ECLI:NL:RBMID:2006:AY7093

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
18 januari 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
48333 HA ZA 2005/321
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verklaring voor recht inzake verdeling van de waardevermeerdering van de voormalige echtelijke woning en aandeel in vennootschap onder firma na echtscheiding

In deze zaak, die werd behandeld door de Rechtbank Middelburg, vorderde de eiseres, wonende te Breda, dat de rechtbank zou verklaren dat zij recht heeft op de helft van de waardevermeerdering van de voormalige echtelijke woning, die op naam stond van de gedaagde, en op de helft van de waarde van het aandeel van de gedaagde in de vennootschap onder firma De Driehoek. De partijen waren op 30 september 1983 met elkaar gehuwd en hadden huwelijkse voorwaarden opgesteld die een gemeenschap van vruchten en inkomsten bepaalden. De eiseres had conservatoir beslag gelegd op de woning, die door de gedaagde was verkocht voor € 145.000,00. De rechtbank verwees naar een tussenvonnis van 17 augustus 2005 en de comparitie van partijen op 10 november 2005. De rechtbank oordeelde dat de eiseres recht had op de gevorderde verklaring voor recht, omdat partijen feitelijk als een gemeenschap van goederen hadden geleefd, ondanks de huwelijkse voorwaarden. De rechtbank concludeerde dat de eiseres recht had op de helft van de waardevermeerdering van de woning en de helft van de waarde van het aandeel van de gedaagde in de vennootschap onder firma, en wees de vordering van de gedaagde tot opheffing van het beslag af. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 18 januari 2006 in de zaak van:
rolnr: 321/05
[[eiseres]]
wonende te Breda,
eiseres in conventie,
gedaagde in reconventie,
procureur: mr. N.A. Koole,
tegen:
[g[gedaagde],
wonende te Geersdijk,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
procureur: mr. C.T.E. Nuis.
1. Het verdere verloop van de procedure in conventie en in reconventie
De rechtbank verwijst naar haar tussenvonnis van 17 augustus 2005. De comparitie van partijen heeft plaats gevonden op10 november 2005. Van deze comparitie is proces-verbaal opgemaakt. Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.
2. De feiten in conventie en in reconventie
Partijen zijn op 30 september 1983 te Wissenkerke met elkaar gehuwd. Daaraan voorafgaand hebben zij op 27 september 1983 een akte van huwelijkse voorwaarden laten opmaken, waarin zij hebben vastgelegd dat tussen hen slechts zou bestaan een gemeenschap van vruchten en inkomsten. Artikel 2 van de huwelijkse voorwaarden bepaalt, kort samengevat, dat goederen die gedurende de gemeenschap om baat worden verkregen, eigendom zijn van die echtgeno(o)t(e) aan wie de levering geschiedde en artikel 4 bepaalt, eveneens kort samengevat, een door een echtgenoot in vennootschappelijk verband of in gemeenschap met derden uitgeoefend beroep of bedrijf van de gemeenschap is uitgesloten. Partijen leven inmiddels feitelijk gescheiden. De voormalige echtelijke woning staat op naam van [gedaagde]. [gedaagde] heeft de woning verkocht aan een derde voor € 145.000,00. [eiseres] heeft op deze woning vervolgens conservatoir beslag doen leggen. [eiseres] drijft een onderneming in de vorm van een vennootschap onder firma, de vennootschap onder firma De Driehoek te Kortgene.
