bescherming van de gezondheid
4.1. Helaas heeft de ondernemingsraad in zijn verweerschrift gemeend te moeten aanvoeren dat B&W er in het verleden geen blijk van hebben gegeven zich de gezondheid van de medewerkers aan te trekken. Daarbij zijn zeven voorbeelden gegeven. De gemeente heeft ter zitting elk van deze zeven voorbeelden tegengesproken. De kantonrechter acht het argument van de ondernemingsraad echter niet relevant. Dit is niet het niveau waarop het debat gevoerd moet worden. Nu de gemeente uitspreekt dat de gezondheid van mensen het hoogste goed is om te beschermen, past het niet om de oprechtheid van die uitspraak in twijfel te trekken. Dat kan overigens ook niet leiden tot constructief overleg.
4.2. Wanneer het gaat om bescherming van de gezondheid van mensen dient onderscheid te worden gemaakt tussen de rokers en de niet-rokers. Rokers nemen bewust een groot gezondheidsrisico. Op elk pakje rookwaar in Nederland staat met grote letters dat roken dodelijk is. Dat kan geen enkele roker ontgaan. Niet-rokers nemen dit grote gezondheids-risico niet en zij hebben er groot belang bij om gevrijwaard te blijven van passief roken. Dat laatste is in de rechtspraak en in de Tabakswet erkend en staat niet meer ter discussie. De bescherming van niet-rokers dient voorop te staan.
4.3. De gemeente heeft destijds in 2002 onder ogen gezien dat de niet-roker moet worden beschermd tegen het gevaar van passief roken. De gemeente heeft daartoe een rookbeleid geformuleerd en in dat kader op diverse locaties rookkamers aangewezen. De gemeente heeft dit beleid helaas niet geëvalueerd. In dat kader zou toch aan de orde geweest zijn hoe effectief de rookkamers zijn voor de bescherming van niet-rokers. De gemeente heeft zich echter niet met deze vraag bezig gehouden. Desgevraagd is ter zitting van de zijde van de gemeente gesteld dat er wel wat klachten van niet-rokers zijn geweest over de rookkamer. Formele klachten op basis van de klachtenregeling van het rookbeleid zijn er echter niet geweest. Niet duidelijk is geworden hoeveel klachten er zijn geweest.
4.4. De informele klachten betreffen rooklucht in de gang naast de rookkamer. Deze schijnt te worden veroorzaakt doordat de deur van de rookkamer wordt opengezet voor communicatie tussen rokers en niet-rokers. De ondernemingsraad meent dat rooklucht niet per definitie schadelijk is. De ondernemingsraad klaagt er bovendien over dat de afzuiging van de rookkamer tegen gemaakte afspraken in niet toereikend is.
4.5. Aangezien er geen veilig niveau is voor tabaksrook kan niet worden volgehouden dat rooklucht niet per definitie schadelijk is. Overigens vormt rooklucht reeds hinder of overlast, waarvan niet-rokers krachtens de Tabakswet gevrijwaard dienen te worden. De kantonrechter is echter van oordeel dat het toch niet zo moeilijk moet zijn om de medewerkers van de gemeente ervan te doordringen dat de deur van de rookkamer zoveel mogelijk gesloten moet zijn en dat de deurdranger niet buiten werking gesteld mag worden. Een toereikende afzuiging zou moeten verhinderen dat er rook op de gang komt, wanneer de deur wordt geopend en gesloten. De gemeente heeft hieraan echter ondanks haar eigen rookbeleid geen aandacht besteed. Het moet er daarom voor worden gehouden dat de rookkamer in het gemeentehuis voldoende effectief zou zijn voor de bescherming van niet-rokers, wanneer de gemeente zich daar maar voor zou inzetten. De gemeente heeft ter zitting ook erkend dat het mogelijk is om met behulp van een rookkamer de belangen van de niet-rokers te beschermen.
4.6. Desgevraagd heeft de gemeente ter zitting over de bescherming van rokers het volgende gesteld:
De gemeente wil de rokers tegen zichzelf beschermen. Zij zijn verslaafd en het is voor hen moeilijk om van hun schadelijke gewoonte af te komen. De gemeente wil hen stimuleren met roken te stoppen. Hen wordt daarvoor een cursus aangeboden. De gemeente heeft haar medewerkers niet verboden te roken. Om het roken te ontmoedigen moet dat maar buiten het gebouw gebeuren en in eigen tijd.
4.7. De gemeente meent kennelijk dat het geen enkel probleem is om mensen tegen zichzelf te beschermen. Zij gaat eraan voorbij dat de rokende medewerkers helemaal niet door hun werkgever beschermd willen worden, althans niet met de maatregel van het sluiten van de rookkamer. Het lijkt erop dat de gemeente haar rokende medewerkers niet serieus neemt omdat zij verslaafd zijn. Nu moet worden toegegeven dat een nicotineverslaving zeer hardnekkig is. Maar voor het recht is zo’n verslaving geen reden om aan te nemen dat de roker zijn wil niet in volledige vrijheid zou kunnen bepalen. Zoals reeds overwogen kan het in Nederland geen enkele roker ontgaan dat roken een groot risico voor de gezondheid vormt. Met andere woorden: In het algemeen neemt een roker vrijwillig en bewust een groot gezondheidsrisico. Een roker mag dat risico ook nemen, zolang hij anderen maar geen schade toebrengt. Roken is immers niet in het algemeen verboden.
4.8. De gemeente neemt als vanzelfsprekend het recht om rokende medewerkers tegen zichzelf te beschermen zonder dat zij daarom gevraagd hebben. Dat recht is echter niet vanzelfsprekend. Als werkgever heeft de gemeente ex art. 7: 658 BW een zorgplicht voor de veiligheid en de gezondheid van haar werknemers in de arbeidssituatie. Deze zorgplicht krijgt nader vorm via allerlei wettelijke regels, bijvoorbeeld die gesteld bij en krachtens de Arbeidsomstandighedenwet 1998. Het roken is geregeld bij de Tabakswet. In artikel 11a van de Tabakswet wordt aan werkgevers de verplichting opgelegd zodanige maatregelen te treffen dat werknemers in staat worden gesteld hun werkzaamheden te verrichten zonder daarbij hinder of overlast van roken door anderen te ondervinden. Ex art. 10 van de Tabakswet moeten rookverboden worden ingesteld voor categorieën van ruimten, die bij Algemene Maatregel van Bestuur worden aangewezen. Dit samenstel van regels is gericht op de bescherming van niet-rokende werknemers en bezoekers van openbare ruimten. Een opdracht om rokende werknemers tegen zichzelf te beschermen mag daarin niet worden gelezen. Zolang rechtens heeft te gelden dat een roker in vrijheid bewust een groot gezondheidsrisico neemt en dat ook mag nemen, dient de gemeente de keuze van medewerkers voor het roken te respecteren, hoezeer zij deze keuze ook betreurt. De zorgplicht van de gemeente als werkgever voor de gezondheid van werknemers gaat daarom niet zover dat zij rokende werknemers ongevraagd tegen zichzelf mag beschermen.
4.9. De gemeente heeft aangevoerd dat zij de medewerkers het roken niet heeft verboden. Dat moet echter worden genuanceerd. De gemeente heeft de bevoegdheid niet om medewerkers het roken in het algemeen te verbieden. Het voorgenomen besluit komt dicht bij een rookverbod voor de arbeidssituatie. De gemeente vindt immers dat werknemers maar buiten moeten gaan roken in hun eigen tijd.