ECLI:NL:RBMID:2006:AY7086

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
10 mei 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
48872 HA ZA 2005/384
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verklaring derdenbeslag en herstel van vergissingen door derde-beslagene

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 10 mei 2006 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en Florijn Financiële Adviesgroep B.V. [eiser] had een vordering ingesteld tegen Florijn Financiële Adviesgroep B.V. naar aanleiding van een eerder vonnis van de Rechtbank Breda, waarin Dutch Facility Services B.V. was veroordeeld tot betaling van € 40.000,00 aan [eiser]. Florijn Financiële Adviesgroep B.V. had op 20 juli 2005 een verklaring derdenbeslag afgelegd, maar deze bleek onjuist te zijn. In de verklaring werd ten onrechte vermeld dat Florijn Financiële Adviesgroep B.V. aan Dutch Facility Services B.V. een bedrag van € 63.000,00 verschuldigd was, terwijl het in werkelijkheid omgekeerd was. De rechtbank oordeelde dat Florijn Financiële Adviesgroep B.V. de mogelijkheid had om deze vergissing te herstellen door een nieuwe gerechtelijke verklaring af te leggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de tweede verklaring, die op 15 augustus 2005 was verzonden, als een buitengerechtelijke verklaring moest worden beschouwd, maar dat deze ook als een gerechtelijke verklaring kon worden aangemerkt omdat [eiser] de juistheid ervan betwistte. De rechtbank heeft [eiser] toegelaten om bewijs te leveren van de ondeugdelijkheid van de afgelegde verklaring door Florijn Financiële Adviesgroep B.V. en heeft verdere beslissingen aangehouden tot een later tijdstip.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 48872 / HA ZA 05-384
Vonnis van 10 mei 2006
in de zaak van
[eiser],
wonende te Tilburg,
eiser,
procureur mr. C.J. IJdema,
advocaat mr. C. Ketelaars te Tilburg,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FLORIJN FINANCIËLE ADVIESGROEP B.V.,
gevestigd te Hulst,
gedaagde,
procureur mr. J. Boogaard,
advocaat mr. G.M.J. Diederen te Heerlen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Florijn Financiële Adviesgroep B.V.genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- akte uitlating producties.
De feiten
Florijn Financiële Adviesgroep B.V. is de bestuurder en aandeelhouder van Dutch Facility Services B.V. Florijn Financiële Adviesgroep B.V. heeft van [eiser] een verzekeringsportefeuille overgenomen. Een gedeelte van de koopsom, groot € 40.000,00 is zij aan [eiser] schuldig gebleven en deze schuld is omgezet in een geldlening op naam van Dutch Facility Services B.V. De Rechtbank Breda heeft bij vonnis van 2 februari 2005 Dutch Facility Services B.V. veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te voldoen € 40.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente inzake handelstransacties over dit bedrag vanaf 4 september 2004 tot de dag der voldoening alsmede de proceskosten, door de rechtbank begroot op € 1.844,40, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis tot de dag der algehele voldoening. Het vonnis is op 3 maart 2005 aan Dutch Facility Services B.V. betekend. Bij exploit van 4 mei 2005 heeft [eiser] executoriaal derden beslag onder Florijn Financiële Adviesgroep B.V. doen leggen. Bij exploit van dezelfde datum is het beslag aan Dutch Facility Services B.V. overbetekend. Florijn Financiële Adviesgroep B.V. heeft op 20 juli 2005, de dag waarop de inleidende dagvaarding aan haar werd betekend, bij brief van dezelfde datum de verklaring derdenbeslag aan de deurwaarder toegezonden. De brief bevat de volgende zinsnede:
(…) Tevens constateert de directie van Florijn Financiële Advies Groep (FFAG) dat Dutch Facility Services (DFS) geen vorderingen heeft op FFAG. Andersom is dit echter wel het geval; FFAG heeft een vordering op DFS van ruim 135.000 euro. Voor FFAG is dit een zeer lastige incassozaak omdat DFS een zeer slechte financiële positie heeft; kort gezegd er is geen cent beschikbaar.(…)
De bij deze brief gevoegde verklaring vermeldt dat Florijn Financiële Advies Groep B.V. aan de schuldenaar een bedrag van € 63.000,00 verschuldigd is. Op 15 augustus 2005 heeft Financiële Adviesgroep B.V. aan de deurwaarder en aan de raadsman van [eiser] een nieuwe verklaring gezonden waarin zij vermeldt:
(…)Dat er tussen ondergetekende en de schuldenaar geen enkele rechtsverhouding bestaat of bestaan heeft, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van de ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen. (…)
Het geschil
[eiser] vordert dat de rechtbank Florijn Financiële Adviesgroep B.V. bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een bedrag van € 44.495,01, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 4 mei 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Florijn Financiële Adviesgroep B.V. in de kosten van de procedure en om te bepalen dat Florijn Financiële Adviesgroep B.V. de wettelijke rente over deze kosten verschuldigd zal zijn als deze niet binnen 14 dagen na betekening van het in deze te wijzen vonnis zullen zijn voldaan.
