ECLI:NL:RBMID:2006:AY7058
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Geschil over verkoopbemiddeling en vergoeding in project 'de Veersche Poort' te Middelburg
In deze zaak vordert de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FormuleMakelaardij Zeeland B.V. betaling van een bedrag van € 16.887,39 van de gedaagden, bestaande uit de vennootschap onder firma Ontwikkelingsmaatschappij 'De Veersche Poort' V.O.F., Walcherse Bouwunie B.V. en Stichting Woongoed Middelburg. De vordering is gebaseerd op een bemiddelingsovereenkomst die is aangegaan voor de verkoop van woningen in het project 'de Veersche Poort'. De rechtbank heeft op 5 april 2006 uitspraak gedaan na een procedure die begon met een comparitie van partijen op 21 juni 2005. Tijdens deze comparitie zijn inlichtingen verstrekt en zijn processtukken gewisseld, waaronder conclusies van repliek en dupliek. De zaak is vervolgens door de rechter verwezen naar de rol voor pleidooi, dat op 17 februari 2006 heeft plaatsgevonden.
De kern van het geschil betreft de vraag of de gedaagden gehouden zijn om de overeengekomen vergoeding van ƒ 250,00 per woning te betalen voor de derde en vierde fase van het project. FormuleMakelaardij stelt dat zij recht heeft op deze vergoeding op basis van afspraken die zijn vastgelegd in brieven van 20 juni 2001 en 6 september 2001. Gedaagden betwisten dit en stellen dat FormuleMakelaardij haar verplichtingen niet is nagekomen. De rechtbank oordeelt dat FormuleMakelaardij niet tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst en dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente.
Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat FormuleMakelaardij recht heeft op inzage in de verkoopgegevens van de derde fase van het project om te kunnen vaststellen hoeveel woningen er zijn verkocht. De rechtbank heeft de zaak naar de rol verwezen om FormuleMakelaardij in de gelegenheid te stellen bewijs te leveren dat de vergoeding ook geldt voor de vierde fase. De uitspraak benadrukt de noodzaak van duidelijke afspraken in contractuele relaties en de verantwoordelijkheden van partijen in het kader van een overeenkomst van opdracht.