ECLI:NL:RBMID:2005:AT9783

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
13 juli 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
12/000304-04
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • R.J.G. Lameijer
  • F.C.J.E. van Hemert-Meeuwis
  • C.M.J. Peeters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraffen en tbs voor moord op inwoner Reuzenhoek

De Rechtbank Middelburg heeft op 13 juli 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die verantwoordelijk werden gehouden voor de dood van een inwoner van Reuzenhoek. De verdachten zijn veroordeeld tot respectievelijk zeven en drie jaar gevangenisstraf, alsook terbeschikkingstelling (tbs) met dwangverpleging. De rechtbank volgde hiermee de eis van de officier van justitie. De feiten vonden plaats op 8 december 2004, toen de verdachten het slachtoffer met excessief geweld om het leven brachten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten samenwerkten en dat hun handelen resulteerde in de dood van het slachtoffer door verschillende vormen van mechanisch geweld. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachten, waaronder hun psychische toestand, en heeft besloten tot tbs met dwangverpleging, gezien de ernst van de feiten en de impact op de nabestaanden. De rechtbank heeft de straffen gemotiveerd door te verwijzen naar de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de gevolgen voor de slachtoffers en hun families. De rechtbank heeft ook de noodzaak van behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek benadrukt, gezien de gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens van de verdachten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector strafrecht
meervoudige kamer
Parketnummers: 12/000304-04
Datum uitspraak: 13 juli 2005
Tegenspraak
------------------------------------------------
Datum inverzekeringstelling: 8 december 2004
Datum voorlopige hechtenis: 13 december 2004
------------------------------------------------
V O N N I S
van de rechtbank Middelburg, meervoudige kamer voor strafzaken, in de strafzaken tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum en -plaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting P.I. Zuid-West, HvB Torentijd te Middelburg.
ter terechtzitting verschenen.
Als raadsman van de verdachte is ter terechtzitting verschenen mr. A.H.J. Neels, advocaat te Vlissingen.
Onderzoek van de zaak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
30 juni 2005.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. Zondervan en van hetgeen door en/of namens de verdachte naar voren is gebracht.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde, en rekening houdende met het op de terechtzitting erkende ad informandum gevoegde strafbare feit, zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren, met aftrek van voorarrest en TBS met dwangverpleging.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging luidt als volgt.
Aan verdachte wordt tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 december 2004, te Zaamslag, gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam geschopt en/of getrapt en/of een televisietoestel en/of een stofzuiger, in elk geval één of meer harde en/of zware voorwerpen op/tegen het hoofd en/of de borst van die [slachtoffer] gegooid en/of met een stofzuigerstang (met kracht) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] geslagen en/of gestoten en/of met een zaag, in elk geval met een scherp voorwerp in de nek en/of de hals en/of het hoofd van die [slachtoffer] gezaagd/gesneden en/of met (een) scherp(e) voorwerp(en) in de rug en/of de rechterlong van die [slachtoffer] gesneden
en/of gestoken, in elk geval hevig geweld op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] uitgeoefend, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 1 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 8 december 2004, te Zaamslag, gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel [ernstige (snij)letsels in de hals en/of de nek en/of het hoofd en/of de rug, en/of een grote impressiefractuur in het schedeldak en/of botbreuken in de aangezichtsschedel
en/of een verscheuring van het hersenkamertussenschot en/of meerdere gebroken ribben en/of een geperforeerde long en/of een gefragmenteerde leverkwab en/of ernstig weefselschade in/aan het lichaam] heeft toegebracht, immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] een televisietoestel en/of een stofzuiger, in elk geval één of meer harde en/of zware voorwerpen op/tegen het hoofd en/of de borst gegooid en/of met een stofzuigerstang (met kracht) op/tegen het hoofd geslagen en/of gestoten en/of met een zaag, in elk geval met een scherp voorwerp in de nek en/of de hals en/of het hoofd van die [slachtoffer] gezaagd/gesneden en/of met (een) scherp(e) voorwerp(en) in de rug van die [slachtoffer] gesneden en/of gestoken, in elk geval hevig geweld op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] uitgeoefend, terwijl het feit de dood van die [slachtoffer] tengevolge heeft gehad;
art 302 lid 2 Wetboek van Strafrecht
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 7 december 2004, in de gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Derby Hunter), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar bromfiets], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 2 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 7 december 2004, in de gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland,
een bromfiets (merk Derby Hunter) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die bromfiets wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
parketnummer 12-008677-04
