ECLI:NL:RBMID:2006:AY8580

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
30 augustus 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
47201 HA ZA 2005-138
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over verschuldigde parkbijdragen en verjaring van vorderingen

In deze zaak vorderde Roompot Marina B.V. betaling van parkbijdragen van gedaagden over de jaren 1993 tot en met 2005. De rechtbank Middelburg oordeelde dat de verjaring van de vordering niet was ingetreden, omdat de vordering tijdig was gestuit door aanmaningen. Gedaagden, wonende in Wuppertal, Duitsland, betwistten de verschuldigdheid van de bedragen, met name voor de jaren 1993 tot en met 1999, en stelden dat de vordering was verjaard. De rechtbank oordeelde echter dat de aanmaningen voldoende waren om de verjaring te stuiten. De rechtbank wees een deel van de vordering toe, met uitzondering van de gevorderde BTW over de parkbijdragen van 1993 tot en met 2004, omdat deze reeds inclusief BTW in rekening waren gebracht. De rechtbank oordeelde ook dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten en deurwaarderskosten onvoldoende waren onderbouwd en wees deze af. Gedaagden werden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 5.047,77, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
Vonnis van 30 augustus 2006 in de zaak van:
rolnr: 05/138
De besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Roompot Marina B.V.,
gevestigd te Kamperland, gemeente Noord-Beveland,
eiseres,
procureur: mr. N.H. van Everdingen,
tegen:
1. [gedaagde sub 1],
2. [gedaagde sub 2],
beiden wonende te Wuppertal, Duitsland,
gedaagden,
procureur: mr. J.B. de Meester.
1. Het verloop van de procedure
Tussen partijen zijn de navolgende processtukken gewisseld:
- inleidende dagvaarding;
- conclusie van antwoord;
- conclusie van repliek tevens houdende vermeerdering van eis;
- antwoordakte vermeerdering van eis;
- conclusie van dupliek.
Beide partijen hebben producties in het geding gebracht.
2. De feiten
2.1 [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2], hierna ook gezamenlijk te noemen “[gedaagden]”, zijn eigenaars van een bungalow, genaamd “Ostrea 6”. Deze bungalow hebben zij gekocht van Roompot Marina B.V., hierna ook te noemen “Roompot”.
2.2 In de daartoe ondertekende koop-/aannemingsovereenkomst is van toepassing verklaard de “Algemene Akte”.
2.3 [gedaagden] is op grond van de Algemene Akte een parkbijdrage verschuldigd aan Roompot, waartegenover door Roompot te verlenen diensten staan. Met betrekking tot de te betalen parkbijdrage is in artikel IV van de Algemene Akte bepaald:
“De koper zal ter vergoeding van deze diensten jaarlijks aan De Roompot verschuldigd zijn een bedrag van ZES HONDERD VIJFTIG GULDEN (f 650,00) inclusief omzetbelasting.
Dit bedrag zal jaarlijks worden aangepast overeenkomstig de verhogingen of verlagingen van het door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgestelde prijsindexcijfer voor de gezinsconsumptie reeks werknemersgezinnen (…).”
2.4 Aan parkbijdragen is door Roompot aan [gedaagden] in rekening gebracht in:
1993 een bedrag van € 331,46
1994 een bedrag van € 338,28
1995 een bedrag van € 352,34
1996 een bedrag van € 359,42
1997 een bedrag van € 367,33
1998 een bedrag van € 375,41
1999 een bedrag van € 383,66
2000 een bedrag van € 392,87
2001 een bedrag van € 403,08
2002 een bedrag van € 419,21
2003 een bedrag van € 433,88
2004 een bedrag van € 442,99
2005 een bedrag van € 448,30.
