ECLI:NL:RBMID:2005:AZ5289

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
29 juni 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42280 HA ZA 04-114
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van vertegenwoordiger in faillissement van Schikker Internationaal Transport B.V.

In deze zaak vorderde de curator, mr. Johan Wind, dat de rechtbank zou verklaren dat [C.C.] niet bevoegd was om namens Schikker Internationaal Transport B.V. (hierna: Schikker) verschillende overeenkomsten met Fortis Bank (Nederland) B.V. aan te gaan. De curator stelde dat Schikker alleen vertegenwoordigd kon worden door haar bestuurder, Schikker Beheer, en dat [C.C.] geen volmacht had om namens Schikker op te treden. De rechtbank moest beoordelen of [C.C.] als indirect bestuurder van Schikker Beheer bevoegd was om Schikker te vertegenwoordigen en of de bank had mogen vertrouwen op de bevoegdheid van [C.C.].

De rechtbank oordeelde dat Schikker rechtsgeldig werd vertegenwoordigd door Schikker Beheer, en dat [C.C.] als bestuurder van Schikker Beheer ook bevoegd was om Schikker te vertegenwoordigen. De rechtbank concludeerde dat de bank niet onterecht had vertrouwd op de bevoegdheid van [C.C.], aangezien hij de enige natuurlijke persoon in de keten was en de bank op basis van handelsregisterinformatie had vastgesteld dat [C.C.] indirect bestuurder was. De curator's vordering werd afgewezen, en de rechtbank veroordeelde de curator in de kosten van de procedure.

Het vonnis werd uitgesproken op 29 juni 2005 door mr. S.M.J. van Dijk, waarbij de rechtbank de vordering van de curator afwees en hem in de proceskosten veroordeelde. De kosten aan de zijde van de bank en de gevoegde partijen werden gespecificeerd, en de rechtbank benadrukte het belang van de juiste vertegenwoordiging in vennootschapsrechtelijke aangelegenheden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 29 juni 2005 in de zaak van:
rolnr: 114/04
mr. Johan Wind, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van Schikker Internationaal Transport B.V. (hierna: de curator),
wonende en kantoorhoudende te Middelburg,
eiser,
procureur: mr. J. Wind,
tegen:
de naamloze vennootschap Fortis Bank (Nederland) B.V. (hierna: de bank),
statutair gevestigd te Rotterdam, mede kantoorhoudende te Goes,
gedaagde,
procureur: mr. C.J. IJdema
en bij vonnis van 8 december 2004 toegelaten als aan de zijde van gedaagde gevoegde partij:
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Beheermaatschappij Schikker B.V. (hierna: Schikker Beheer),
gevestigd te Borssele,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[C.C.] Udenhout Beheer B.V. (hierna: [C.C.] Beheer),
gevestigd te Udenhout, en
3.[C.C.] (hierna [C.C.])
wonende te Udenhout,
procureur: mr. J. Boogaard.
1. Het verloop van de procedure
Tussen de oorspronkelijke partijen zijn de navolgende processtukken gewisseld:
- inleidende dagvaarding;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek;
- conclusie van dupliek.
Vervolgens zijn tussen eiser en de gevoegde partij nog gewisseld:
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek na voeging;
- conclusie van dupliek (na voeging).
Door alle partijen zijn producties in het geding gebracht.
2. De feiten
2.1. Sinds 19 december 1996 is Schikker Beheer enig bestuurder (en tot 28 maart 2003 ook enig aandeelhouder) van Schikker Internationaal Transport B.V. (hierna: Schikker).
2.2. Sinds 5 juni 2000 is [C.C.] Beheer enig bestuurder van Schikker Beheer. [C.C.] Beheer is sedert 2 augustus 2000 tevens enig aandeelhouder van Schikker Beheer.
2.3. Sinds 6 februari 1990 is [C.C.] enig bestuurder en aandeelhouder van [C.C.] Beheer.
2.4. Blijkens schriftelijke stukken is Schikker (in een aantal gevallen naast Schikker Beheer) op 8 juni 2000, 17 juli 2000, 31 oktober/1 november 2000, 6 november 2000, 2 mei 2001 en 13 februari 2003 (krediet)overeenkomsten met de bank aangegaan, is zij (ook hier in een aantal gevallen naast Schikker Beheer) op 8 juni 2000 een hoofdelijkheidsakte, op 8 juni 2000 en 29 mei 2001 achterstellingsovereenkomsten en op 8 juni 2000 verpandingsovereenkomsten ter zake van respectievelijk bedrijfsmiddelen en vorderingen met de bank aangegaan en heeft zij op 19 april 2003 een pandlijst aan de bank verstrekt. Al deze stukken zijn namens Schikker ondertekend door [C.C.].
