ECLI:NL:RBMID:2006:AY5852

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
15 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
52190 KG 2006/77
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over coniferen- en elzenhaag met vorderingen tot inkorting en verbod op spuitwerkzaamheden

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg, gaat het om een burengeschil tussen twee partijen, eisers en gedaagde, die beiden in Kwadendamme wonen. Eisers zijn eigenaar van een perceel en hebben een geschil met gedaagde, die een boomgaard exploiteert op het naastgelegen perceel. Het geschil betreft voornamelijk de hoogte en het onderhoud van een coniferenhaag en een elzenhaag die zich op de erfgrens bevinden. Eisers vorderen in kort geding dat gedaagde de elzenhaag verwijdert en de coniferenhaag inkort tot een hoogte van 2 meter, alsook dat gedaagde een spuitvrije zone van 25 meter langs de erfgrens instelt. Dit alles op straffe van dwangsommen.

De rechtbank heeft eerder, op 31 maart 2004, al een vonnis gewezen in dit burengeschil, waarin gedaagde werd bevolen om de elzenhaag te verwijderen en de coniferenhaag in te korten. Gedaagde heeft echter hoger beroep aangetekend tegen dit vonnis, en eisers hebben incidenteel appel ingesteld. De rechtbank oordeelt dat er geen spoedeisend belang is voor eisers, aangezien de situatie sinds het eerdere vonnis niet is veranderd en eisers niets hebben gedaan om het vonnis ten uitvoer te leggen. De rechtbank wijst de vorderingen van eisers af en verklaart hen niet-ontvankelijk in hun overige vorderingen.

De voorzieningenrechter beveelt gedaagde om de coniferenhaag op een hoogte van 4 tot 4,5 meter te houden, met een dwangsom voor het niet naleven van dit bevel. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken op 15 juni 2006.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 15 juni 2006 in de zaak van:
Kort gedingnr.: 77/2006
[eis[eiser sub 1] en [eiser sub 2],
beiden wonende te Kwadendamme, gemeente Borsele,
eisers,
procureur: mr. M.W. Dieleman,
tegen:
[ge[gedaagde],
wonende te Kwadendamme, gemeente Borsele,
gedaagde,
procureur: mr. M. Kalle.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangedui[eiser sub 1]sers] en [gedaagde].
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- dagvaarding met bijlage;
- conclusie van antwoord zijdens [gedaagde];
- pleitnotitie zijdens [gedaagde].
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 8 juni 2006, waarvan proces-verbaal is opgemaakt.
2. De feiten
2.1. [eisers] zijn eigenaar van het perceel kadastraal bekend gemeente Borsele, sectie [nummer], gelegen aan het [adres] te Kwadendamme.
[gedaagde] is eigenaar van het naastgelegen perceel kadastraal bekend gemeente Borsele, sectie [nummer], gelegen aan het [adres] te Kwadendamme. Op het perceel van [gedaagde] wordt sinds het begin van de jaren negentig een aangelegde boomgaard geëxploiteerd.
2.2. Op het perceel van [gedaagde] staat ten zuidwesten van het perceel van [eisers] op een afstand van ongeveer 2 meter van de erfgrens een coniferenhaag, thans ongeveer tussen de 4 en 4,5 meter hoog. Voorts staat daar op een afstand van ongeveer een halve meter van de erfgrens een elzenhaag, thans ongeveer tussen de 2 en 2,5 meter hoog. Achter de woning van eisers (partijen spreken respectievelijk van: ten noordoosten, ten noordwesten en ten noorden van het perceel van eisers) staat op het perceel van gedaagde op een afstand van ongeveer een halve meter van de erfgrens een coniferenhaag met een hoogte van ongeveer tussen de 4 en 4,5 meter.
2.3. Op het perceel van gedaagde worden bespuitingen met meststoffen en/of bestrijdingsmiddelen uitgevoerd.
2.4. Tussen partijen bestaat al enige jaren een burengeschil omtrent voormelde hagen en het uitvoeren van de bespuitingswerkzaamheden.