hij op of omstreeks 8 en/of 9 september 2004, in elk geval op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 augustus 2004 tot en met 9 september 2004, in de gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, een scooter (merk Piaggio) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die scooter wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
en voor zover terzake het onder 3 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, terzake dat
hij op of omstreeks 8 en/of 9 september 2004, in elk geval op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 augustus 2004 tot en met 9 september 2004, in de gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, een scooter (merk Piaggio) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die scooter redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan met dien verstande dat:
1 primair:
hij op of omstreeks 8 december 2004, te Zaamslag, gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (één of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet die [slachtoffer] met geschoeide voet tegen het hoofd en/of het lichaam geschopt en/of getrapt en/of een televisietoestel en/of een stofzuiger, in elk geval één of meer harde en/of zware voorwerpen op/tegen het hoofd en/of de borst van die [slachtoffer] gegooid en/of met een stofzuigerstang (met kracht) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer] geslagen en/of gestoten en/of met een zaag, in elk geval met een scherp voorwerp in de nek en/of de hals en/of het hoofd van die [slachtoffer] gezaagd/gesneden en/of met (een) scherp(e) voorwerp(en) in de rug en/of de rechterlong van die [slachtoffer] gesneden
en/of gestoken, in elk geval hevig geweld op het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer] uitgeoefend, tengevolge waarvan die [slachtoffer] is overleden;
2 primair:
hij op of omstreeks 7 december 2004, in de gemeente Terneuzen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een bromfiets (merk Derby Hunter), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [eigenaar bromfiets], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
3 primair:
hij op of omstreeks 8 en/of 9 september 2004, in elk geval op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 augustus 2004 tot en met 9 september 2004, in de gemeente Terneuzen, in elk geval in Nederland, een scooter (merk Piaggio) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die scooter wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hier bewezen is verklaard, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsoverweging
Namens verdachte is ter zitting aangevoerd dat hij niet de opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven. Hij wilde het slachtoffer slechts uit zijn lijden verlossen nadat deze door medeverdachte [medeverdachte] reeds ernstig was mishandeld. Voorts is namens verdachte gesteld dat het niet vast staat aan welke verwondingen het slachtoffer is overleden en dat hierbij in aanmerking dient te worden genomen de hoeveelheid cocaïne die in het lichaam van het slachtoffer zijn aangetroffen. Bovendien was er geen sprake van enige vorm van samenwerking. Immers de actie van medeverdachte [medeverdachte] is spontaan opgekomen en verdachte stond er bij en keek ernaar. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het hem onder 1 primair ten laste gelegde, aldus de raadsman.
Uit het rapport van mevrouw A. Maes, arts patholoog, d.d. 16 december 2004 blijkt dat het slachtoffer is overleden als gevolg van verschillende vormen van mechanisch geweld op het lichaam, bij het leven opgelopen. Mw. Maes concludeert dat vier verschillende vormen van mechanisch geweld ieder zelfstandig tot het intreden van de dood van het slachtoffer hebben kunnen leiden.
Bij het slachtoffer was sprake van scherprandig, perforerend geweld aan de rug, zes maal, met perforatie van de borstkas en de rechterlong. Hierdoor was de long geheel samengevallen, als gevolg waarvan de ademhaling slechts mogelijk was met de linkerlong. Onbehandeld kan deze toestand tot de dood leiden. Verdachte heeft bekend dit letsel te hebben veroorzaakt door het slachtoffer met een vleesmes in de rug te steken
Als gevolg van scherprandig geweld was de hals rechts tot op het bot gekliefd met doorsnijden van alle weke delen. Dit letsel kan het intreden van de dood verklaren door massaal bloedverlies en weefselschade. Verdachte heeft bekend dat hij, nadat hij het slachtoffer eerst met een vleesmes had gestoken, dit letsel heeft veroorzaakt door het slachtoffer met een zaag in de hals te snijden.
Op basis van genoemd rapport, in aanmerking genomen het bloedsporenonderzoek waaruit blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] op het hoofd van het slachtoffer heeft gestampt en de verklaringen van verdachte waaruit blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] buitensporig geweld heeft toegepast op het slachtoffer, kunnen de overige twee vormen van mechanisch geweld, te weten botsend geweld op het hoofd en gezicht en samendrukkend geweld aan de romp, aan medeverdachte [medeverdachte] worden toegerekend.
Ook verdachtes stelling dat hij het slachtoffer uit zijn lijden wilde verlossen leidt tot de conclusie dat hij de dood van het slachtoffer heeft gewild, zoals verdachte ter terechtzitting ook expliciet heeft gezegd.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat er geen sprake is geweest van een nauwe en volledige samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] als gevolg waarvan medeplegen niet kan worden bewezen overweegt de rechtbank als volgt. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat medeverdachte [medeverdachte] is begonnen met het mishandelen van het slachtoffer. Vervolgens heeft verdachte zelf handelingen ondernomen die er eveneens op gericht waren de dood van het slachtoffer te doen intreden.