3. Het geschil in conventie en in reconventie
3.1. [eiseres] vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad voor zoveel de wet zulks toelaat, voor recht verklaart dat [eiseres] de helft van de waardevermeerdering van de voormalige echtelijke woning toekomt, subsidiair dat haar een gedeelte van de waardevermeerdering toekomt dat de rechtbank in goede justitie passend zal achten en voor recht te verklaren dat [eiseres] de helft van de waarde van het aandeel van [gedaagde] in de v.o.f. toekomt, subsidiair dat haar een gedeelte van de waarde van dat aandeel toekomt dat de rechtbank in goede justitie passend zal achten, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het gelegde beslag alsmede in de kosten van deze procedure. Zij stelt daartoe het volgende. Tijdens het huwelijk hebben zij feitelijk geleefd als ware er sprake van een gemeenschap van goederen. De beider inkomsten werden op een gezamenlijke rekening gestort, waarvan ook alle uitgaven werden betaald, ook de rente en aflossing van de hypotheek. Partijen zijn ook gezamenlijk leningen aangegaan in verband met de verbouwing van de echtelijke woning. De echtelijke woning staat op naam van [gedaagde]. Hij heeft deze woning tijdens het huwelijk aangekocht. De woning is gefinancierd met een lening van de Rabobank die partijen gezamenlijk zijn aangegaan. Partijen hebben in 2004 het voornemen uitgesproken om het huwelijk door echtscheiding te laten ontbinden. Zij hebben zich daartoe gezamenlijk gewend tot een advocaat. In het kader van de verdeling hebben zij afgesproken om de huwelijkse voorwaarden te wijzigen in een gemeenschap van goederen. Partijen hebben zich daartoe gezamenlijk gewend tot de rechtbank. Bij beschikking van 30 juni 2004 heeft de rechtbank het verzoek van partijen goedgekeurd. Op verzoek van partijen heeft notaris mr. [notaris] vervolgens een akte houdende opheffing huwelijkse voorwaarden, invoering wettelijke gemeenschap opgesteld. Deze akte is niet verleden.
3.2. [gedaagde] voert verweer en vordert in reconventie [eiseres] te veroordelen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, onmiddellijk na betekening van het vonnis het beslag op de woning aan de [adres] te Wissenkerke door te halen. [eiseres] dient niet ontvankelijk te worden verklaard nu de vordering strekt tot verdeling terwijl de echtscheiding nog niet aanhangig is. Partijen hebben nog geen overeenstemming bereikt over een wijziging van de huwelijkse voorwaarden. Onderdeel van de door partijen beoogde regeling was dat [eiseres] met de drie kinderen in de echtelijke woning te Wissenkerke zouden blijven wonen en zij de verzorging en opvoeding van de kinderen op zich zou nemen. Daartegenover was [gedaagde] bereid om mee te werken aan een verdeling die er op neer kwam dat de echtelijke woning inclusief de bijbehorende hypotheek aan [eiseres] zou worden overgedragen en hij zijn aandeel in de door hem gedreven onderneming zou houden. Om bij de toedeling aan [eiseres] de overdrachtsbelasting te ontgaan, hebben zij besloten hun huwelijksgoederen regime te wijzigen. Toen echter bleek dat de vrouw een nieuwe vriend had en van plan was om met één van de kinderen naar Breda te vetrekken was hij niet meer bereid om aan de voorgenomen verdeling mee te werken en heeft hij zich op het standpunt gesteld dat afrekening diende plaats te vinden op basis van de huwelijkse voorwaarden. Het is juist partijen hun inkomsten steeds op een gezamenlijke rekening hebben gestort en dat tussen hen geen verrekeningen hebben plaats gevonden. Daarmee is echter geen gemeenschap van goederen ontstaan. De koopsom van de woning ad ƒ 77.000,00 heeft [gedaagde] destijds gefinancierd met een bedrag uit eigen middelen van ƒ 45.000,00 en een lening van ƒ 39.000,00. Deze lening stond op zijn naam. In 1996 is een aanvullende lening gesloten van ƒ 36.000,00. Bij die gelegenheid zijn beide leningen omgezet in één lening van ƒ 75.000,00 op naam van beide echtgenoten. Vervolgens zijn nog twee leningen afgesloten van ƒ 20.000,00 en ƒ 30.000,00, eveneens gesteld op naam van beide echtgenoten. De leningen waren aflossingsvrij. De rente is van de gezamenlijke rekening betaald. [gedaagde] heeft de woning inmiddels verkocht voor € 145.000,00. In verband met door [eiseres] gelegd beslag is de overwaarde onder de berusting van de notaris gebleven. Het kapitaal van [gedaagde] in de onderneming bedroeg op 31 december 2002 € 36.567,00.