2.5. Bij vonnis van deze rechtbank van 23 april 2003 is Schikker in staat van faillissement verklaard, met benoeming van de curator als curator.
2.6. De bank heeft bij de curator een op de onder 2.4 genoemde overeenkomsten gebaseerde vordering op Schikker ingediend van € 664.010,73 en daarbij gewezen op haar uit genoemde overeenkomsten blijkende zekerheidspositie.
3. Het geschil
3.1. De curator vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart:
- dat [C.C.] niet bevoegd is geweest namens Schikker de overeenkomsten van 8 juni 2000, 17 juli 2000, 31 oktober 2000, 6 november 2000, 2 mei 2001, 23 augustus 2001 en 13 februari 2003 (getekend op 23 februari 2003) met de bank aan te gaan/te sluiten, en/of
- dat [C.C.] niet bevoegd is geweest namens Schikker (op 8 juni 2000) de hoofdelijk-heidsovereenkomst en/of (op 8 juni 2000 en/of op 29 mei 2001) de achterstellingsover-eenkomst(en) met (onder meer) de bank aan te gaan/te sluiten, en/of
- dat [C.C.] onbevoegd is geweest (op 8 juni 2000) namens Schikker de bedrijfsmiddelen van Schikker als zekerheid aan de bank te verstrekken, en/of
- dat [C.C.] onbevoegd is geweest (op 8 juni 2000) namens Schikker met (onder meer) de bank overeen te komen dat, samengevat, Schikker al haar (huidige en toekomstige) vorderingen op derden als zekerheid aan de bank in pand zal geven, en/of
- dat [C.C.] onbevoegd namens Schikker aan de bank de pandlijst van 19 april 2003 heeft verstrekt,
met veroordeling van de bank in de kosten van deze procedure.
3.2. De curator stelt dat niet is gebleken dat [C.C.] bevoegd was namens Schikker met de bank de onder 2.4 genoemde overeenkomsten aan te gaan respectievelijk haar de in die over-eenkomsten genoemde zekerheden te verstrekken. Schikker kon alleen worden vertegenwoor-digd door haar bestuurder, zijnde Schikker Beheer. Onjuist is dat wanneer aan de top van een keten van vennootschappen één natuurlijk persoon staat, deze bevoegd is voor al die vennoot-schappen rechtshandelingen te verrichten. Niet blijkt dat Schikker Beheer (vóór datum faillis-sement) – uitdrukkelijk of stilzwijgend – [C.C.] volmacht heeft verleend tot het aangaan van rechtshandelingen voor Schikker. Nu de bank wist dat [C.C.] met meer vennootschap-pen was gelieerd, mocht zij niet zonder nader onderzoek (wat kennelijk niet is verricht) van diens bevoegdheid Schikker te vertegenwoordigen uit gaan. Dat de bank op de bevoegdheid van [C.C.] heeft vertrouwd op grond van diens gedragingen en verklaringen wordt niet gesteld en blijkt ook niet. De bank had het handelsregister kunnen en moeten raadplegen; uit die uittreksels kan slechts de conclusie worden getrokken dat [C.C.] niet bevoegd was.
Bij repliek na voeging stelt de curator nog dat als al uittreksels uit het handelsregister voor de bank beschikbaar zijn geweest, niet blijkt dat deze zijn geraadpleegd, Voorts stelt hij nog dat ten aanzien van het verschafte pandrecht op de bedrijfsmiddelen en de pandlijst [C.C.] niet beschikkingsbevoegd was als bedoeld in art. 3:98 BW in verbinding met art. 3:84 BW; zulks had immers uit de betreffende akten moeten blijken.
