieke karakter van de aandoening en de hiervoor weergegeven opvatting van cardioloog Paelinck over de urenbeperking, heeft de rechtbank na de zitting aanleiding gezien advies te vragen aan dr. B.J.M. Mulder, cardioloog te Amsterdam (de deskundige). Zij is deskundig op het gebied van de aandoening van eiseres en de rechtbank heeft haar gevraagd om eiseres te onderzoeken en verslag uit te brengen van haar bevindingen.
11. Op 16 september 2004 heeft de deskundige advies uitgebracht. Blijkens het advies zijn de extreme vermoeidheidsklachten niet te verklaren door de hartafwijkingen die eiseres op dat moment heeft; slechts een iets verminderde validiteit is reëel bij de cardiale situatie van eiseres. De deskundige acht niet aannemelijk dat de cardiale situatie op de datum van haar onderzoek, te weten 8 september 2004, heel anders was dan op de datum in geding, te weten 14 september 2003. Zij acht wel aannemelijk dat eiseres per datum in geding niet in staat was een volledige baan te verrichten, maar volgens de deskundige is het moeilijk om de exacte hoeveelheid uren die eiseres wel per week zou kunnen werken aan te geven.
12. De rechtbank overweegt het volgende.
13. Gelet op de overweging van de deskundige dat niet aannemelijk is dat de cardiale situatie van eiseres op 8 september 2004 heel anders was dan op datum in geding, neemt de rechtbank aan dat dit dan ook geldt voor de cardiale situatie van eiseres tijdens het onderzoek door dr. Paelinck op 28 mei 2004. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dat ook aan het onder-zoek door dr. Paelinck betekenis toekomt voor de beoordeling van de medische beperkingen op datum in geding. In dat verband stelt de rechtbank met betrekking tot de urenbeperking vast dat zowel de deskundige als dr. Paelinck de door verweerder vastgestelde urenbeperking van 25 uur per week niet hebben bevestigd. De deskundige heeft aangegeven dat het moeilijk is om het aantal uren per week aan te geven en dr. Paelinck heeft geconcludeerd dat ten hoogste 16 uur per week is toegelaten. Gegeven het feit dat beide cardiologen als deskundig mogen worden beschouwd op het gebied van de aandoening van eiseres komt aan hun opvatting in deze zaak belangrijke betekenis toe. Gelet op die opvatting is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende inzichtelijk op grond van welke overwegingen verweerder voor eiseres een urenbeperking van 25 uur per week reëel acht. In deze zin ontbreekt in de besluitvorming van verweerder een deugdelijke motivering.
14. De conclusie van het voorgaande is dat het bestreden besluit in rechte geen stand houdt. Het beroep zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal wegens strijd met artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht worden vernietigd.
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
draagt het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen op om met in achtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen;
bepaalt dat het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen het griffierecht van € 31,- (eenendertig euro) aan eiseres vergoedt.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2004 door mr. G.H. Nomes, in tegenwoordigheid van K.J. Thiel, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.