ECLI:NL:RBMID:2005:AZ5314

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
13 april 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
42739 HA ZA 04-189
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Boedelschuld en curatorverantwoordelijkheid in faillissement Village Scaldia B.V.

In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Middelburg op 13 april 2005, staat de vraag centraal of de kosten van een door de Ondernemingskamer benoemde deskundige als boedelschuld moeten worden aangemerkt, zowel in de surseance van betaling als in het faillissement van Village Scaldia B.V. De eiseres, Bouwprojecten Brabant B.V., heeft in het verleden kosten gemaakt voor de werkzaamheden van de deskundige, die door de curator van Village Scaldia B.V. niet zijn vergoed. De rechtbank verwijst naar eerdere tussenvonnissen en de processtukken die zijn gewisseld tussen de partijen. De feiten van de zaak zijn als volgt: in 1994 heeft Bouwprojecten het initiatief genomen voor de ontwikkeling van het recreatiepark Village Scaldia. Door meningsverschillen tussen de aandeelhouders ontstond een onbestuurbare situatie, wat leidde tot de aanvraag van surseance van betaling door de bestuurder van Village Scaldia. De Ondernemingskamer heeft vervolgens een nieuwe bestuurder benoemd en bepaald dat de kosten van deze bestuurder ten laste van Village Scaldia komen. Bouwprojecten heeft vervolgens facturen van de deskundige betaald, en stelt dat zij hierdoor gesubrogeerd is in de vordering van de deskundige op de boedel. De curator heeft echter betwist dat Bouwprojecten recht heeft op een boedelvordering. De rechtbank heeft het verweer van de curator verworpen en geoordeeld dat de vorderingen van Bouwprojecten als boedelschuld moeten worden aangemerkt. De rechtbank heeft de curator veroordeeld tot betaling van € 55.644,55 aan Bouwprojecten, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de kosten van de procedure toegewezen aan Bouwprojecten. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van de curator in faillissement en de behandeling van boedelschulden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 13 april 2005 in de zaak van:
rolnr: 189/04
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Bouwprojecten Brabant B.V.,
gevestigd te Ouddorp,
eiseres,
procureur: mr. F.R. Heijstek,
tegen:
Mr. Hendrik Machiel den Hollander,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Village Scaldia B.V.,
kantoorhoudende te Oostburg, gemeente Sluis,
gedaagde,
procureur: mr. H.M. den Hollander.
1.Het verdere verloop van de procedure
1.1. De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 16 juni 2004. De comparitie van partijen heeft plaats gevonden op 13 september 2004. Van deze comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Partijen hebben daarna nog de volgende processtukken gewisseld:
- conclusie van repliek tevens houdende akte wijziging (vermindering) van eis;
- conclusie van dupliek;
- akte uitlating producties van de zijde van Bouwprojecten;
- akte uitlating producties van de zijde van de curator.