3.3. De bank verweert zich. Schikker kon worden vertegenwoordigd door haar bestuurder Schikker Beheer. Enig bestuurder van Schikker Beheer was [C.C.] Beheer en enig bestuur-der van [C.C.] Beheer was [C.C.]. Op grond van artt. 2:239 en 2:240 BW was [C.C.] (als “indirect bestuurder”) bevoegd Schikker te vertegenwoordigen. Een volmacht was niet nodig. Bovendien was [C.C.] de enige natuurlijke persoon in de keten, zodat niemand an-ders dan hij een handtekening kon zetten. Voorts was er een expliciete – overigens niet schrif-telijk vastgelegde – volmacht. [C.C.] achtte zichzelf bevoegd (en omdat er geen andere per-sonen in de keten waren die hem die bevoegdheid konden ontzeggen, was hij daarmee ook be-voegd). De bank heeft aan de hand van uittreksels uit het handelsregister vastgesteld dat Cop-pens indirect bestuurder van Schikker was; [C.C.] heeft zich voorts jegens haar expliciet voorgesteld en gedragen als degene die Schikker vertegenwoordigde. De bank mocht erop vertrouwen dat [C.C.] bevoegd was.
3.4. De gevoegde partijen Schikker Beheer, [C.C.] Beheer en [C.C.] voeren verweer op grotendeels dezelfde gronden als de bank. Zij geven (overigens eerst bij dupliek) nog aan dat als [C.C.] al niet op grond van de wet bevoegd was, in elk geval door Schikker en door haar bestuurder Schikker Beheer de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid is gewekt door sedert 2000 de overeenkomsten na te leven. Tenslotte betwisten zij dat uit de akte verpanding bedrijfsmiddelen en de pandlijst de beschikkingsbevoegdheid van degene die de (beschik-kingsbevoegde) pandgever Schikker vertegenwoordigde ([C.C.]) zou moeten blijken.
4. De beoordeling van het geschil
4.1. Van een overeenkomst tussen Schikker en de bank gedateerd 23 augustus 2002 kan uit de stuken niet blijken (er is slechts een ongetekende brief van de bank aan Schikker van die datum overgelegd); voor zover de vordering daarop ziet, dient zij te worden afgewezen.
4.2. Een vennootschap wordt rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar bestuur. In het onder-havige geval betekent dat dat Schikker rechtsgeldig werd vertegenwoordigd door Schikker Beheer. Die taak van Schikker Beheer (het vertegenwoordigen van Schikker) kon – nu zijzelf een vennootschap is – rechtsgeldig worden uitgeoefend door degene die haar (Schikker Be-heer) vertegenwoordigde (dus: haar bestuur). Het bestuur van Schikker Beheer was [C.C.] Beheer; [C.C.] Beheer kon dus rechtsgeldig Schikker Beheer en Schikker vertegenwoordi-gen. Die taken van [C.C.] Beheer (de vertegenwoordiging van Schikker Beheer en Schik-ker) konden – nu ook zij zelf een vennootschap is – rechtsgeldig worden uitgeoefend door degene die haar ([C.C.] Beheer) vertegenwoordigde (dus: haar bestuur). Het bestuur van [C.C.] Beheer was [C.C.]; [C.C.] kon dus rechtsgeldig [C.C.] Beheer, Schikker Beheer en Schikker vertegenwoordigen. Dat betekent dat [C.C.] ook ten aanzien van de verstrekking van zekerheden bevoegd was Schikker, van welke vennootschap de in art. 3:98 BW in verbinding met art. 3:84 BW bedoelde beschikkingsbevoegdheid niet is betwist, te vertegenwoordigen.
4.3. Op grond van het vorenstaande komt de rechtbank tot de conclusie dat [C.C.] bevoegd was voor Schikker de onder 2.4 genoemde overeenkomsten aan te gaan en de daar genoemde zekerheden te verstrekken. De vordering van de curator zal worden afgewezen.
4.4. Als de in het ongelijk gestelde partij zal de curator worden veroordeeld in de kosten van deze procedure, zowel die van de bank als die van de aan de zijde van de bank gevoegde par-tijen Schikker Beheer, [C.C.] Beheer en [C.C.] (waaronder de kosten van het incident tot voeging, welke de rechtbank voor de bank op nihil stelt en voor de voegende partijen – ten aanzien van het salaris procureur – in redelijkheid op één punt van het geldende liquidatieta-rief rechtbanken en hoven).
5. De beslissing
De rechtbank:
- wijst de vordering af;
- veroordeelt de curator in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van de bank begroot op € 241,-- aan griffierecht en € 904,-- aan salaris procureur en aan de zijde van Schikker Beheer, [C.C.] Beheer en [C.C.] begroot op € 241,-- aan griffierecht en € 1.356,-- aan salaris procureur.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 29 juni 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.