Ook dit verweer wordt derhalve verworpen.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat het slachtoffer mogelijkerwijs is overleden als gevolg van een overdosis overweegt de rechtbank dat zulks berust op een verkeerde lezing van de rapporten van de apotheker- toxicoloog en van de arts patholoog. Immers de apotheker- toxicoloog heeft geconcludeerd dat het slachtoffer bij overlijden onder sterke invloed van alcohol, cocaïne en methadon en onder invloed van desmethyldiazepam was. De zeer hoge concentraties van methadon, cocaïne en omzettingsprodukten van cocaïne wijzen op het gebruik of de toediening van hoeveelheden van deze stoffen, die bij het ontbreken van een andere doodsoorzaak aanleiding kunnen geven tot het overlijden. Zoals hiervoor reeds is overwogen is uit het onderzoek van de arts patholoog gebleken dat het slachtoffer was blootgesteld aan diverse vormen van mechanisch geweld, waarvan er vier zelfstandig voldoende waren om de dood te doen intreden. Van deze vormen van mechanisch geweld zijn er twee door verdachte toegebracht.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
Bewijsvoering
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit vonnis gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
1 primair:
medeplegen van doodslag
2 primair:
diefstal door twee verenigde personen
3 primair:
opzetheling
Strafbaarheid van de verdachte
Ten aanzien van de persoon van de verdachte zijn een psychiatrisch en een psychologisch rapport uitgebracht. Zowel de psychiater, drs. B.J. van Eck, als de psycholoog, drs. J.W.G.M. van Soest, concluderen dat verdachte een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens heeft in de vorm van een stoornis uit het autistisch spectrum met Asperger kenmerken. Deze stoornis bestond ten tijde van het ten laste gelegde en verdachte dient als sterk verminderd toerekeningsvatbaar te worden aangemerkt.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht verdachte sterk verminderd toerekeningsvatbaar en zal de feiten derhalve in sterk verminderde mate aan verdachte toerekenen.
De sterk verminderde toerekeningsvatbaarheid sluit de strafbaarheid van verdachte echter niet uit. Ook overigens is er geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit, zodat verdachte strafbaar is.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met het volgende:
- de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan;
- het hierna te noemen door de officier van justitie ter bepaling van de strafmaat naast de ten laste gelegde feiten op de dagvaarding vermelde en door de verdachte erkende (ad informandum gevoegde) feit;
- de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Voor wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden, waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op de avond van 7 december 2004 zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte] bij het slachtoffer op bezoek gegaan met het doel een feestje te vieren. Gezamenlijk hebben zij de grote hoeveelheid meegebrachte cocaïne gebruikt, in combinatie met weed, sterke drank en kalmeringsmiddelen. In de vroege morgen van 8 december 2004 is er iets gebeurd wat voor medeverdachte [medeverdachte] aanleiding was in woede te ontsteken en op het slachtoffer in te schoppen. In plaats van het slachtoffer, die hen in zijn woning had uitgenodigd en voor verdachte als een vaderfiguur was, te helpen, heeft verdachte zelf eveneens op het slachtoffer ingeschopt en hem ten slotte met een vleesmes en een zaag bewerkt. Het slachtoffer had geen schijn van kans tegen het tegen hem door verdachte en de medeverdachte uitgeoefende buitensporige geweld. Dergelijk handelen getuigt van een ernstig gebrek aan respect van de verdachten voor de lichamelijke en geestelijke integriteit van anderen. Blijkens de schriftelijke slachtofferverklaring van de zus van het slachtoffer en brieven van de dochter van het slachtoffer heeft de dood van het slachtoffer, en de wijze waarop hij om het leven is gekomen, veel leed veroorzaakt bij zijn nabestaanden. De rechtbank rekent dit verdachten zwaar aan.
Verder heeft verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte] schuldig gemaakt aan diefstal van een scooter op 7 december 2004 en aan opzetheling van een scooter op 8 en 9 september 2004. Dergelijke feiten veroorzaken doorgaans overlast en onrustgevoelens en brengen voor de slachtoffers financiële schade met zich mee.
De door verdachte gepleegde delicten rechtvaardigen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur.
Behalve aan de hiervoor bewezenverklaarde feiten heeft de verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het volgende, door de verdachte ter terechtzitting bekende strafbare feit:
- Parketnummer 12/550114-05, op 9 september 2004 te Sluiskil, gemeente Terneuzen, als bestuurder van een bromfiets rijden, terwijl voor dat voertuig geen verzekering van kracht is.
Het openbaar ministerie heeft het betreffende proces-verbaal gevoegd bij het dossier en door een korte vermelding op de inleidende dagvaarding te kennen gegeven dat dit feit onder de aandacht van de rechter zal worden gebracht en dat de verdachte daarvoor niet apart zal worden vervolgd.
