ECLI:NL:RBMID:2006:AZ5042

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
22 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
50540 HA ZA 05-613
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad door bevestiging van niet-bestaande handelsnaam in overeenkomst

In deze civiele zaak, uitgesproken door de Rechtbank Middelburg op 22 november 2006, vorderden eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], dat de rechtbank voor recht verklaarde dat gedaagde, de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Advocatenkantoor Boogaard B.V., onrechtmatig had gehandeld door een gave en perfecte overeenkomst tussen eisers en [F.C.] Beheer B.V. te bevestigen. De eisers, die ieder 10 aandelen in Bakon Holding B.V. bezaten, stelden dat gedaagde door het gebruik van een niet-bestaande handelsnaam hen schade had berokkend. Gedaagde voerde verweer en stelde dat er geen gave overeenkomst tot stand was gekomen, en dat zij niet verantwoordelijk was voor de juistheid van de contractspartijen in het faxbericht dat door haar directeur, mr. J. Boogaard, was verzonden.

De rechtbank oordeelde dat gedaagde niet onrechtmatig had gehandeld, omdat er geen sprake was van een bevestigde overeenkomst. De rechtbank stelde vast dat de eisers zelf verantwoordelijk waren voor het verifiëren van de contractspartijen en dat gedaagde niet aansprakelijk kon worden gesteld voor de gevolgen van de door eisers gestelde schade. De vordering van eisers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de kosten van de procedure. De uitspraak benadrukte het belang van zorgvuldigheid bij het vaststellen van contractspartijen en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen in een overeenkomst.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 50540 / HA ZA 05-613
Vonnis van 22 november 2006
in de zaak van
1. [eiser sub 1],
wonende te Goes en
2. [eiser sub 2],
wonende te Waarde, gemeente Reimerswaal,
eisers,
procureur: mr. H.M. Dunsbergen
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ADVOCATENKANTOOR BOOGAARD B.V.,
gevestigd te Middelburg,
procureur: mr. J. Boogaard,
advocaat: mr. Ph. N.M. Creighton te Amsterdam.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Eisers bezaten ieder 10 aandelen in de besloten vennootschap met beperkte aan-sprakelijkheid Bakon Holding B.V.
2.2. Mr. J. Boogaard, directeur en aandeelhouder van gedaagde, heeft in 2001 bemid-deld tussen de aandeelhouders (waaronder eisers) en de directie van Bakon Holding B.V, zulks in opdracht van die B.V. Op 10 december 2001 schreef hij in een telefaxbericht, ge-richt aan Bakon Holding B.V., [F.C.] Beheer B.V. en aan beide eisers:
“Bij deze bevestig ik hetgeen tussen [F.C.] Beheer B.V. enerzijds en de heren [eiser [eiser sub 1] en [eise[eiser sub 2] heden is overeengekomen.
[F.C.] Beheer B.V., handelende voor zichzelf of voor een nader te noemen derde partij, koopt van de heren [eiser sub 1] en [eiser sub 2] 5 aandelen A en 5 aandelen B in het kapi-taal van Bakon Holdings B.V., zulks voor een koopsom van fl. 466.000,-- (zegge: vierhon-derdzesenzestigduizend gulden).
(…)
De gemaakte afspraken zullen op korte termijn worden vastgelegd in het kader van een zo-genaamde vaststellingsovereenkomst waarvan u het eerste concept in de bijlage aantreft.”
2.3. Op 11 december 2001 heeft mr. Boogaard een herzien concept van de vaststel-lingsovereenkomst aan (onder meer) eisers gefaxt. In dat concept was een door koper gemaakt voorbehoud financiering opgenomen.
2.4. Vervolgens is er een geschil ontstaan tussen eisers en [F.C.] Beheer B.V. over de vraag of in die vaststellingsovereenkomst een (in het eerste concept niet voorko-mend) financieringsvoorbehoud aan de kant van [F.C.] Beheer B.V. kon worden opgenomen. Eisers hebben daarna de naar hun oordeel op 10 december 2001 gesloten gave koopovereenkomst buitengerechtelijk ontbonden en in rechte van [F.C.] Beheer B.V. vergoeding van schade gevorderd. Gedaagde is door [F.C.] Beheer B.V. in vrijwaring opgeroepen én heeft zich gevoegd in de procedure tussen eisers en [F.C.] Beheer B.V. In beide procedures heeft zij zich op het standpunt gesteld dat [F.C.] Beheer B.V. een niet bestaande rechtspersoon is.
Het geschil
Eisers vorderen dat de rechtbank voor recht verklaart dat gedaagde door het optre-den van haar directeur en bestuurder mr. J. Boogaard, om ten onrechte een gave en perfecte overeenkomst tussen eisers en [F.C.] Beheer B.V. te bevestigen, jegens eisers een onrechtmatige daad heeft gepleegd en aansprakelijk is voor alle hieruit geleden en nog te lij-den schade, met veroordeling van gedaagde in de kosten van deze procedure.
