4.4.2. Thans zullen de diverse posten worden besproken:
A. Inventaris Meca ad fl. 42.783,--.
Gelet op het onder 4.4.1 overwogene mocht Beheer deze vordering van haar dochter Meca verrekenen. Waar de curator bij repliek de vordering van Meca in die zin betwist, dat hij stelt dat Data al eerder voor de inventaris had betaald, doet hij dat tegen beter weten in. Immers is hem bij brief van 5 oktober 1999 (bij dupliek door Beheer overgelegd als productie 6) al gemotiveerd toegelicht waaruit de hier bedoelde post bestaat en dat geen sprake is van dubbeltelling met een eerdere betaling. Nu de curator ondanks die wetenschap zijn stelling niet nader heeft onderbouwd, zal de rechtbank daaraan voorbij gaan. Beheer mocht deze post verrekenen.
B. Huur/Management januari/november 1995 ad fl. 66.906,25
Van deze vordering van Beheer stelt de curator dat nu Beheer niet te goeder trouw was als bedoeld in art. 54, lid 1 Fw, geen verrekening had kunnen plaats vinden. Nu Beheer hier – naar tussen partijen onbetwist vast staat – een eigen vordering op Data verrekent, is (niet art. 54 Fw, maar) art. 53 Fw van toepassing. Nu zowel de vordering van Beheer op Data als die van Data op Beheer vóór de faillietverklaring was ontstaan, kon op grond van dat artikel verrekening plaatsvinden. Met de verrekening zal derhalve rekening dienen te worden gehouden.
C. Nota Tercom B.V. oktober/december 1995 ad fl. 17.625,--
Vast staat dat het hier een “overgenomen” vordering op Data betreft, die in beginsel, zoals hiervoor overwogen, kan worden verrekend; Beheer stelt – en de curator heeft onvoldoende gemotiveerd betwist – dat het om een per kwartaal vooraf gefactureerde afrekening, die eind september 1995 is opgemaakt, gaat. Aldus staat vast dat de vordering eind september 1995 door Beheer is “overgenomen” en art. 54, lid 2 Fw – dat ziet op vorderingen die na het faillissement zijn overgenomen – niet van toepassing is. De curator stelt nog wel dat Beheer bij de overneming van de vordering niet te goeder trouw was en derhalve op grond van art. 54, lid 1 Fw niet kon verrekenen. Ter toelichting daarop legt de curator cijfermateriaal over, waaruit een scherpe omzetdaling van Data in 1995 zou moeten blijken. In de door de curator overgelegde omzetvergelijking 1993/1994/1995 komen de omzetcijfers van de eerste 6 maanden van 1995 niet overeen met die, welke blijken uit de eveneens door de curator overgelegde exploitatieoverzichten per maand van die zes maanden. Terecht stelt Beheer dat als die laatstgenoemde cijfers worden bezien, de omzet in de eerste helft van 1995 hoger was dan in de eerste helft van 1994. Een nadere toelichting – met name betreffende de periode na de zomer van 1995 – op zijn stelling dat Beheer niet te goeder trouw was wordt door de curator niet gegeven. Het vorenstaande in aanmerking genomen stelt de rechtbank vast dat onvoldoende is gesteld dat kan leiden tot de conclusie dat Beheer niet te goeder trouw is geweest. De rechtbank zal dan ook – zonder de curator tot bewijs toe te laten – aan die stelling voorbijgaan. Met de verrekening wordt rekening gehouden.
D. NMB Heller, rente/kredietprovisie september t/m december 1995 ad fl. 17.325,--
Voor zover de curator zich hier op het ontbreken van wederzijds schuldenaarschap en op de “voorwerking” van art. 54, lid 1 Fw beroept, wordt zijn verweer met verwijzing naar wat daarover hiervoor is overwogen, verworpen. Waar Beheer ook de “overgenomen” vorderingen over november en december 1995 wil verrekenen – van welke vorderingen uit de door Beheer overgelegde stukken blijkt dat deze na 29 november 1995 zijn ontstaan en derhalve ook pas in die maand konden worden “overgenomen”– stuit dat af op het bepaalde in art. 54, lid 2 Fw. Met de verrekening van die bedragen (van in totaal groot fl. 3.463,37) wordt geen rekening gehouden, met verrekening van de overige bedragen (ad fl. 13.861,63) wel.
E. Diverse kleine posten ad fl. 1.378,69
De curator stelt dat deze posten niet mogen worden verrekend, zulks omdat Beheer deze posten niet motiveert. Beheer heeft de posten wel toegelicht; het is dan aan de curator, nu hij stelt dat deze posten anders zijn dan Beheer aangeeft, zijn stelling te motiveren en zo nodig te bewijzen. Hij motiveert zijn stelling evenwel niet. Met voorbijgaan daaraan zal de rechtbank dan ook van de juistheid van deze posten (en dus ook de verrekening ervan) uitgaan.
