ECLI:NL:RBMID:2005:AZ5141

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
16 november 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
45770 HA ZA 04-668
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van openstaande facturen en ontbinding van overeenkomst van opdracht

In deze zaak vordert de advocatenmaatschap Boels Zanders Advocaten (hierna: Boels) betaling van openstaande facturen door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]. De vordering betreft een bedrag van € 7.500,--, te vermeerderen met wettelijke rente en kosten van beslag. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft de vordering betwist en stelt dat de overeenkomst van opdracht door hem is ontbonden bij brief van 5 juli 2005. Boels betwist de rechtsgeldigheid van deze ontbinding en stelt dat er nog steeds een geldige overeenkomst bestaat. De rechtbank oordeelt dat er op dit moment onvoldoende bewijs is dat de ontbinding rechtsgevolg heeft gehad, en dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in dat geval gehouden is de waarde van de door Boels verrichte werkzaamheden te vergoeden. De rechtbank wijst erop dat de ontbinding niet automatisch leidt tot het vervallen van de betalingsverplichting. Daarnaast wordt er een reconventionele vordering ingesteld door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegen Boels, waarin hij betaling van een bedrag van € 7.500,-- vordert, met de stelling dat hij deze bedragen niet verschuldigd is. De rechtbank houdt de beslissing aan en verwijst de zaak naar de rol voor verdere behandeling. De uitspraak is gedaan op 16 november 2005 door mr. S.M.J. van Dijk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 16 november 2005 in de zaak van:
rolnr: 668/04
de advocatenmaatschap Boels Zanders Advocaten (hierna te noemen: Boels),
gevestigd te Roermond, tevens kantoorhoudend te Sittard,
eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
procureur: mr. J. Boogaard,
tegen:
[gedaagde in conventie, eiser in reco[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] (hierna: [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]),
wonende te Scharendijke,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
procureur: mr. C.J. IJdema.
1. Het verloop van de procedure
Bij tussenvonnis van 23 februari 2005 is een comparitie van partijen bepaald. Partijen zijn ter terechtzitting van 25 april 2005 verschenen; hiervan is proces-verbaal opgemaakt. Vervolgens zijn gewisseld:
- conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie;
- conclusie van dupliek in conventie, conclusie van repliek in reconventie, tevens vermeer-dering van eis;
- antwoordakte vermeerdering van eis tevens antwoordakte terzake overgelegde productie A en B bij conclusie van dupliek en – daarmee nagenoeg gelijkluidend – antwoordakte terzake overgelegde productie A en B bij conclusie van dupliek in conventie, tevens con-clusie van dupliek in reconventie;
- akte uitlating producties.
2. De feiten
2.1. Op 30 november 1995 heeft [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zijn voormalige werkgever, hierna te noemen [B.] ter zake van (onder meer) hem zijns inziens toekomende betalingen uit hoofde van een tussen hen gesloten arbeidsovereenkomst voor de kantonrechter te Eindhoven gedaagd. In de-ze procedure is na tussenvonnissen van 8 januari 1998, 8 oktober 1998, 14 oktober 1999, 3 februari 2000 en 26 februari 2002 op 20 november 2003 eindvonnis gewezen (waarin [B.] – bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis – werd veroordeeld tot betaling, na aftrek van een bij voorlopige voorzieningen toegekend voorschot, van geldsbedragen aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]; de proceskosten werden gecompenseerd). Tegen dit vonnis is op 19 februari 2004 hoger beroep ingesteld.
2.2. In voormelde procedures is [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aanvankelijk bijgestaan door een advocaat uit Zut-phen, daarna door een advocaat uit Amsterdam. Deze advocaat is met medeneming van dit dossier overgestapt naar Boels; op 10 november 1999 heeft mr. A.L.W.G. Houtakkers, werk-zaam bij Boels, de behandeling van de zaak overgenomen en voortgezet.
2.3. Voor werkzaamheden, voor [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verricht vanaf december 1999 tot en met mei 2004, heeft Boels aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] een viertal facturen verzonden:
- factuur 2208159, gedateerd 2 september 2002, groot € 17.530,43;
- factuur 2309805, gedateerd 14 november 2003, groot € 1.705,57;
- factuur 2311918, gedateerd 31 december 2003, groot € 262,40;
- factuur 2400929, gedateerd 8 maart 2004, groot € 208,73.
