3.3. KSG voert verweer. Primair stelt zij dat de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en KSG is ontbonden op verzoek van [eiser] en dat bij de beoordeling van dat verzoek de financiële/be-drijfseconomische situatie van KSG geen rol heeft gespeeld. Het verzoek is toegewezen op grond van een in de psychische gesteldheid van [eiser] gelegen wijziging van omstandigheden; de kantonrechter heeft wel aangegeven dat de beëindigingsprocedure (te) lang heeft geduurd en door KSG te weinig is begeleid, maar zocht voor de psychische gesteldheid van [eiser] ook een oorzaak in diens persoonlijkheidsstructuur. Voorts stond destijds vast dat er voor [eiser] na de overname door Damen geen plaats meer was. De stellingen omtrent beweerdelijk mislei-dende informatie komen dan ook geen betekenis toe. De vorderingen moeten al om die reden worden afgewezen.
Subsidiair stelt KSG dat [eiser], nu hij in feite spreekt over bedrog door KSG, de voor dit spe-cifieke geval (bij uitsluiting) gegeven weg van herroeping van de beslissing van de kanton-rechter had behoren te volgen (art. 382 Rv). Hij had binnen drie maanden vanaf het moment dat hij met de grond voor herroeping bekend was geworden (dat waren de door hem genoem-de notulen waarvan hij in juni 2002 hoorde en waarover hij vanaf juni 2003 kon beschikken, en het jaarverslag 2000 van KSG, dat in juli 2001 is gedeponeerd) die herroeping dienen te vorderen. Dat heeft hij niet gedaan; de vorderingen dienen te worden afgewezen, althans dient [eiser] daarin niet te worden ontvangen.
Meer subsidiair stelt KSG dat zij geen valse gegevens aan de kantonrechter heeft voorgelegd. Zij betwist de juistheid van het door [eiser] overgelegde (partij-)rapport van de niet als onaf-hankelijk te beschouwen Stichting Sobi. Het door [eiser] gestelde omtrent een ruime kredietfa-ciliteit, een verbeterde liquiditeit in 1999 en 2000, het bezit van zeer aanzienlijke stille reser-ves in de vorm van ongebruikt terrein en een ruime orderportefeuille is onjuist. Voor een deel gaat [eiser] uit van de situatie na de overname door Damen, daarnaast miskent hij dat onge-bruikt terrein tot zekerheid strekte van door de bank verstrekt krediet en dat een eventuele op-brengst nodig was voor de verhuizing naar Vlissingen-Oost en tenslotte miskent hij dat het feit dat er in 1999 nog voldoende werk was niet betekent dat er voor de toekomst voldoende orders waren.
De door [H.] in NRC Handelsblad geschetste slechte financiële situatie was niet onjuist of overdreven. De naar aanleiding van het interview ontstane commotie betrof niet die schets; in de Statencommissie Economie is daarover geen discussie geweest (wel over de in het interview gewekte suggestie dat openlijk om staatssteun werd gevraagd). Voor inwilli-ging van het door [eiser] gedane verzoek ex art. 843a Rv is geen plaats. Eind 2000 – na de overname door Damen – was het toekomstperspectief uitdrukkelijk anders dan eind 1999. Het personeelsbestand van KSG is overigens (ook na de overname door Damen) blijven dalen.
De jaarcijfers over 1999 zijn eerst op 26 juli 2000 vastgesteld en kunnen al om die reden geen rol hebben gespeeld bij de oordeelsvorming van de kantonrechter. Uit die jaarcijfers blijkt een verlies van fl. 137 miljoen; zou met de door [eiser] als gefingeerd gekwalificeerde voorzienin-gen geen rekening worden gehouden, dan nog moet tot een verlies van fl. 58 miljoen – derhal-ve aanmerkelijk meer dan de “meer dan fl. 20 miljoen” die aan de kantonrechter was voorge-houden en waarmee de bij de beoordeling rekening heeft gehouden – worden geconcludeerd. In 2000 is een groot deel van de voorzieningen in de jaarrekeningen vermeld met het opschrift “onttrokken/vrijval”; 90% van het bedrag is daadwerkelijk besteed/onttrokken (dat in de jaarrekening deze bestedingen niet zijn gespecificeerd raakt niet het belang van [eiser]) en slechts 1% is vrijgevallen.
KSG heeft niet zelf haar kredietlimiet verlaagd; ABN AMRO heeft dat gedaan. De door [eiser] gemaakte rekensommen deugen niet. In het kader van de overname door Damen heeft KSG in 2000 een vermogensversterking (van de Staat en de Provincie) ontvangen van fl. 100 miljoen; daardoor kon zij in oktober 2000 weer een ruimere kredietovereenkomst met ABN AMRO aangaan.
KSG stelt niet onrechtmatig jegens [eiser] te hebben gehandeld. De enkele verschaffing van een bankgarantie aan [H.] (rechtstreeks voortvloeiend uit al eerder met hem ge-maakte afspraken) kan volgens KSG, gelet op het vorenstaande, niet tot toewijzing van de vordering leiden. Waar [eiser] wijst op de kennelijke mogelijkheid ontslagvergoedingen te re-serveren, stelt KSG dat zij – naar aanleiding van afspraken in het Sociaal Plan – een reorgani-satievoorziening heeft getroffen.
De (gesprekken omtrent een aankomende) overname door Damen is wel aan de RDA gemeld; voorts is aan die overname in de media veel aandacht gegeven en was zij derhalve een feit van algemene bekendheid.
De kantonrechter heeft in zijn beschikking van 27 april 2000 uitdrukkelijk rekening gehouden met de mogelijke overname door Damen. Uit een door Damen uitgevoerd due diligence on-derzoek bleken nog tegenvallers; de financiële nood was ook toen KSG de ontslagvergunning bij de RDA aanvroeg nog hoog. Er zijn met [eiser] gesprekken geweest over herplaatsing bij Trett of Damen; [eiser] is op aanbiedingen van beide niet ingegaan. KSG ziet geen onrechtma-tigheid in de omstandigheid dat vanaf januari 2000 ontslagaanvragen werden gedaan door een inmiddels bij haar in dienst getreden voormalige RDA.
Voor het geval komt vast te staan dat KSG toch onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld, betwist zij dat van enige schade sprake is; [eiser] heeft een ontbindingsvergoeding, aanzienlijk hoger dan in het Sociaal Plan voorzien, ontvangen. Een schadestaatprocedure acht KSG niet geïndiceerd; zo nodig zal [eiser] inzicht moeten geven in eventueel inkomen uit an-dere bronnen dan de sociale verzekeringswetten. KSG betwist tenslotte dat buitengerechte-lijke kosten – door [eiser] niet toegelicht – zijn gemaakt.