2. De feiten
2.1. [R.C.] Beheer B.V., thans Bouwprojecten, heeft in 1994 het initiatief genomen om in Hoofdplaat het recreatiepark Village Scaldia te ontwikkelen en om daar 130 recreatiewoningen te bouwen. Dit project is ondergebracht in de besloten vennootschap Village Scaldia B.V.. De aandeelhouders in deze vennootschap waren Bouwprojecten, Inno Baarn B.V., hierna "Inno" en Ibens N.V.. De laatst genoemde was tevens bestuurder van Village Scaldia. Het project is niet van de grond gekomen. In 1996 ontstond door meningsverschillen tussen de aandeelhouders een onbestuurbare situatie. In januari 1997 heeft Ibens in haar hoedanigheid van bestuurder van Village Scaldia surseance van betaling aangevraagd. Omstreeks dezelfde tijd hebben Bouwprojecten en Inno zich gewend tot de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam met het verzoek om Ibens met onmiddellijke ingang te schorsen als bestuurder van Village Scaldia en om M. Smit te Baarn te benoemen tot directeur van deze vennootschap. Bij beschikking van 23 januari 1997 heeft de Ondernemingskamer Ibens met onmiddellijke ingang ontslagen als bestuurder van Village Scaldia en heeft de Ondernemingskamer ir. [D.] benoemd tot bestuurder. De Ondernemingskamer heeft daarbij bepaald:
(…) het salaris en de kosten van de werkzaamheden van ir. [D.] komen ten laste van Village Scaldia B.V. en verstaat dat verzoekers betaling van het daarmee gemoeide bedrag garanderen.(…)
2.2. Bij beschikking van dezelfde datum heeft de Rechtbank Middelburg aan Village Scaldia surseance van betaling verleend met benoeming van mr. H.M. den Hollander tot bewindvoerder. Op 11 februari 1997 heeft een bespreking plaats gevonden tussen [D.], Bouwprojecten, Inno en de bewindvoerder. Van deze bespreking is een besprekingsverslag opgemaakt. Dit besprekingsverslag vermeldt onder meer:
(…) Zolang Village Scaldia geen liquide middelen heeft, zal ik ([R.C.] namens Bouwprojecten) ervoor zorgen dat de rekeningen van de heer [D.] binnen 2 x 24 uur door RCB (Bouwprojecten) worden betaald, waarbij ik er van uitga dat de vordering die RCB hierdoor op Village Scaldia krijgt, zal worden voldaan vóór die van de concurrente crediteuren. Dit laatste wordt door de bewindvoerder bevestigd.(…).
2.3. Bouwprojecten heeft vervolgens tot 14 mei 1997 de van [D.] ontvangen facturen, in totaal € 53.137,93, betaald. Bij beschikking van 14 mei 1997 heeft de rechtbank de surséance van betaling van Village Scaldia ingetrokken en het faillissement uitgesproken met benoeming van mr. Den Hollander tot curator. Bouwprojecten heeft de door haar ten behoeve van Village Scaldia aan [D.] betaalde nota's op 10 april 2002 aan de curator toegezonden. [D.] heeft voor zijn werkzaamheden een vordering van € 12.074,56 ingediend bij de curator. De curator heeft op 20 mei 2003 dit bedrag aan [D.] uit de boedel voldaan.
3. Het geschil
3.1. Bouwprojecten vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de curator zal veroordelen aan Bouwprojecten te betalen een bedrag van € 55.644,55, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van betaling, vermeerderd voorts met een bedrag van € 3.000,00 ter vergoeding van buitengerechtelijke kosten en met veroordeling van de curator in de kosten van het geding, waaronder de kosten van het ten laste van de curator gelegde conservatoir beslag ten bedrage van € 301,15.
3.2. Zij legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Tijdens de bespreking op 11 februari 1997, bij welke bespreking ook de curator aanwezig was, hebben de aanwezige partijen afgesproken dat zolang Village Scaldia niet over voldoende middelen beschikte om de rekeningen van [D.] te voldoen, Bouwprojecten ten behoeve van Village Scaldia voor de betaling van de rekeningen van [D.] zou zorgdragen. Bouwprojecten heeft vervolgens de tot 14 mei 1997 van [D.] ontvangen facturen, in totaal € 53.137,93, betaald. Door voldoening van de vordering van [D.] op Village Scaldia is Bouwprojecten gesubrogeerd in de vordering van [D.] op de surseanceboedel en daarmee in het aan [D.] toekomende voorrecht. Door het faillissement van Village Scaldia is de tijdens de suréance van betaling ontstane boedelvordering van Bouwprojecten een boedelvordering in het faillissement van Village Scaldia geworden. De curator heeft op 20 mei 2003 de paritas creditorum geschonden door in het kader van een tussentijdse uitkering wel € 12.074,56 te voldoen aan [D.], maar niets uit te keren aan Bouwprojecten, hoewel Bouwprojecten een vordering heeft met dezelfde preferentie. Bouwprojecten verwijst in dit verband ook naar de brief van de curator van 7 november 2001, waarin hij onder meer schrijft:
(…) Dit betreft mijns inziens een boedelvordering en zal als zodanig worden behandeld.(…)
De curator is aldus toerekenbaar te kort geschoten, heeft althans onrechtmatig gehandeld.
