ECLI:NL:RBMID:2006:AY7271

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
13 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
05/1447
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • T. Damsteegt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tegemoetkoming kinderopvang en de noodzaak van contracten inclusief vakantieopvang

In deze zaak heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde mr. F.A. van den Berg, beroep ingesteld tegen een besluit van het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Schouwen-Duiveland, dat op bezwaar was genomen. Het bestreden besluit, gedateerd 14 november 2005, betrof de tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang voor de kinderen van eiseres voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 22 september 2005. Eiseres had een contract voor zowel gastouderopvang als naschoolse opvang inclusief vakantie afgesloten bij de Stichting kinderopvang Schouwen-Duiveland. De gemeente had echter slechts een tegemoetkoming toegekend voor de periode van 21 april 2005 tot en met 23 september 2005, waarbij de niet opgenomen uren vakantieopvang in mindering waren gebracht.

Tijdens de zitting op 29 juni 2006 heeft eiseres betoogd dat de ingangsdatum van de tegemoetkoming voor beide kinderen op 1 januari 2005 moest worden gesteld. Eiseres stelde dat de gemeente verplicht was om 1/6 deel van de kosten van de kinderopvang te vergoeden, omdat de opvang noodzakelijk was in verband met haar werkzaamheden en het reïntegratietraject. De rechtbank heeft overwogen dat het afsluiten van een contract inclusief vakantie noodzakelijk was voor eiseres, omdat de Stichting alleen opvang kon garanderen indien dit contract werd afgesloten. De rechtbank oordeelde dat de gemeente ook voor de niet gebruikte vakantieuren een vergoeding diende te verstrekken, omdat deze binnen het contract vielen.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, die zijn vastgesteld op € 644,-. Tevens diende verweerder het griffierecht van € 37,- aan eiseres te vergoeden. De uitspraak is gedaan op 13 juli 2006 door mr. T. Damsteegt, in aanwezigheid van griffier G.M.A. de Keuning-Jongelings.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
sector bestuursrecht
enkelvoudige kamer
____________________________________________________
UITSPRAAK
____________________________________________________
Reg.nr.: Awb 05/1447
Inzake: [eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde: mr. F.A. van den Berg,
tegen: het College van Burgemeester en Wethouders gemeente Schouwen-Duiveland, verweerder.
I. Procesverloop
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het op bezwaar genomen besluit van verweerder van 14 november 2005 (hierna: het bestreden besluit).
Het beroep is op 29 juni 2006 behandeld ter zitting. Eiseres is daar in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde J. Hinz.
II. Overwegingen
1. Eiseres heeft voor haar twee kinderen [kind 1] en [kind 2] bij de Stichting kinderopvang Schouwen-Duiveland (hierna: de Stichting) naast een contract tot gastouderopvang een contract tot naschoolse opvang 'inclusief vakantie' afgesloten. Zij heeft vervolgens een tegemoetkoming in de kosten kinderopvang aangevraagd bij verweerder voor de periode van 1 januari 2005 tot en met 22 september 2005.
2. Bij besluit van 29 juli 2005 heeft verweerder eiseres een tegemoetkoming op grond van de Wet kinderopvang toegekend voor beide kinderen voor de periode van 21 april 2005 tot en met 23 september 2005. Verweerder heeft de tegemoetkoming gebaseerd op de daadwerkelijk opgenomen uren kinderopvang. Verweerder heeft daarbij de niet opgenomen uren vakantieopvang op de tegemoetkoming in mindering gebracht. Eiseres heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
3. Verweerder heeft bij het bestreden besluit de ingangsdatum van de tegemoetkoming voor de kinderopvang van [kind 2] op 1 april 2005 gesteld en in zoverre het beroep gegrond verklaard. Verweerder heeft het bezwaar voor het overige ongegrond verklaard.