3. Het geschil
3.1 Roompot vordert, na vermeerdering van eis, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren
vonnis hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling aan Roompot van:
- € 4.156,78, te vermeerderen met de over dit bedrag verschuldigde BTW ten bedrage van
€ 746,30, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 2 april 2004, tot aan de dag van algehele voldoening;
- € 442,99, te vermeerderen met de daarover verschuldigde BTW ten bedrage van € 84,17, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 12 mei 2004, tot aan de dag van algehele voldoening;
- € 376,72, te vermeerderen met de daarover verschuldigde BTW ten bedrage van € 71,28, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 28 april 2005 tot aan de dag van algehele voldoening;
- € 662,00 voor buitengerechtelijke kosten;
- € 968,59 voor deurwaarderskosten, waaronder de kosten voor gelegde beslagen, en
- € 2.294,15, voor vertaalkosten,
met veroordeling van gedaagden in de kosten van deze procedure.
3.2 Aan haar vordering legt Roompot ten grondslag de stelling dat [gedaagden] de parkbijdrage, die hij op grond van de Algemene Akte verplicht was te betalen aan Roompot, ondanks herhaalde sommatie hiertoe over de jaren 1993 tot en met 2005 niet heeft voldaan.
3.3 [gedaagden] stelt de gevorderde bedragen over de jaren 1993 tot en met 1999, alsmede de over die periode gevorderde BTW, niet verschuldigd te zijn omdat de vordering van Roompot met betrekking tot deze bedragen is verjaard.
Met betrekking tot de gevorderde bedragen over de jaren 2000 tot en met 2003 refereert [gedaagden] zich aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het door Roompot over het jaar 2005 gevorderde bedrag van € 376,72 is door [gedaagden] aangevoerd dat de vordering op dit punt behoort te worden afgewezen, nu niet blijkt hoe Roompot aan een (totaal)bedrag van (afgerond) € 448,00 kan komen.
Daarnaast heeft Roompot niet uiteengezet op grond waarvan het bedrag uit de Algemene Akte zou zijn verhoogd of verlaagd op grond van het prijsindexcijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Voor wat betreft de gevorderde wettelijke rente stelt [gedaagden] dat Roompot hierop geen aanspraak kan maken, nu Roompot niet tot invordering van de gevorderde vergoedingen kon overgaan, omdat zij jegens [gedaagden] wanprestatie heeft gepleegd met betrekking tot aan de bungalow geconstateerde gebreken.
Voorts heeft Roompot de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet onderbouwd. Er heeft slechts correspondentie plaatsgevonden welke is aan te merken als voorbereiding op de procedure, aldus [gedaagden].
De vordering van vertaalkosten van de dagvaarding is niet op de wet gebaseerd. Daarnaast blijkt uit de met betrekking tot de overige vertaalkosten overgelegde nota’s niet dat deze betrekking hebben op de onderhavige zaak. Voorts stelt [gedaagden] dat de over de vertalingen in rekening gebrachte BTW door Roompot kan worden verrekend zodat deze in de procedure ten onrechte wordt gevorderd.
Ook met betrekking tot de gevorderde deurwaarderskosten geldt dat de hierover in rekening gebrachte BTW ten onrechte niet is verrekend, aldus [gedaagden]. Ook voert [gedaagden] in dit licht nog aan dat in het kader van een proceskostenveroordeling slechts rekening kan worden gehouden met de in de hiertoe door Roompot overgelegde productie genoemde dagvaardingskosten van € 71,93 en portokosten van € 21,00. Voorts zijn, aldus [gedaagden], de beslagen onnodig gelegd.
4. De beoordeling van het geschil
4.1 Anders dan [gedaagden] is de rechtbank van oordeel dat de vordering van Roompot
met betrekking tot de over de jaren 1993 tot en met 1999 te betalen parkbijdragen niet is verjaard. De verjaring van de vordering is, zoals ook door Roompot gesteld, telkens binnen de wettelijke verjaringstermijn van 5 jaar tijdig gestuit door aanmaning. Hoewel in de verschillende over de jaren aan [gedaagden] verzonden aanmaningen veelal het vanaf 1993 opgelopen totaalbedrag wordt gevorderd en niet wordt gespecificeerd over welk jaar welk bedrag verschuldigd is, was het [gedaagden] blijkens de verschillende door hem geschreven brieven en hetgeen hij in deze procedure naar voren heeft gebracht zonder meer duidelijk dat betaling van de parkbijdragen vanaf het jaar 1993 werd gevorderd en dat Roompot de gehele vordering over die periode zou handhaven. Nu de rechtbank van oordeel is dat verjaring van de vordering is gestuit door schriftelijke aanmaning, behoeft de vraag of sprake was van erkenning van de vordering door [gedaagden] in dit verband geen nadere bespreking.
4.2 [gedaagden] heeft met betrekking tot het gedeelte van de vordering dat ziet op parkbijdragen over de jaren 1993 tot en met 2004 overigens geen verweer gevoerd, althans gevoerd verweer bij conclusie van dupliek niet gehandhaafd, zodat dit deel van de vordering kan worden toegewezen.
4.3 Het gedeelte van de vordering dat ziet op de parkbijdrage van 2005 is door [gedaagden] onvoldoende gemotiveerd betwist, nu het afgeronde totaalbedrag van € 448,00 eenvoudig is af te leiden uit de door Roompot overgelegde factuur, door optelling van de parkbijdrage (€ 376,72) en BTW (€ 71,28), zoals ook door Roompot in de vordering gespecificeerd. Daarnaast blijkt uit de Algemene Akte dat het daarin genoemde bedrag jaarlijks zou worden geïndexeerd, op basis van het prijsindexcijfer van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
De rechtbank is van oordeel dat dit gedeelte van de vordering van Roompot kan worden toegewezen.
4.4 Met betrekking tot de over de parkbijdragen gevorderde BTW heeft [gedaagden] gesteld dat de vordering op dit punt, evenals de vordering tot betaling van de parkbijdragen, over de jaren 1993 tot en met 1999 is verjaard. Gelet op het accessoire karakter van de BTW-vordering en op hetgeen hierboven met betrekking tot de gestelde verjaring is overwogen behoeft dit verweer van [gedaagden] geen nadere bespreking. De rechtbank overweegt echter dat uit enkele overgelegde facturen volgt dat de gevorderde bedragen voor parkbijdragen reeds inclusief BTW in rekening werden gebracht. Zo staat op de facturen over de jaren 1995, 1996 en 1997 vermeld: “Het opgenomen BTW-bedrag is:”. Op de facturen over 2001, 2002, 2003 en 2004 staat dit eveneens vermeld, terwijl op deze facturen daarnaast nadrukkelijk staat vermeld dat het in rekening gebrachte bedrag voor parkbijdrage inclusief 19% BTW is. Nu de gevorderde parkbijdragen over de jaren 1993 tot en met 2005 een zeer geleidelijke en gelijkmatige verhoging laten zien, de in de dagvaarding genoemde bedragen overeenkomen met de bedragen die aangegeven zijn op de overgelegde facturen, en in de Algemene Akte bovendien staat vermeld dat het in rekening te brengen bedrag inclusief omzetbelasting is, gaat de rechtbank ervan uit dat de in de dagvaarding genoemde bedragen voor parkbijdragen allen inclusief BTW zijn weergegeven, in tegenstelling tot wat Roompot daarover stelt. De rechtbank zal de gevorderde BTW over de parkbijdragen van 1993 tot en met 2004 daarom, als zijnde ongegrond, afwijzen. Het gefactureerde bedrag aan parkbijdrage over het jaar 2005 heeft Roompot in haar vordering uitgesplitst in bijdrage en BTW. Het totaalbedrag van
€ 448,00 is het bedrag dat in rekening is gebracht en dat, gelet op hetgeen hierboven is overwogen, kan worden toegewezen.