[eiser] legt het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Florijn Financiële Adviesgroep B.V. heeft niet binnen de door de wet gestelde termijn de in artikel 476a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) bedoelde verklaring afgelegd. Op grond van artikel 477a Rv heeft [eiser] het recht te vorderen dat Florijn Financiële Adviesgroep B.V. wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor beslag is gelegd als ware zij daarvan zelf schuldenaar. De dagvaarding, het verstekvonnis en de betekeningexploiten zijn telkens betekend aan de adressen zoals die stonden vermeld in de registers van de Kamer van Koophandel. De raadsman van [eiser] heeft bij brief van 29 juni 2005 Florijn Financiële Adviesgroep B.V. onder toezending van een verklaring derdenbeslag nog eens gewezen op haar verplichting om een verklaring af te leggen en haar voorgehouden dat zij bij gebreke daarvan zelf kon worden veroordeeld tot betaling van het bedrag waarvoor het beslag was gelegd. De door de raadsman van Florijn Financiële Adviesgroep B.V. toegezonden verklaring d.d. 15 augustus 2005 is ongeloofwaardig. Tussen Dutch Facility Services B.V. en Florijn Financiële Adviesgroep B.V. heeft een financiële verstrengeling plaats gevonden.
Florijn Financiële Adviesgroep B.V. voert verweer. Zij heeft van de deurwaarder geen exploiten ontvangen met betrekking tot het door [eiser] gelegde beslag. Op 20 juli 2005 heeft Florijn Financiële Adviesgroep B.V. de verklaring derdenbeslag toegestuurd aan de deurwaarder. Zij heeft die verklaring echter verkeerd ingevuld. Zij heeft abusievelijk vermeld dat zij aan Dutch Facility Services B.V. nog een bedrag van € 63.000,00 verschuldigd zou zijn. Zij is echter niets verschuldigd aan Dutch Facility Services B.V., maar het is juist andersom, Florijn Financiële Adviesgroep B.V. heeft in totaal € 173.830,00 nog van Dutch Facility Services B.V. te vorderen. Bij brief d.d. 5 september 2005 heeft de raadsman van Florijn Financiële Adviesgroep B.V. een correct ingevulde verklaring derdenbeslag toegestuurd aan de deurwaarder en aan de raadsman van [eiser]. Zij wijst er op dat Florijn Financiële Adviesgroep B.V. de verzochte veroordeling kan voorkomen door in dit geding een de verklaring te doen en verwijst naar de als productie 13 aan de conclusie van antwoord gehechte verklaring.
De beoordeling
De door [eiser] ingestelde vordering bevat twee elementen. Enerzijds strekt de vordering tot betaling van het bedrag, als ware Florijn Financiële Adviesgroep B.V. daarvan zelf schuldenaar (artikel 476a lid 1 Rv) ook wel aangeduid met de verklaringsprocedure, anderzijds komt [eiser] op tegen de door Florijn Financiële Adviesgroep B.V. afgelegde verklaring, (artikel 476a lid 2 Rv), ook wel aangeduid met de betwistingsprocedure. De rechtbank zal eerst de eerste grondslag behandelen.
