ECLI:NL:RBMID:2006:AZ5039

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
22 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
53304 HA ZA 06-321
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige invordering dwangsom door Gemeente Kapelle tegen Kole Transport B.V.

In deze zaak vorderde Kole Transport B.V. dat de rechtbank zou verklaren dat de invordering van een dwangsom door de Gemeente Kapelle onrechtmatig was. De Gemeente had op 25 mei 2005 aangekondigd een last onder dwangsom op te leggen aan Kole Transport wegens het opslaan van vervuilde loopfolie op hun terrein. Ondanks herhaalde waarschuwingen en een formele beschikking, had Kole Transport geen bezwaar gemaakt tegen de opgelegde dwangsom van € 7.200,00. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente correct had gehandeld en dat Kole Transport niet had aangetoond dat zij niet verantwoordelijk was voor de overtreding. De rechtbank benadrukte het beginsel van formele rechtskracht, wat betekent dat besluiten van de overheid in principe geldig zijn, tenzij er een geldige rechtsgang is doorlopen die tot vernietiging leidt. De rechtbank wees de vordering van Kole Transport af en veroordeelde hen in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door mr. M.C. de Regt op 22 november 2006.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 53304 / HA ZA 06-321
Vonnis van 22 november 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KOLE TRANSPORT B.V.,
gevestigd te Kapelle,
eiseres,
procureur mr. S.D. Spruijt,
tegen
de openbare rechtspersoon
GEMEENTE KAPELLE,
gevestigd te Kapelle,
gedaagde,
procureur mr. U.T. Hoekstra.
Partijen zullen hierna Kole Transport en de Gemeente genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 september 2006;
- het proces-verbaal van comparitie van 31 oktober 2006.
De feiten
Kole Holding B.V. is eigenaresse van het bedrijventerrein aan de Rijksweg 3A in Kapelle. Zij verhuurt delen van dit terrein aan Kole Transport, Sita B.V. en Deba B.V. Deze vennootschappen waren destijds dochters van Kole Holding B.V.. Vanaf 2001 bestaat er geen andere binding meer dan een huurovereenkomst. De heer B.M. Kole is directeur van Kole Holding B.V. en procuratiehouder met volledige volmacht van Kole Transport. Kole Holding B.V. heeft vier ton vervuilde, uit de glastuinbouw afkomstige loopfolie gekocht met het doel om te bezien of dit afval geschikt kon worden gemaakt als grondstof. Kole Holding heeft als losadres opgegeven Kole Transport. Op 10 maart 2005 hebben ambtenaren van de Gemeente geconstateerd dat op het terrein Rijksweg 3A in Kapelle circa 40 m³ vervuilde loopfolie aanwezig was. Van deze partij bevond zich ongeveer 15 m³ in een container van Sita B.V. en de rest lag op de grond. Bij beschikking van 25 mei 2005 hebben burgemeester en wethouders (B&W) Kole Transport op de hoogte gesteld van hun voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom indien de overtreding, bestaande uit het innemen en opslaan van vervuilde grond in strijd met artikel 10.1 derde en vierde lid van de Wet Milieubeheer, zou blijven voortbestaan. Kole Transport heeft geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om tegen het voornemen van B&W een zienswijze in te dienen. Bij een controle op 5 juli 2005 bleek dat de situatie niet was veranderd. De Gemeente heeft Kole Transport bij brief van 8 juli 2005 op de hoogte gesteld van het besluit om een last onder dwangsom op te leggen en Kole Transport gelast om uiterlijk donderdag 1 september 2005 de vervuilde loopfolie te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 7.200,00 ineens. Kole Transport heeft tegen dit besluit geen bezwaar gemaakt. Bij een controle op 2 september 2005 bleek dat de situatie niet was veranderd. Per fax van 7 september 2005 heeft de Gemeente een kopie van een afgiftebon ontvangen waaruit blijkt dat Sita B.V. op 5 september 2005 een geschatte hoeveelheid van 5.000 kg loopfolie heeft getransporteerd. Kole Transport heeft de dwangsom niet betaald. De Gemeente heeft 21 april 2006 een dwangbevel ten laste van Kole Transport uitgevaardigd. Kole Holding B.V. heeft bezwaar gemaakt tegen de door De Gemeente aan Kole Transport opgelegde dwangsom. De Gemeente heeft het bezwaarschrift niet ontvankelijk verklaard. Kole Transport en Kole Holding B.V. hebben daar beroep tegen ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het beroep van Kole Holding B.V. ongegrond verklaard en het beroep van Kole Transport niet ontvankelijk. Kole Holding B.V. heeft de kosten van de verwijdering betaald.