Bij vonnis van 31 maart 2004, welk vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is verklaard, heeft de rechtbank uitspraak gedaan in het burengeschil. In dat vonnis is het navolgende beslist:
“(…)
- beveelt gedaagde om binnen vier weken na betekening van dit vonnis
(a) zorg te dragen voor verwijdering van de elzenhaag die zich bevindt op ca. 50
centimeter van de grens tussen de percelen, en
(b) de coniferenhaag die zich bevindt langs de noordoostelijke erfgrens door inkorting op een hoogte van 2 meter te brengen en te houden,
zulks op straffe van een dwangsom van € 50,-- voor iedere dag dat gedaagde nalatig blijft om aan dit bevel te voldoen, met een maximum van € 10.000,--;
- verbiedt gedaagde op zijn perceel spuitwerkzaamheden uit te voeren, dan wel uit te doen voeren bij een windkracht van meer dan 3 Beaufort en een windrichting gelegen tussen zuidwest (225°) en noordwest (315°), zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,-- voor iedere overtreding van dit verbod, met een maximum van € 10.000,--;
(…).”
2.5. Gedaagde heeft hoger beroep aangetekend tegen voormeld vonnis en eisers hebben incidenteel appel ingesteld.
Het gerechtshof heeft tot op heden nog geen uitspraak gedaan.
3. Het geschil
3.1. [eisers] vorderen, kort samengevat en bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
- een gebod tot verwijdering van de elzenhaag, tot inkorting van de coniferenhaag langs de noordwestelijke kant tot 2 meter hoogte en tot het op een hoogte van 4 meter brengen en op een hoogte van 4 tot 4,5 meter houden van de coniferenhaag die zich achter de elzenhaag bevindt, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- een verbod tot herinplanting van de boomgaard in een strook van 25 meter langs de erfgrens en een verbod tot het uitvoeren van bespuitingswerkzaamheden op voormelde strook, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- [gedaagde] te veroordelen in de kosten van het geding.
[eisers] stellen daartoe dat zij met de zomer voor de deur een spoedeisend belang hebben bij de gevraagde voorzieningen. [gedaagde] is niet bereid gebleken om de hagen op de door de rechtbank in voornoemd vonnis aangegeven hoogte te houden. Hoogstens één keer per jaar worden de hagen ingekort. [gedaagde] weigert periodiek onderhoud te verrichten. Als gevolg hiervan wordt er veel (zon)licht tegengehouden in de tuin van [eisers] Bovendien woekeren de hagen regelmatig over de erfgrens heen.
De coniferenhaag op de erfgrens kan gezien de hoogte niet meer aangemerkt worden als erfafscheiding. Voorzover die haag boven de twee meter uitkomt, is handhaving daarvan onrechtmatig jegens [eisers] De elzenhaag staat zonder toestemming van Vermeulen binnen twee meter van de erfgrens, zodat handhaving van die haag onrechtmatig is jegens [eisers] Bovendien is deze haag zinloos, omdat daar een coniferenhaag achter staat. Ten aanzien van de achter de elzenhaag gelegen coniferenhaag ondervinden [eisers] hinder, aangezien deze de woning en de tuin overschaduwt, waardoor het woongenot wordt geschaad.
Van het overwaaien van de spuitstoffen ondervinden [eisers] eveneens hinder, zodat de hagen niet het gewenste effect hebben. Bij de herinplanting van de boomgaard diende [gedaagde] rekening te houden met de belangen van [eisers] en een spuitvrije zone van 25 meter langs de erfgrens te realiseren, hetgeen [gedaagde] niet heeft gedaan. [eisers] betwisten dat het realiseren van de gevorderde spuitvrije zone schade voor [gedaagde] op zal leveren.
3.2. [gedaagde] betwist het spoedeisend belang van [eisers] bij de gevorderde voorzieningen. Sedert het wijzen van het vonnis op 31 maart 2004, welk vonnis niet uitvoerbaar bij voorraad is, hebben zij stilgezeten en is er niets gewijzigd in de situatie.
[gedaagde] stelt dat hij hoger beroep heeft aangetekend tegen voornoemd vonnis, zodat hij er recht op en belang bij heeft om de uitspraak van het gerechtshof af te wachten alvorens hij tot verwijdering dan wel (verder) inkorting van de hagen over zal gaan. Er zal voor hem schade ontstaan indien hij thans aan het vonnis moet voldoen en hij in het gelijk wordt gesteld door het gerechtshof.