4. In beroep heeft eiseres benadrukt dat de ingangsdatum van de tegemoetkoming in de kinderopvang voor beide kinderen moet worden gesteld op 1 januari 2005. Voorts heeft zij gesteld dat de gemeente conform de systematiek van de wet en regelgeving 1/6 deel van de kosten van de kinderopvang dient te vergoeden indien is vastgesteld dat de uren noodzakelijk zijn in verband met te verrichten werkzaamheden of het doorlopen van een reïntegratietraject en het uurtarief het maximumtarief niet overschrijdt. Eiseres heeft aangevoerd dat het noodzakelijk was een contract voor kinderopvang inclusief vakantieopvang af te sluiten met de Stichting, omdat de Stichting haar indien zij geen vakantiecontract zou afsluiten niet kon garanderen dat haar kinderen in de vakantieperiode konden worden opgevangen. Aangezien het reïntegratietraject van eiseres voor een deel gedurende de schoolvakanties doorliep, diende zij ook in de vakantie te beschikken over kinderopvang. Voorts wordt het maximumtarief niet overschreden door het tarief van € 5,30 per uur, dat eiseres voor dit contract moest voldoen. De gemeente dient derhalve 1/6 deel daarvan te vergoeden.
5. Verweerder heeft onder meer gesteld dat een vergoeding verstrekt wordt voor die uren opvang die noodzakelijk zijn in verband met te verrichten werkzaamheden. Slechts die uren die daadwerkelijk aan kinderopvang worden opgenomen, komen voor vergoeding in aanmerking. De uren die eiseres in de vakantieperiodes niet heeft opgenomen, worden derhalve niet vergoed. Verweerder beroept zich daarbij op artikel 11, tweede lid, van de Verordening Wet kinderopvang gemeente Schouwen-Duiveland (hierna: de Verordening). Verweerder heeft daaraan toegevoegd dat eiseres met de Stichting een contract exclusief vakantieuren had kunnen afsluiten en daarbij een afzonderlijke regeling had kunnen treffen voor de vakantieweken die wel werden afgenomen. Verweerder heeft ter zitting aangegeven de problematiek van eiseres - dat haar door de Stichting slechts een plaats wordt gegarandeerd indien zij een vakantiecontract afsluit - te onderkennen, maar stelt desondanks dat de gevolgen daarvan voor rekening van eiseres dienen te komen. Verweerder heeft ter zitting eveneens aangegeven dat hij voor het jaar 2006 met eiseres een regeling heeft getroffen om te voorkomen dat eiseres opnieuw in deze situatie zou belanden. Verweerder heeft voor het jaar 2005 geen regeling getroffen, omdat de Stichting had aangegeven dat er tijdens de vakanties voldoende opvangcapaciteit zou zijn. Voorts heeft verweerder aangegeven dat de ingangsdatum van de tegemoetkoming voor beide kinderen zal worden gesteld op 1 januari 2005.
6. De rechtbank overweegt als volgt.
7. Ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Verordening wordt een vergoeding verstrekt voor die uren opvang die noodzakelijk zijn in verband met te verrichten werkzaamheden dan wel het doorlopen van een reïntegratietraject.
8. De rechtbank is van oordeel dat het afsluiten van een contract 'inclusief vakantie' in het jaar 2005 in het geval van eiseres noodzakelijk was, omdat zij in dat jaar geen andere mogelijkheid had dan het afsluiten van zo'n contract. De Stichting kon haar immers slechts bij afsluiting van een contract 'inclusief vakantie' tijdens de vakanties kinderopvang garanderen. Gelet op het feit dat eiseres voor de opvang van haar kinderen geheel was aangewezen op de Stichting en zij ook gedurende een deel van de vakanties moest werken, was het voor haar noodzakelijk ook een vakantiecontract af te sluiten. Dat de Stichting voor het jaar 2005 in de richting van de gemeente zou hebben aangegeven dat er in de vakantieperiode voldoende opvangcapaciteit zou zijn, doet hier naar het oordeel van de rechtbank niet aan af. Verweerder had derhalve ingevolge artikel 11, tweede lid, van de Verordening ook een vergoeding dienen te verstrekken voor de niet gebruikte vakantieuren die binnen het contract vielen.
9. Dit betekent dat het beroep gegrond is. Het bestreden besluit zal derhalve worden vernietigd vanwege strijd met het bepaalde in de Verordening.
10. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiseres heeft gemaakt bij de behandeling van het beroep tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt het bestreden besluit;
bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 37,- (zevenendertig euro) vergoedt;
veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van eiseres, begroot op € 644,- (zeshonderdvierenveertig euro).
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 13 juli 2006 door mr. T. Damsteegt, in tegenwoordigheid van G.M.A. de Keuning-Jongelings, griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen.
Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
Nota bene:
In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd.
Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld.
Afschrift verzonden op: