2.3.2. Ten aanzien van de vraag of een behoorlijke procesvoering heeft plaatsgevonden geldt het volgende. De enkele omstandigheid dat sprake is van een bij verstek gegeven beslissing maakt niet dat die beslissing niet zou kunnen worden erkend. Het gaat er dan om vast te stellen of [gedaagde] deugdelijk is opgeroepen en of hij voldoende de mogelijkheid heeft gehad verweer te voeren. Wordt dat laatste vastgesteld, dan moet worden aangenomen dat hij er voor heeft gekozen geen verweer te voeren; dat dient dan voor zijn risico te blijven.
Vast staat dat de dagvaarding in de procedure voor het District Court op 21 september 2000 aan [gedaagde] in persoon is betekend. Uit de door partijen overgelegde stukken kan de volgende gang van zaken worden afgeleid:
- in elk geval op 28 november 2000 en op 4 januari 2001 heeft [gedaagde] bij brief aan K.A. Elan, de (Amerikaanse) advocaat van New Card, aangegeven om fysieke redenen niet (voldoende) te kunnen werken en derhalve (nog) niet in de gelegenheid te zijn de lening terug te betalen; in de brief van 28 november 2000 vraagt [gedaagde] om uitstel van 6 weken, in de brief van 4 januari 2001 tot eind februari 2001;
- vervolgens is voor de behandeling van de vordering van New Card een behandeling door het District Court op 16 maart 2001 vastgesteld, die kennelijk ook aan [gedaagde] bekend is gemaakt;
- op 15 maart 2001 schrijft [gedaagde] een brief aan de betreffende rechter in het District Court; [gedaagde] erkent in die brief de vordering, geeft aan om medische redenen niet te kunnen komen en vraagt uitstel voor de duur van acht weken;
- bij brief van 20 maart 2001 deelt Elan [gedaagde] mede dat naar aanleiding van zijn brief van 15 maart 2001 – die kennelijk ter zitting van 16 maart 2001 aan de orde is geweest – de rechter hem uitstel van betaling tot uiterlijk 1 mei 2001 heeft verleend; Elan geeft aan dat als dan niet is betaald, hij de rechter om een vonnis zal vragen;
- bij brief van 24 april 2001 van [gedaagde] aan de betreffende rechter in het District Court geeft [gedaagde] aan het werk te hebben hervat, doch niet in staat te zijn de (door hem wederom erkende) lening voor 2 mei 2001 terug te betalen; om die reden verzoekt hij een aanhouding van de behandeling ter zitting voor de duur van tenminste 45 dagen;
- op 16 mei 2001 zendt Elan per fax een “Order to Show Cause”, op 15 mei 2001 getekend door de rechter, aan [gedaagde]. In deze Order wordt [gedaagde] opgeroepen ter zitting van 22 juni 2001 aan de rechter te komen uitleggen waarom geen Default Jugdment tegen hem zou behoren te worden uitgesproken;
- op 17 mei 2001 zendt Elan per fax aan [gedaagde] de tekst van het voorgestelde Default Judgment;
- eveneens op 17 mei 2001 zendt Elan de beide hiervoor genoemde stukken per post naar [gedaagde];
- op 22 juni 2001 verschijnt [gedaagde] niet ter zitting. Blijkens het zittingsverslag wordt aan de orde gesteld dat [gedaagde] sedert zijn brief van 24 april 2001 niets meer heeft laten horen. De rechter heeft aangegeven dat [gedaagde] voldoende tijd gegund is geweest, en dat hij thans – mede gelet op de omstandigheid dat [gedaagde] de vordering steeds heeft erkend – het Default Judgment zal wijzen. Vervolgens is dat vonnis gewezen.
Op grond van deze gang van zaken stelt de rechtbank vast dat [gedaagde] tijdig en deugdelijk is opgeroepen voor de behandeling van zijn zaak. De dagvaarding is aan hem in persoon uitgereikt en blijkens de door hemzelf aan Elan en de rechter gezonden brieven was hij van de inhoud van de vordering en van alle zittingsdata op de hoogte. Na de brief van 24 april 2001 – waarin [gedaagde] aangeeft weer volledig aan het werk te zijn (en er derhalve geen fysieke belemmeringen meer zijn voor voortzetting van de procedure) – heeft hij niets meer van zich laten horen. Onbetwist is dat hij wist van de zitting van 22 juni 2001. Op grond van deze gegevens moet worden vastgesteld dat [gedaagde] er zelf voor heeft gekozen – wetende van de gevolgen daarvan, hem immers in de “Order to Show Cause” uitgelegd – ter zitting van 22 juni 2001 niet te verschijnen. [gedaagde] heeft ook nimmer formeel op de dagvaarding geantwoord. Van het op 22 juni 2001 gewezen Default Judgment kan dan ook niet worden gezegd dat het een gevolg is van een ondeugdelijke procesvoering.
Evenmin is sprake van een ondeugdelijke motivering. [gedaagde] stelt dat het Default Judgment ten onrechte niet inhoudelijk is gemotiveerd. Een dergelijke motivering was al niet nodig omdat [gedaagde] de vordering nimmer (formeel of informeel) had betwist; vast staat immers dat [gedaagde] in alle tot dan toe aan Elan en aan de rechter gezonden brieven had aangegeven dat de vordering juist was. Als al – zoals [gedaagde] thans stelt – de erkenning van de vordering het gevolg is geweest van dwang of misbruik van omstandigheden door [betrokkene], dan brengt dat nog niet met zich dat aan het vonnis van het District Court motiveringsgebreken kleven. Het brengt hooguit met zich dat [gedaagde] voor door hem daardoor geleden schade [betrokkene] aansprakelijk zou kunnen stellen.