Voorts betwist [gedaagde] dat de hagen met regelmaat over de erfgrens woekeren. Ten aanzien van het inkorten en op hoogte houden van de elzenhaag en de daarachter gelegen coniferenhaag houdt hij zich aan het vonnis. Met betrekking tot de coniferenhaag aan de noordoostelijke erfgrens geldt dat deze niet meer geschikt is als windscherm en ter afweer van de bestrijdingsmiddelen indien deze wordt ingekort tot een hoogte van twee meter. Voornoemd wind- en emissiescherm is verplicht voor de exploitant van de boomgaard, zodat inkorting onaanvaardbare financiële gevolgen heeft voor de exploitatie van de boomgaard.
Verder betwist [gedaagde] dat [eisers] hinder ondervinden van het bespuiten van de boomgaard. Bij het spuiten wordt uiterste zorgvuldigheid betracht. Indien een spuitvrije zone moet worden ingesteld, zal dit aanzienlijk financieel nadeel voor [gedaagde] opleveren. Dit nadeel weegt zwaarder dan het belang van [eisers] bij het instellen van die zone. De exploitatie van de boomgaard zal dan niet meer rendabel zijn. Bovendien beslist de exploitant van de boomgaard over het instellen van die spuitvrije zone en niet [gedaagde] als eigenaar van het perceel.
De coniferenhaag achter de elzenhaag wordt op een hoogte van 4 tot 4,5 meter gehouden ingevolge het vonnis. Inkorting tot die hoogte gebeurt machinaal en is kostbaar, zodat niet van [gedaagde] verwacht kan worden dat hij dit telkens herhaalt.
4. De beoordeling
4.1. Ter zitting is door [gedaagde] aangegeven dat een hoogte van 4 tot 4,5 meter voor de coniferenhaag, gelegen achter de elzenhaag, voldoende is om te kunnen dienen als wind- en emissiescherm. Voorts is door [eisers] aangegeven dat voormelde hoogte van de coniferenhaag acceptabel is. Gelet op het voorgaande zal de vordering in de dagvaarding onder I.c. worden toegewezen op onderstaande wijze, voorzover deze strekt tot het op een hoogte van 4 tot 4,5 meter hoogte houden van die haag. De gevorderde maximale dwangsom zal worden gematigd.
4.2. Ten aanzien van de overige vorderingen zoals die thans zijn ingesteld, heeft de rechtbank zich in haar vonnis van 31 maart 2004 reeds uitgelaten. Dit vonnis is niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard, zodat de tenuitvoerlegging van dat vonnis door het instellen van het hoger beroep is geschorst. Vaststaat voorts dat de situatie zoals die nu is al sedert de aanvang van de procedure die heeft geleid tot voormeld vonnis aanwezig is. Verder staat vast dat [eiser sub1] sedert die tijd niets heeft gedaan om het vonnis toch ten uitvoer te kunnen leggen, dan wel de appelprocedure te bespoedigen.
Het gaat dan niet aan om thans, zonder dat er sprake is van een wijziging van de omstandigheden sedert voornoemd vonnis, in kort geding te trachten vooruitlopend op een beslissing op het hoger beroep een uitspraak te krijgen op de vorderingen die thans bij het gerechtshof voorliggen. De omstandigheid dat de situatie rondom de boomgaard even was veranderd omdat de bomen waren gerooid alvorens nieuwe bomen werden geplant, doet aan het voorgaande niet af. Ten tijde van de zitting van de kort gedingprocedure waren de bomen weer heringeplant en bovendien is voldoende aannemelijk geworden dat het rooien en weer herinplanten van de bomen behoort tot de normale bedrijfsvoering van de boomgaard.
In het licht van het voorgaande ontbreekt derhalve het (spoedeisend) belang van [eisers] bij de gevraagde voorzieningen, zodat zij niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun overige vorderingen.
4.3. Gelet op hetgeen onder 4.2. is overwogen, behoeven de overige geschilpunten tussen partijen geen verdere bespreking en beslissing meer.
4.4. In de omstandigheden van het geval ziet de voorzieningenrechter aanleiding om de proceskosten te compenseren zo dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De voorzieningenrechter:
- beveelt [gedaagde] om na betekening van dit vonnis de coniferenhaag die zich bevindt achter de elzenhaag op een hoogte van 4 tot 4,5 meter te houden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag voor iedere dag dat [gedaagde] nalatig blijft om aan dit bevel te voldoen met een maximum van € 5.000,00;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- verklaart [eisers] niet-ontvankelijk ten aanzien van de overige ingestelde vorderingen;
- compenseert de proceskosten zo dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzit-ting van 15 juni 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.
cb