2.4. Tot eind 2002 liep er een procedure van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegen [H.] c.s. (hierna: de procedure [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]/[H.]). [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] werd in die procedure bijgestaan door mr. T.E. van Scheijndel, eveneens werkzaam bij Boels. Die procedure is geroyeerd; Boels ontving namens de weder-partij van[D.D.] een bedrag van € 10.794,99 als vergoeding voor royementskosten. Op 30 januari 2003 zond de zoon van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan mr. Van Scheijndel de navolgende e-mail:
“Namens mijn vader kan ik u meedelen dat u het bedrag van de heer [D.D.] mag verrekenen met de openstaande declaratie van het dossier [H.].
Voor wat betreft de zaak [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]/[B.] in behandeling bij uw kantoorgenoot Dhr Houtakkers het volgende:
graag ontvangen wij antwoord op de mails van 12 januari en 22 januari. Tevens is er ook nog geen antwoord gegeven op de brief van 15 januari. Wanneer wij hierop antwoord hebben ontvangen en de bevestiging dat de zaak nog steeds in behandeling is, kan de verrekening plaatsvinden.”
2.5. Vervolgens heeft Boels – in maart 2003 – een deel van de onder 2.3 als eerste genoemde factuur, groot € 7.357,66, verrekend met het in de procedure [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]/[H.]s ontvangen be-drag van € 10.794,99.
2.6 Naar aanleiding van het eerdergenoemde vonnis van 20 november 2003 in de procedure [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]/[B.] is door de deurwaarder op de derdenrekening van Boels op 9 mei 2004 een bedrag van € 17.500,-- en op 28 mei 2004 een bedrag van € 20.000,-- gestort. Van dit geld heeft Boels een bedrag van € 7.500,-- gestort op de derdenrekening van de Raad van Toezicht.
2.7 Op 5 november 2004 heeft Boels – met verlof van de voorzieningenrechter van de recht-bank te Maastricht – op laatstgenoemde bedrag op de derdenrekening van de Raad van Toe-zicht (conservatoir) beslag doen leggen.
3. Het geschil
in conventie
3.1. Boels vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] veroordeelt tot betaling aan haar van een bedrag van € 7.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 november 2004 tot aan de dag der algehele voldoening en met de kosten van beslag en met veroordeling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in de kosten van het geding. Zij vordert aldus betaling van het restant van de in 2.3 genoemde facturen – na de in 2.5 genoemde verrekening – welk res-ant zij beperkt tot het vermelde bedrag van € 7.500,--. Nadat het dekkingsmaximum van de rechtsbijstandverzekeraar van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in april 2000 was bereikt, is Boels uren gaan facture-en. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] kwam – nu zijn vordering op [B.] in elk geval tot een bedrag van € 37.000,-- is toegewezen – niet in aanmerking voor een (onvoorwaardelijke) toevoeging (nog los van ander vermogen; de daarover door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in diverse Verklaringen omtrent Inkomen en vermogen ingevulde gegevens lijken, worden zij naast elkaar gelegd, niet met elkaar te klop-en). Tussen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] en Houtakkers was afgesproken dat bij veroordeling van [B.] Hout-kers zijn declaraties met van [B.] te ontvangen gelden zou kunnen verrekenen. Uit een brief van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van 9 september 2002 blijkt dat hij in elk geval de eerste factuur kende; hij heeft de hoogte van die factuur (en later die van de andere) nooit betwist.
Boels betwist dat Houtakkers in de nakoming van de opdracht tekort is geschoten; in de pro-cedure tegen [B.] is uiteindelijk een substantieel deel van de vordering toegewezen. De brief van 1 juli 2005 van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] waarin hij de tekortkoming nader toelicht en ontbinding van de overeenkomst inroept is ter afhandeling naar de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van Boels gezonden. Nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] in deze procedure geen verklaring van recht dat de over-eenkomst op juiste gronden is vernietigd, dient de rechtbank aan de brief voorbij te gaan.