Voor wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister d.d. 11 december 2004;
- het over verdachte uitgebrachte psychologische rapport d.d. 25 februari 2005 van
drs. J.W.G.M. van Soest, psycholoog;
- het over verdachte uitgebrachte forensisch psychiatrisch advies van drs. B.J. van Eck, psychiater, vast gerechtelijk deskundige, d.d. 24 februari 2005;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport d.d. 28 februari 2005 van Emergis, afdeling justitiële verslavingszorg te Middelburg.
Uit voornoemd uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister blijkt dat verdachte niet eerder wegens een geweldsdelict in aanraking is geweest met justitie. De rechtbank zal hiermee bij de strafoplegging rekening houden. Tevens zal de rechtbank rekening houden met de jeugdige leeftijd van verdachte.
Uit zowel de psychologische als het psychiatrische rapportage blijkt dat verdachte een autistische stoornis/ Asperger heeft ontwikkeld als gevolg van de onveilige, ongeborgen en grensoverschrijdende opvoeding die hij heeft gehad en de psychoseksuele ontwikkeling die hij heeft doorgemaakt. Verdachte heeft grote moeite om gevoel te ervaren, hij rationaliseert en heeft een hechtingsstoornis. Verdachte is een achterdochtige man, die rigide is en een zwak zelfinzicht heeft. Het is de vraag of verdachte zijn agressieve gevoelens voldoende kan beleven als gevolg van zijn autistische stoornis. Hij geeft tijdens het onderzoek door de betreffende deskundigen zijn betrokkenheid met het slachtoffer aan om uit te leggen hoe hij tot zijn daad is gekomen. Dit laat zien hoeveel moeite verdachte heeft zijn gevoelens te ervaren, te reguleren en te uiten. Het is de vraag of verdachte ooit in staat zal zijn om zelfstandig te functioneren. Intensieve psychiatrische begeleiding is noodzakelijk. Zowel de psychiater als de psycholoog concluderen dat opname in een psychiatrisch ziekenhuis het beste zou zijn voor verdachte. Gelet op de sterk verminderde toerekenbaarheid van verdachte, in aanmerking genomen het feit dat verdachte niet eerder in aanraking is gekomen met justitie wegens een geweldsdelict en hij in een TBS kliniek omringd zal zijn met patiënten die zijn gevoelsstoornis eerder zullen versterken dan verminderen, adviseren zij TBS op te leggen, met de bijzondere voorwaarde van behandeling in een forensisch psychiatrische kliniek.
Uit de levensloop van verdachte blijkt dat verdachte moeite heeft zich aan afspraken te houden en geen inzicht heeft in zijn problemen en de hulp die hij daartoe behoeft. TBS met de bijzondere voorwaarde van opname in een forensisch psychiatrische kliniek biedt naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende beveiliging. Verdachte kan alsdan niet worden gedwongen behandeling te ondergaan. Bij overtreding van de voorwaarden zou het openbaar ministerie een verzoek moeten indienen tot omzetting van de TBS met voorwaarden in TBS met dwangverpleging, alvorens verdachte kan worden gedwongen aan de behandeling mee te werken. De rechtbank acht dit niet wenselijk. Gezien de over de persoon van verdachte uitgebrachte rapportages, mede in aanmerking genomen de inhoud van de rapportages die reeds eerder over verdachte zijn opgemaakt, is de rechtbank van oordeel dat een verplichte setting zowel in het belang van verdachte als van de maatschappij is. Op grond hiervan zal zij de terbeschikkingstelling van de verdachte gelasten en bevelen dat de verdachte van overheidswege zal worden verpleegd nu gebleken is dat de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen een verpleging eist. De rechtbank constateert daarbij dat de een van de bewezenverklaarde feiten een misdrijf betreft, waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan vier jaren is gesteld.
In het belang de samenleving en van verdachte is het dringend gewenst dat de behandeling van verdachte in het kader van de terbeschikkingstelling zo spoedig mogelijk een aanvang neemt. Op de voet van artikel 37b lid 2 van het Wetboek van Strafrecht adviseert de rechtbank dat de verpleging van verdachte aanvangt uiterlijk onmiddellijk na ommekomst van een-derde van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf.
Op grond van het bovenstaande acht de rechtbank tevens een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden, zoals ook is geëist.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 37a, 37b, 38d, 47, 287, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt.
Zij verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven heeft begaan.
Zij verklaart niet bewezen hetgeen ter zake meer of anders ten laste is gelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Zij bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Zij verklaart de verdachte te dier zake strafbaar.
Zij veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Zij beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Zij gelast de terbeschikkingstelling van verdachte;
Zij beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
Zij adviseert dat de terbeschikkingstelling aanvangt uiterlijk onmiddellijk na ommekomst van een-derde van de aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.G. Lameijer, voorzitter,
mrs. F.C.J.E. van Hemert-Meeuwis en C.M.J. Peeters, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.H.Y. Bos als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juli 2005.
Mr. C.M.J. Peeters is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.