3.3. De curator voert verweer. Gedurende de korte periode van de surcéance van betaling heeft hij samen met [D.] getracht Village Scaldia overeind te houden. Hij erkent dat Bouwprojecten de nota's van [D.] heeft betaald tot een bedrag van € 53.137,93. Hij betwist echter dat Bouwprojecten terzake een boedelvordering heeft. Bouwprojecten heeft er willens en weten voor gekozen om zich garant te stellen voor werkzaamheden van [D.]. Zij heeft daarmee beoogd haar eigen belangen bij Village Scaldia te dienen door zich bereid te verklaren de kosten van [D.] te voldoen. De door Bouwprojecten beoogde voorrang ontstaat slechts indien de bewindvoerder of curator uitdrukkelijk opdracht geeft tot het uitvoeren van bepaalde werkzaamheden of het leveren van bepaalde diensten. Tenslotte betwist de curator zich de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
4. De verdere beoordeling van het geschil
4.1. De rechtbank verwerpt het door de curator gevoerde verweer. Bij beschikking van 23 januari 1997 heeft de Ondernemingskamer Ibens met onmiddellijke ingang ontslagen als bestuurder van Village Scaldia en heeft de Onderne[D.] benoemd tot bestuurder. De Ondernemingskamer heeft daarbij bepaald dat het salaris en de kosten van de werkzaa[D.] ten laste kwamen van Village Scaldia B.V.. Op grond van de tussen partijen op 11 februari 1997 gemaakte afspraken heeft Bouwprojecten de tot 14 mei 1997 van [D.] ontvangen facturen, in totaal € 53.137,93, ten behoeve van Village Scaldia aan [D.] betaald. Bouwprojecten is daardoor gesubrogeerd in de rechten van [D.] tegenover Village Scaldia. [D.] heeft voor zijn werkzaamheden na 14 mei 1997 een vordering van € 12.074,56 ingediend bij de curator. Met Bouwprojecten is de rechtbank van oordeel dat nu beide vorderingen van [D.] voortvloeien uit zijn benoeming door de Ondernemingskamer tot bestuurder van Village Scaldia, deze vorderingen als boedelschuld dienden te worden aangemerkt (Gerechtshof te Amsterdam d.d. 30 juni 2004, JOR 2004/231).
4.2. De rechtbank is voorts van oordeel dat waar er volgens de curator kennelijk voldoende gronden aanwezig waren om op 20 mei 2003 de vordering van [D.] bij wijze van tussentijdse uitkering uit de boedel te voldoen, de curator toen ook de vordering van Bouwprojecten had behoren te voldoen. Mede ook gelet op de tussen partijen gemaakte afspraken bestond er geen reden om de vordering van Bouwprojecten anders te behandelen. De rechtbank zal de vordering tot betaling van € 55.644,55 derhalve toewijzen. De wettelijke rente zal zij toewijzen over € 53.137,93 met ingang van dag van dagvaarding. De rechtbank zal de gevorderde buitengerechtelijke kosten afwijzen nu uit de toelichting van Bouwprojecten volgt dat geen andere of meer kosten zijn gemaakt dan die welke ter voorbereiding van een geding in het algemeen redelijk en noodzakelijk zijn. De curator dient als de in het ongelijk te stellen partij te worden veroordeeld in de kosten van de procedure, waaronder begrepen de kosten van beslaglegging.
5. De beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt Mr. Hendrik Machiel den Hollander in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Village Scaldia B.V., aan Bouwprojecten te betalen een bedrag van € 55.644,55, vermeerderd met de wettelijke rente over € 53.137,93 vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag van betaling;
- veroordeelt Mr. Hendrik Machiel den Hollander in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Village Scaldia B.V., in de kosten van het geding welke aan de zijde van Bouwprojecten tot aan dit moment worden begroot op € 1.295,00 wegens griffierecht, € 277,65 wegens overige verschotten en € 4.023,00 wegens procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 13 april 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.