4. De verdere beoordeling van het geschil in conventie
De rechtbank passeert het verweer van [gedaagde] dat de vordering van [eiseres] strekt tot verdeling van de gemeenschap van goederen en derhalve in haar vordering niet ontvankelijk is. De door [eiseres] gevorderde verklaring voor recht beoogt slechts duidelijkheid te verkrijgen over de verhouding tussen partijen en niet om een verdeling tot stand te brengen. Partijen die huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt kunnen in de loop van het huwelijk al dan niet stilzwijgend een afwijkende regeling overeenkomen. In dit geval staat als niet bestreden vast dat partijen financieel hebben gehandeld als waren zij in gemeenschap van goederen gehuwd. Partijen hebben hun inkomsten steeds op een gezamenlijke rekening gestort en tussen hen hebben geen verrekeningen plaats gevonden. De koopsom van de door [gedaagde] aangekochte woning ad ƒ 77.000,00 heeft [gedaagde] destijds weliswaar gefinancierd met een bedrag uit eigen middelen van ƒ 45.000,00 en een lening van ƒ 39.000,00 en in 1996 is een aanvullende lening gesloten van ƒ 36.000,00, maar bij die gelegenheid zijn beide leningen vervolgens omgezet in één lening van ƒ 75.000,00 op naam van beide echtgenoten. Daarna zijn nog twee leningen afgesloten van ƒ 20.000,00 en ƒ 30.000,00, eveneens gesteld op naam van beide echtgenoten. De rente op die leningen hebben partijen van de gezamenlijke rekening betaald. [eiseres] heeft een concept echtscheidingsconvenant overgelegd dat uitgaat van een verdeling van hun huwelijksgemeenschap en tenslotte staat als onweersproken vast dat partijen zich gezamenlijk hebben gewend tot de rechtbank met het verzoek om de huwelijkse voorwaarden te wijzigen in een gemeenschap van goederen. Deze feiten en omstandigheden kunnen naar het oordeel van de rechtbank tot geen andere conclusie leiden dan dat partijen aanvankelijk stilzwijgend en vervolgens uitdrukkelijk een van de huwelijkse voorwaarden afwijkende regeling zijn overeengekomen die met zich meebrengt dat bij ontbinding van hun huwelijk wordt gescheiden en gedeeld als ware sprake van een gemeenschap goederen. Daar doet niet aan af dat [gedaagde] op enig moment niet meer heeft willen meewerken aan het verlijden van de akte houdende opheffing huwelijkse voorwaarden, invoering wettelijke gemeenschap omdat [eiseres] er op enig moment voor heeft gekozen bij haar nieuwe vriend in Breda te gaan wonen. Deze voorwaarde blijkt immers niet uit het concept echtscheidingsconvenant, noch uit het ontwerp van de notariële akte opheffing huwelijkse voorwaarden, die de rechtbank heeft goedgekeurd. Dit betekent dat [eiseres], indien het huwelijk van partijen door inschrijving van de echtscheidingbeschikking wordt ontbonden, de helft van de waardevermeerdering van de voormalige echtelijke woning toekomt alsmede de helft van de waarde van het aandeel van [gedaagde] in de vennootschap onder firma De Driehoek. De rechtbank zal de vordering van [eiseres] in die zin toewijzen. De gevorderde uitvoerbaarheid bij voorraad zal de rechtbank afwijzen nu de gevraagde verklaring voor recht zich niet leent voor executie.
5. de verdere beoordeling in reconventie
Hetgeen de rechtbank hiervoor onder punt 4 heeft overwogen leidt ertoe dat de rechtbank de vordering van [gedaagde] tot opheffing van het door [eiseres] gelegde beslag zal afwijzen.
6. de kosten in conventie en in reconventie
Nu partijen echtelieden zijn zal de rechtbank de proceskosten tussen partijen compenseren, zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt.
7. De beslissing
De rechtbank:
in conventie:
- verklaart voor recht dat indien het huwelijk van partijen door inschrijving van de echtscheidingbeschikking wordt ontbonden, [eiseres] de helft van de waardevermeerdering van de voormalige echtelijke woning toekomt alsmede de helft van de waarde van het aandeel van [gedaagde] in de vennootschap onder firma De Driehoek;
in reconventie:
- wijst de vordering van af;
in conventie en in reconventie:
- compenseert tussen partijen de proceskosten, zo, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 18 januari 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.