3.2. Zij stellen daartoe op 10 december 2001 (mondeling) een perfecte koopovereen-komst te hebben gesloten met [F.C.] Beheer B.V.; mr. Boogaard – in zijn hoeda-nigheid van specifiek voor het opstellen van de overeenkomst gevraagde juridische specia-list – heeft die overeenkomst tot stand gebracht en daarbij steeds gesproken over [F.C.] Beheer B.V. als de wederpartij van eisers. Zo is door hem bij het onder 2.2 ge-noemde faxbericht de overeenkomst ook bevestigd. Thans stelt gedaagde dat Coenmans Beheer B.V. niet bestaat. Gedaagde heeft dan ten onrechte de indruk gewekt dat deze B.V. wel bestond en bij genoemd telefaxbericht aan eisers een overeenkomst met juist deze B.V. bevestigd. Niet aan de orde is de vraag of een gave en perfecte overeenkomst is bevestigd; het gaat alleen om het gebruik van een niet bestaande handelsnaam. Gedaagd eheeft een beroepsfout gemaakt; haar handelwijze is jegens eisers onrechtmatig. Het kan zijn dat eisers tengevolge van deze handelwijze de onder 2.3 genoemde procedure niet kunnen voortzetten. Gedaagde is aansprakelijk voor de aldus uit haar handelwijze voor eisers voortvloeiende schade. Van eigen schuld is geen sprake; juist nu mr. Boogaard als juridisch specialist bij de onderhandelingen was betrokken, is de verantwoordelijkheid voor het hanteren van de juiste benaming van de contractspartijen in zijn handen gelegd.
3.3. Gedaagde voert verweer. Zij heeft niet aan eisers bevestigd dat een gave en perfec-te overeenkomst was tot stand gekomen. Partijen waren het nog niet over alle essentialia eens; er is geen gave overeenkomst tot stand gekomen. Al om die reden kan de gevraagde verklaring voor recht – waarin wordt gesproken over een gave en perfecte overeenkomst – niet worden toegewezen. Op gedaagde, die optrad als bemiddelaar in opdracht van Bakon Holding B.V., rustte (in de fase waarin de onderhandelingen waren) niet de zorgplicht de namen van de contractspartijen te verifiëren; dat zij in het faxbericht als contractspartij per abuis een niet bestaande vennootschap heeft genoemd kan niet leiden tot de conclusie dat zij onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld.
Indien dat toch moet worden aangenomen, dan geldt het volgende: nu er geen gave overeen-komst tot stand gekomen kan van een causaal verband tussen de gestelde handelwijze van gedaagde en de door eisers gestelde, uit niet-nakoming van een overeenkomst voortvloeien-de, schade geen sprake zijn. Ook gelet op de waarde van de aandelen per overeengekomen leveringsdatum kan niet worden gezegd dat eisers schade hebben geleden. Tenslotte stelt gedaagde dat eisers – die volledig op de hoogte waren van de gang van zaken in Bakon Hol-ding B.V. en in de vennootschappen van [F.C.] – zelf niet hebben geverifieerd of de contractspartijen juist in het faxbericht van 10 december 2001 waren vermeld; bij dat ver-wijt valt een eventuele omissie van gedaagde in het niet. Eventuele schade dient dan voor rekening van eisers te blijven. Dat geldt ook voor eventuele schade als eisers in de onder 2.4 genoemde procedures niet-ontvankelijk worden verklaard omdat zij een niet-bestaande ven-nootschap hebben gedagvaard; eisers hadden immers zelf voor het uitbrengen van de dag-vaarding dienen na te gaan of de beoogde gedaagde partij (nog) wel bestond.
De beoordeling
De handelwijze van gedaagde, waarvan eisers vorderen dat de rechtbank voor recht verklaart dat zij onrechtmatig was, betreft het “ten onrechte een gave en perfecte overeen-komst tussen eisers en [F.C.] Beheer B.V. (..) bevestigen” In de conclusie van repliek hebben eisers vervolgens aangegeven dat het hen in deze procedure niet gaat om de vraag of gedaagde een gave en perfecte overeenkomst heeft bevestigd; het gaat hen uitslui-tend om het gebruik (door gedaagde) van een niet bestaande handelsnaam. Gedaagde heeft veel aandacht gegeven aan de vraag of een gave en perfecte overeenkomst was ontstaan en of een dergelijke overeenkomst door gedaagde was bevestigd en heeft zich uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat geen van beide het geval is geweest.
4.2. Nu aldus enerzijds gedaagde de in de in 4.1 geciteerde zinsnede vervatte stelling uitdrukkelijk betwist en anderzijds eisers aangeven dat het hen in deze procedure om die zinsnede niet om gaat (en zij bovendien geen gronden aangeven waarom juist dit deel van de handelwijze van gedaagde onrechtmatig zou zijn geweest), kan de gevorderde verklaring voor recht, voor zover het die zinsnede betreft, niet worden toegewezen. De gevorderde ver-klaring van recht kan evenwel zonder die zinsnede evenmin worden toegewezen. Zonder die zinsnede kan zij immers alleen dan redelijke betekenis hebben, wanneer zij taalkundig en in-houdelijk wordt aangepast. De rechtbank is gelet op het in art. 24 van het Wetboek van Bur-gerlijke Rechtsvordering vastgelegde beginsel van lijdelijkheid niet bevoegd zelfstandig een dergelijke aanpassing in een vordering aan te brengen. Een en ander betekent dat de recht-bank in het kader van de onderhavige vordering – met name gelet op de formulering ervan – niet kan toekomen aan beoordeling van de vraag of gedaagde een beroepsfout heeft gemaakt door in het onder 2.2 genoemde faxbericht een niet-bestaande rechtspersoon te noemen.
4..3. De vordering wordt afgewezen. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij – hoofdelijk – worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De rechtbank
wijst de vordering af;
veroordeelt eisers in de kosten van deze procedure, tot mop heden aan de zijde van gedaag-de begroot op € 244,-- aan griffierecht en € 904,-- aan procureurssalaris.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2006.