Uitgangspunt is dat indien de derde beslagene in gebreke blijft een buitengerechtelijke verklaring te doen, hij op vordering van de beslaglegger in een verklaringsprocedure kan worden veroordeeld tot, kort omschreven, betaling van het bedrag waarvoor het beslag is gelegd. Hij kan dit echter voorkomen door alsnog een gerechtelijke verklaring te doen. Tussen partijen staat als onweersproken vast dat Florijn Financiële Adviesgroep B.V. op 20 juli 2005, de dag waarop de inleidende dagvaarding aan haar werd betekend, bij brief van dezelfde datum de verklaring derdenbeslag aan de deurwaarder heeft toegezonden met de volgende zinsnede:
(…) Tevens constateert de directie van Florijn Financiële Advies Groep (FFAG) dat Dutch facility Services (DFS) geen vorderingen heeft op FFAG. Andersom is dit echter wel het geval; FFAG heeft een vordering op DFS van ruim 135.000 euro. Voor FFAG is dit een zeer lastige incassozaak omdat DFS een zeer slechte financiële positie heeft; kort gezegd er is geen cent beschikbaar. (…)
De bij deze brief gevoegde verklaring vermeldt dat Florijn Financiële Adviesgroep B.V. aan de schuldenaar een bedrag van € 63.000,00 verschuldigd is. In zijn arrest van 30 november 2001, NJ 2002,419 heeft de Hoge Raad reeds overwogen dat aangenomen moet worden dat het de derde-beslagene in beginsel vrij staat om zijn verklaring te wijzigen of te herroepen. Voor zover die verklaring gelet op de tekst van de begeleidende brief derhalve al niet als een onmiskenbare vergissing moet worden beschouwd, stond het Florijn Financiële Adviesgroep B.V. vrij om die vergissing te herstellen. Zij heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt met de als productie 13 aan de conclusie van antwoord overgelegde verklaring, waarin zij stelt dat tussen haar en de schuldenaar geen enkele rechtsverhouding bestaat of bestaan heeft, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van haar te vorderen had, alsnog voldaan aan de in de wet opgenomen verplichting om verklaring te doen. Florijn Financiële Adviesgroep B.V. heeft aldus voldaan aan haar verplichting om een verklaring te doen.
De rechtbank komt vervolgens toe aan het tweede element. Op 15 augustus 2005 heeft Florijn Financiële Adviesgroep B.V. aan de deurwaarder en aan de raadsman van [eiser] een nieuwe verklaring gezonden waarin zij vermeldt:
(…) Dat er tussen ondergetekende en de schuldenaar geen enkele rechtsverhouding bestaat of bestaan heeft, uit hoofde waarvan de schuldenaar op het tijdstip van het beslag nog iets van de ondergetekende had te vorderen, nu te vorderen heeft of nog te vorderen kan krijgen. (…)
De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring moet worden beschouwd als een buitengerechtelijke verklaring in de zin van artikel 476a Rv. Vervolgens heeft Florijn Financiële Adviesgroep B.V. in haar conclusie van antwoord naar deze nadere verklaring verwezen. Daarmee dient deze verklaring naar het oordeel van de rechtbank te worden beschouwd als een gerechtelijke verklaring en nu [eiser] de juistheid van de verklaring betwist, is het aan de rechtbank om de inhoud van de gerechtelijke verklaring vast te stellen. In beginsel rust op [eiser] als beslaglegger de last om de ondeugdelijkheid van de door Florijn Financiële Adviesgroep B.V. afgelegde verklaring te bewijzen. [eiser] heeft geen feiten aangevoerd die tot een ander oordeel leiden. De rechtbank zal [eiser] derhalve overeenkomstig zijn aanbod tot het leveren van bewijs toelaten.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.
De beslissing
De rechtbank
- laat [eiser] toe om, desgewenst door middel van getuigen, te bewijzen dat de door Florijn Financiële Adviesgroep B.V. afgelegde verklaring ondeugdelijk is;
- bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden op een nader te bepalen tijdstip in het gerechtsgebouw te Middelburg aan de Kousteensedijk 2, tegenover mr. M.C. de Regt;
- verwijst de zaak naar de rolzitting van deze rechtbank van woensdag 24 mei 2006 voor dagbepaling enquête;
- bepaalt dat [eiser] indien mogelijk tevoren per brief aan de griffie van de rechtbank, maar uiterlijk op genoemde rolzitting, de verhinderdata van alle betrokkenen dient op te geven alsmede het aantal getuigen dat hij voornemens is te doen horen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 10 mei 2006.?