4.5 Met betrekking tot de gevorderde wettelijke rente merkt de rechtbank op dat de tussen partijen gevoerde procedure over geconstateerde gebreken aan de bungalow los staat van deze procedure, en wanprestatie door Roompot in die zaak aan opeisbaarheid van de parkbijdragen niet in de weg staat. Voorts is de rechtbank niet gebleken van een opschortingsrecht voor [gedaagden], voor zover hij daarop een beroep heeft willen doen. De rechtbank overweegt echter dat [gedaagden] door Roompot niet in gebreke is gesteld met betrekking tot de bedragen die verschuldigd waren over de jaren 2004 en 2005. Hem is over deze periode evenmin de wettelijke rente aangezegd. [gedaagden] is daarom voor wat betreft de parkbijdragen over genoemde jaren niet in verzuim geraakt, zodat de vordering van Roompot van wettelijke rente over deze bedragen dient te worden afgewezen. De rechtbank zal de wettelijke rente over de parkbijdragen tot en met 2003 toewijzen als door Roompot gevorderd, nu [gedaagden] voor deze bedragen bij brief van 19 maart 2004 in gebreke is gesteld en hem over de betreffende bedragen de rente is aangezegd.
4.6 Zodoende komt de rechtbank toe aan het door Roompot gevorderde betreffende buitengerechtelijke kosten. Roompot heeft het op die grond gevorderde van € 662,00 niet, althans onvoldoende, onderbouwd, ook niet na betwisting door [gedaagden], terwijl hij daartoe wel de gelegenheid heeft gehad. De mede gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen door de rechtbank worden afgewezen nu niet is gebleken dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die voor vergoeding in aanmerking komen.
4.7 Naar het oordeel van de rechtbank komt het door Roompot gevorderde bedrag van
€ 749,16 (exclusief BTW) voor vertaling van de dagvaarding voor toewijzing in aanmerking. Roompot heeft de dagvaarding op grond van de geldende wetgeving verplicht moeten laten vertalen, zoals door hem gesteld.
Het is daarom redelijk dat de kosten die Roompot hiervoor heeft gemaakt, evenals de kosten van dagvaarding, in het kader van een proceskostenveroordeling worden meegenomen. Voor toewijzing van het over dit bedrag gevorderde aan BTW is geen plaats, nu Roompot in haar hoedanigheid geacht moet worden BTW te kunnen verrekenen. Met betrekking tot het door Roompot gevorderde bedrag van
€ 1.402,65 (inclusief BTW) voor overige vertalingen, is de rechtbank met [gedaagden] van oordeel dat uit de ter onderbouwing van dit bedrag overgelegde facturen onvoldoende blijkt dat deze betrekking hebben op de onderhavige procedure. De rechtbank zal, nog daargelaten of het redelijk is deze kosten voor rekening van [gedaagden] te laten komen, de vordering op dit punt afwijzen, nu die niet voldoende is onderbouwd.
4.8 Voor wat betreft de gevorderde deurwaarderskosten, een bedrag van € 968,59, overweegt de rechtbank dat Roompot de beslagstukken waarop het gevorderde ziet, niet heeft overgelegd. Het gevorderde is daardoor onvoldoende onderbouwd en zal daarom door de rechtbank worden afgewezen. Aan het verweer van [gedaagden] op dit punt, te weten dat de beslagen onnodig zijn gelegd, komt de rechtbank onder deze omstandigheid niet meer toe.
4.9 [gedaagden] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De rechtbank:
- veroordeelt gedaagden hoofdelijk, des dat de een betalende de ander zal zijn bevrijd, om aan eiseres tegen kwijting te betalen de som van € 5.047,77, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 4.156,78 met ingang van 2 april 2004 tot de dag der voldoening;
- veroordeelt gedaagden hoofdelijk in de kosten van het geding welke aan de zijde van eiseres tot aan dit moment worden begroot op € 291,00 wegens griffierecht, € 842,09 wegens overige verschotten, vertaalkosten daaronder begrepen, en € 768,00 wegens procureurssalaris;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. de Coninck en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 30 augustus 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.