3.2. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt dat zijn rechtsbijstandverzekeraar de facturen dient te betalen. Dat (ken-nelijk) het maximum van de verzekeringsdekking was overschreden is hem nooit verteld; evenmin is met hem gesproken over hoe de financiering van zijn zaak verder plaats zou vin-den. Door dat achterwege te laten handelde Boels in strijd met Gedragsregel 26 en met Ge-dragsregel 24 en schoot zij aldus tekort in de uitvoering van de opdracht; was wel met Berg-werf gesproken, dan zou zijn gebleken dat hij (op dat moment) voor kosteloze rechtsbijstand in aanmerking kwam (primair omdat de Raad voor de Rechtsbijstand destijds een toevoeging in arbeidszaken – bijna – altijd onvoorwaardelijk verleende, subsidiair omdat – zo een toevoe-ging voorwaardelijk zou zijn verleend – deze aan het eind van de procedure zeker onvoor-waardelijk zou zijn geworden). Voorts stelt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat mr. Houtakkers in de wijze waarop hij de procedure heeft gevoerd en de belangen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft behartigd, tekort is gescho-ten; bij brief van 1 juli 2005 heeft hij daarom de overeenkomst met Boels ontbonden en is hij niets meer aan haar verschuldigd.
in (voorwaardelijke) reconventie
3.3. Voor het geval de vordering in conventie wordt afgewezen vordert [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat de recht-bank Boels bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt om aan hem te betalen een bedrag van € 7.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2004, met veroordeling van Boels in de kosten van het geding. Na vermeerdering van eis, zonder processueel bezwaar van Boels vordert hij voorts dat de rechtbank Boels bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt om aan hem te betalen een bedrag van € 7.357,66, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2002.
[gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt primair dat hij deze beide bedragen, nu de overeenkomst is ontbonden, niet verschuldigd was en derhalve dient terug te krijgen.
Subsidiair stelt hij dat Boels heeft gehandeld in strijd met art. 3 van de Boekhoudverordening. Ten aanzien van eerstgenoemde vordering heeft Boels ten onrechte beslag gelegd op het be-drag van € 7.500,--. Ten aanzien van de tweede vordering is tussen partijen nimmer verreke-ning overeengekomen; voor zover uit de onder 2.4 genoemde e-mail toestemming voor verre-kening kan worden afgeleid, is die toestemming door misbruik van de crisissituatie waarin [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] verkeerde – en zonder dat de zoon wist dat zijn vader op basis van een (voorwaar-delijke) toevoeging procedeerde – verkregen. Bovendien is aan de in die e-mail gestelde voor-waarden niet voldaan. Boels heeft het aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] toekomende bedrag van € 7.357,66 ten onrechte ter betaling van haar factuur aangewend.
3.4. Boels verweert zich, stellend dat terecht beslag is gelegd. In het kader van een na te stre-ven minnelijke regeling (nadat een door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ingediende klacht was ingetrokken) heeft Boels het bedrag van € 7.500,-- op derdenrekening van de Raad van Toezicht gestort. Toen [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet betaalde is onder die derdenrekening beslag gelegd.
Onder verwijzing naar de onder 2.4 weergegeven e-mail van de zoon van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aan haar stelt Boels voorts dat over de verrekening als vermeld in 2.5 tussen partijen overeenstemming was; de in die e-mail genoemde brieven zijn door Boels beantwoord.
4. De beoordeling van het geschil
in conventie
4.1.1. Het meest vergaande verweer van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tegen de vordering van Boels is zijn stel-ling dat hij niet verschuldigd is omdat de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht door hem bij brief van 5 juli 2005 is ontbonden. Boels heeft (de gronden voor) deze (buiten-gerechtelijke) ontbinding betwist, zodat thans niet duidelijk is of de ontbindingsverklaring rechtsgevolg heeft gehad dan wel zal kunnen hebben; nu [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] voorts in de onderhavige procedure geen ontbinding heeft gevorderd, dient naar het oordeel van de rechtbank voorals-nog van een niet ontbonden overeenkomst tussen partijen te worden uitgegaan. Overigens zou de door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gestelde ontbinding – anders dan hij kennelijk meent – niet zonder meer tot verval van elke betalingsverplichting leiden; [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal – indien terecht is ontbonden – in elk dat geval gehouden zijn de waarde op het tijdstip van ontvangst van de door Boels voor hem verrichte werkzaamheden dienen te vergoeden (welke waarde – nu de in de ontbindings-verklaring genoemde tekortkomingen nauwelijks de zaak tegen [B.] betreffen – naar het zich thans laat aanzien lijkt overeen te komen met hetgeen wordt gevorderd).