F. Rente- en bankkosten 1995 ad fl. 26.562,79
De curator is bereid hier een bedrag van fl. 10.000,-- als verrekenpost te accepteren. Aldus moet worden aangenomen dat hij op zich erkent dat Beheer een post rente- en bankkosten bij Data in rekening mocht brengen. De curator stelt dat de door Beheer toegepaste verdeling van 80% aan Data en 20% aan ETB niet redelijk is. Na toelichting daarop van Beheer herhaalt de curator die stelling echter zonder nadere motivering. Aan die stelling gaat de rechtbank dan ook voorbij. Uit de door Beheer overgelegde stukken blijkt dat het hier gaat om daadwerkelijk door Beheer voor Data betaalde bedragen (waarmee Beheer in de rechten van de betreffende schuldeiser, de bank, is getreden). Voor zover zij na 29 november 1995 de vorderingen van de bank heeft “overgenomen”, verzet art. 54, lid 2 Fw zich tegen verrekening. Het gaat daarbij om de eerst op 24 januari 1996 bij Beheer in rekening gebrachte bankkosten, bedragend fl. 270,86 en fl. 3.609,77 en de op diezelfde datum in rekening gebrachte rente ad fl. 4.013,28 (alles over de periode 1-10-95 t/m 31-12-95) en over het op 22 januari 1996 in rekening gebrachte bedrag van fl. 2.345,74 aan rente over de periode 29-11-95 t/m 31-12-95, derhalve in totaal een bedrag van fl. 10.239,65. Dan resteert ter verrekening een bedrag van fl. 16.323,14
G. Salarissen november ex-Meca ad fl. 8.345,66
Uit de overgelegde stukken blijkt dat de bedoelde bedragen door ETB zijn uitbetaald op 8 december 1995; de “overneming” van de vordering door Beheer kan derhalve op zijn vroegst op die datum hebben plaatsgevonden. En dat brengt met zich dat, gelet op het bepaalde in art. 54, lid 2 Fw, verrekening niet meer mogelijk was. Dat wordt niet anders wanneer daarbij wordt betrokken de omstandigheid dat het hier (evenals bij post H) kennelijk gaat om werknemers die – formeel in dienst bij een andere dochter – feitelijk (door de overname van activiteiten van die dochter door Data) bij Data werkten. De betreffende loonvorderingen hadden na faillissement kunnen worden aangemeld; niet valt in te zien dat de omstandigheid dat het om loonvorderingen gaat Beheer het recht geeft deze (“overgenomen”) vorderingen tijdens faillissement te verrekenen.
H. Salarissen [D.], [W.] en [G.] ad fl. 10.267,44
I. Loonbelasting vierde kwartaal 1995 ad fl. 3.053,--
J. Delta Nuts Segeerstraat ad fl. 769,27
K. Huur en afrekening electra ad fl. 1.787,40 en fl. 13,81
L. PTT telefoon ad fl. 5.532,95
M. Den Hollander (advisering faillissement) ad fl. 8.286,--
N. Huur containers ad fl. 1.320,--
Voor al deze posten geldt hetzelfde als voor post G: alle betalingen door ETB (en eerst daarmee ontstond een vordering op Data) dateren van 1996. Niet eerder dan in dat jaar kan Beheer de vorderingen hebben “overgenomen”; gelet op het bepaalde in art. 54, lid 2 Fw kan zij die vorderingen niet verrekenen.
O. Verrekening belastingen kosten en rente ad fl. 20.924,-- (van het oorspronkelijk in het overzicht als verrekend opgenomen bedrag ad fl. 98.029,-- is naar tussen partijen vast staat een bedrag van fl. 77.105,-- niet meer als verrekenbare post aan de orde)
Van deze post geldt dat een deel, groot fl. 4.808,-- in juli 1996 door ETB betaald; Beheer kon die op zijn vroegst op dat moment “overgenomen” en op grond van art. 54, lid 2 Fw niet verrekenen. Het restant van deze post (fl. 16.116,--) is door de belastingdienst op 28 augustus 1996 met Beheer zelf verrekend; de schuld van Data aan Beheer is eerst toen – derhalve na de faillietverklaring – ontstaan. Gesteld noch gebleken is dat die schuld moet worden gezien als een schuld die voortvloeit uit handelingen, die Beheer al voor de faillietverklaring met Data had verricht. Verrekening is derhalve in strijd met art. 53, lid 1 Fw.