Het geschil
Kole Transport vordert dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor recht verklaart dat de invordering van de dwangsom door de Gemeente onrechtmatig is en voorts de Gemeente gebiedt de invordering tegenover Kole Transport te staken en gestaakt te houden, kosten rechtens.
Kole Transport legt het volgende aan haar vordering ten grondslag. Het was de bedoeling dat de loopfolie zou worden gestort op het terrein van Sita B.V.. De leverancier van de folie heeft echter zonder enig overleg 40 m³ folie gestort op het terrein van Kole Holding. Omdat de leverancier de folie vervolgens niet weg wilde halen heeft Kole Holding aangifte gedaan van illegale storting. Kole Transport is van oordeel dat zij niet de overtreder is en dat de Gemeente haar ten onrechte een dwangsom heeft opgelegd en tot invordering is overgegaan.
De Gemeente voert verweer. Kole Transport heeft ondanks aanschrijvingen van B&W geen bezwaarschrift ingediend tegen het besluit van B&W d.d. 8 juli 2005. Het gevolg hiervan is dat in deze procedure van de formele rechtskracht, de rechtmatigheid, van het besluit moet worden uitgegaan. Op grond van artikel 5:32 Awb moet een dwangsomaanschrijving gericht worden aan de overtreder. Voorwaarde is dat deze het in zijn macht heeft om de last uit te voeren of na te komen. Niet de eigenaar van de grond , maar de drijver van de inrichting moet worden aangemerkt als de overtreder. Kole Transport heeft in deze procedure geen redenen aangevoerd dat of op grond waarvan het haar niet mogelijk is geweest de last uit te voeren.
De beoordeling
Tussen partijen staat als niet weersproken vast dat B&W bij beschikking van 25 mei 2005 Kole Transport op de hoogte hebben gesteld van hun voornemen tot het opleggen van een last onder dwangsom en dat Kole Transport geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om tegen het voornemen van B&W een zienswijze in te dienen. Eveneens staat vast dat B&W Kole Transport bij brief van 8 juli 2005 op de hoogte hebben gesteld van het besluit om een last onder dwangsom op te leggen en Kole Transport gelast hebben om uiterlijk donderdag 1 september 2005 de vervuilde loopfolie te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 7.200,00 ineens en dat Kole Transport ook tegen dit besluit geen bezwaar heeft gemaakt. Kole Holding B.V. heeft wel bezwaar gemaakt tegen de door De Gemeente aan Kole Transport opgelegde dwangsom. De Gemeente heeft het bezwaarschrift niet ontvankelijk verklaard. Kole Transport en Kole Holding B.V. hebben daar beroep tegen ingesteld. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft het beroep van Kole Holding B.V. ongegrond verklaard en het beroep van Kole Transport niet ontvankelijk. Een van de overheid afkomstige beschikking heeft formele rechtskracht indien daartegen een met voldoende waarborgen omklede rechtsgang heeft opengestaan en deze rechtsgang hetzij niet is benut, hetzij niet tot vernietiging van het besluit heeft geleid. In dat geval dient de burgerlijke rechter er in beginsel van uit te gaan dat de beschikking zowel wat haar wijze van totstandkoming als wat haar inhoud betreft in overeenstemming is met de desbetreffende voorschriften en de algemene rechtsbeginselen. Het beginsel van formele rechtskracht kan in klemmende gevallen uitzondering lijden. Bij het aanvaarden van dergelijke uitzonderingen moet evenwel terughoudendheid worden betracht. Gesteld noch gebleken dat hier sprake is van een klemmend geval. Het enkele feit dat de heer B.M. Kole, procuratiehouder met volledige volmacht van Kole Transport, heeft verklaard dat het aan zijn nalatigheid te wijten is geweest dat Kole Transport niets met de aanschrijvingen van de Gemeente heeft gedaan, is onvoldoende om een uitzondering op het beginsel van formele rechtskracht aan te nemen. Dat betekent dat de rechtbank gebonden is aan het besluit van de gemeente en niet meer toekomt aan de vraag of een andere vennootschap verantwoordelijk is geweest voor de opslag. De rechtbank zal de vordering derhalve afwijzen. Kole Transport dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten.
De beslissing
De rechtbank
- wijst de vordering van af;
- veroordeelt Kole Transport in de kosten van het geding welke aan de zijde van de Gemeente tot aan dit moment worden begroot op € 248,00 wegens griffierecht en € 904,00 wegens procureurssalaris;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2006.?