4.1.2. Zo [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] ook heeft willen stellen niet tot betalen verplicht te zijn omdat Boels haar verplichtingen niet (behoorlijk) is nagekomen, stelt de rechtbank vast dat hij die stelling niet nader toelicht. Wordt de brief van 5 juli 2005 als een nadere toelichting beschouwd, dan moet worden geconstateerd dat die brief – zoals hiervoor al overwogen – voornamelijk betrekking heeft op handelen van mr. Houtakkers in een ander zaak dan die waarop de onderhavige fac-turen betrekking hebben, namelijk die tegen de rechtspersoon Hamilton Finance Limited, h.o.d.n. De RendementsCombinatie. Voor zover in de brief over de procedure tegen [B.] wordt gesproken, verwijt [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] Houtakkers kennelijk dat hij niet nog een procedure is ge-start tegen [B.] dan wel De RendementsCombinatie. Wat daarvan zij, het mogelijk nalaten van die actie brengt niet met zich, dat mr. Houtakkers in de lopende procedure tegen [B.] zou zijn tekort geschoten. Daarover wordt verder niets gesteld, zodat de in de brief van 5 juli 2005 gestelde (mogelijke) tekortkomingen niet kunnen leiden tot het niet verschuldigd zijn door [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] van de in de onderhavige zaak aan de orde zijnde facturen. De gestelde tekort-komingen behoeven in deze procedure dan ook geen nader onderzoek.
4.2. Uit de vaststaande feiten en hetgeen partijen daarover hebben opgemerkt leidt de recht-bank af dat voor beide partijen destijds in 1999 – toen mr. Houtakkers de zaak overnam – dui-delijk was dat het maximum aan dekking (voor de onderhavige zaak) bij de rechtsbijstandver-zekeraar van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] was bereikt. Ook [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] gaat daar – ook al stelt hij dat de facturen door deze verzekeraar behoren te worden betaald – blijkens zijn overige stellingen van uit; na verweer van Boels is hij op zijn stelling dat Boels bij de verzekeraar moet zijn niet meer te-ruggekomen. De rechtbank gaat dan ook aan die stelling voorbij.
4.3. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt vervolgens dat hij niet hoeft te betalen omdat hem nooit duidelijk is ge-maakt dat aan hem zou worden gefactureerd. Vast staat dat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] op het moment dat de in deze procedure bedoelde facturen van Boels aan hem werden toegezonden meer procedures had lopen; enig inzicht in de gang van zaken rondom rechtsbijstand kan hem dan ook niet worden ontzegd. Voorts wist hij dat het maximum aan dekking van zijn verzekering in de on-derhavige zaak was bereikt en was hij bekend – nu dat in 2000 in een andere zaak al een keer was gebeurd – met de omstandigheid dat voor gefinancierde rechtshulp een toevoeging diende te worden aangevraagd. Waren genoemde facturen zijns inziens niet in overeenstemming met hetgeen tussen hem en Boels was overeengekomen, dan had [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] – zo mocht op grond van het vorenstaande van hem worden verwacht – daaromtrent direct dienen te reageren. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] heeft echter niet in die zin gereageerd; nadat hij de factuur van 2 september 2002 had ontvangen, heeft hij aan Boels slechts laten weten – bij brief van 9 september 2002 – na-men in de factuur niet te herkennen en de factuur op dat moment niet te kunnen betalen. Dat facturering aan hem niet op onderliggende afspraken was gebaseerd, heeft hij niet gesteld. Daaruit leidt de rechtbank af dat tussen partijen de afspraak bestond dat aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zou worden gefactureerd. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] betwist dat thans, doch onderbouwt die betwisting niet, zodat de rechtbank deze – zonder [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] tot bewijs toe te laten – zal passeren.
4.4.1. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] stelt tenslotte dat – was met hem overleg gevoerd – duidelijk was geworden dat hij voor een (uiteindelijk) onvoorwaardelijke toevoeging in aanmerking kwam en niet zelf voor de rechtsbijstand van mr. Houtakkers hoefde te betalen. Het is zijns inziens aan Boels te wijten dat geen toevoeging is (aangevraagd en) verleend; de gevolgen daarvan dienen voor haar rekening te blijven. De rechtbank zal naar aanleiding van deze stelling dienen na te gaan of destijds redelijkerwijs was te verwachten dat een toevoeging – was deze aangevraagd – on-voorwaardelijk zou zijn verleend
4.4.2. De stelling van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dat in arbeidszaken destijds een toevoeging altijd onvoor-waardelijk werd verleend komt in strijd met de (destijds) geldende wetgeving en kan in zijn algemeenheid en zonder nadere toelichting – die [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] niet heeft gegeven – niet als juist worden geaccepteerd.
4.4.3. Dat het inkomen van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zodanig was dat hij wart dat betreft voor verlening van een toevoeging in aanmerking kwam, wordt niet betwist. De rechtbank stelt vast dat – gezien het bepaalde in art. 31, eerste lid van de Wet op de Rechtsbijstand – een eventuele toevoeging in dat geval, gelet op het grote financiële belang waarop de zaak betrekking had (alleen al vor-dering I van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] jegens [B.] betrof een bedrag van fl. 346.000,--), slechts voorwaar-delijk zou zijn afgegeven. Gelet op het bij aanvang van de rechtsbijstand door mr. Houtakkers geldende lid 3 van voornoemd wetsartikel had bij de beëindigen van de rechtsbijstand de fi-nanciële draagkracht van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] opnieuw moeten worden beoordeeld. De rechtsbijstand is op 27 mei 2004 geëindigd; toen heeft mr. Houtakkers aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] aangegeven zijn werk-zaamheden voor hem te staken. Op dat moment was in het kader van de procedure [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]/ [B.] (naar aanleiding van het eindvonnis van 20 november 2003 een bedrag van € 37.500,-- aan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] uitgekeerd. Gelet daarop zou hij niet voor een onvoorwaardelijke toevoeging in aanmerking zijn gekomen. Op 1 mei 2004 is echter art. 31 Wet op de Rechtsbijstand echter gewijzigd; de beoordeling van de draagkracht van degene aan wie een voorwaardelijke toe-voeging is verleend dient vanaf die datum niet meer na beëindiging van de rechtsbijstand, doch pas na beëindiging van “de zaak” plaats te vinden. Tegen de eindbeslissing van de kan-tonrechter in de procedure [gedaagde in conventie, eiser in reconventie]/[B.] is hoger beroep ingesteld. Niet duidelijk is of dat hoger beroep is doorgezet, zo ja of daarin al onherroepelijk is beslist en zo nee, wanneer een (eind-)beslissing wordt verwacht. Dat betekent dat thans niet helder is op welk moment voor-melde beoordeling van de draagkracht van [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] dient plaats te vinden. [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zal zich over de afloop van het hoger beroep nog dienen uit te laten. Hem zal de gelegenheid worden gegeven dat bij akte te doen.
in (voorwaardelijke) reconventie
4.5. Nu nog niet vaststaat of aan de voorwaarde waaronder de reconventionele vordering is in-gesteld zal worden voldaan, dient ook de beslissing op de reconventionele vordering te wor-den aangehouden.
Overigens is het de rechtbank niet duidelijk of de bij vermeerdering van eis toegevoegde vor-dering eveneens onder voorwaarde is ingesteld. Daarover kan [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zich – bij de hiervoor in conventie genoemde akte – nog kunnen uitlaten.
in conventie en in (voorwaardelijke) reconventie
4.6. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank:
in conventie en in reconventie
- verwijst de zaak naar de rol van woensdag 14 december 2005, opdat [gedaagde in conventie, eiser in reconventie] zich bij akte kan uitlaten omtrent de vraagpunten, hiervoor weergegeven in 4.4.3 en 4.5;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 november 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.
SD