RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
Vonnis van 19 december 2006 in de zaak van:
1. de commanditaire vennootschap [eiser 1],
gevestigd en kantoorhoudende te Rilland, gemeente Reimerswaal, en haar vennoten:
2. [eiser 2],
wonende te Waarde, gemeente Reimerswaal.
3. [eiser 3],
wonende te Waarde, gemeente Reimerswaal,
4. [eiser 4],
wonende te Goes,
eisers in conventie, verweerders in reconventie,
procureur: mr J.C. van den Doel,
[gedaagde],
wonende te Krabbendijke, gemeente Reimerswaal,
gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
procureur: mr C.J. IJdema,
advocaat: mr J.J.R. Albicher.
1. Het verloop van het geding
Partijen worden verder aangeduid als [eisers], vrouwelijk enkelvoud, en [gedaagde].
Het dossier bevat de volgende processtukken:
- de dagvaarding;
- de brief van mr Albicher van 7 december 2006 met producties, waaronder een conclusie van eis in reconventie;
- de pleitnotities van mr Van den Doel;
- de pleitnotities van mr Albicher.
2.1. Partijen hebben een geschil over de uitvoering en de gevolgen van een huurovereenkomst met betrekking tot bedrijfsruimte tussen [gedaagde] als verhuurder en [eisers] als huurder. Tussen partijen is hieromtrent bij deze rechtbank een procedure aanhangig.
2.2. Bij vonnis van 16 oktober 2006 van de kantonrechter van deze rechtbank is [eisers] in conventie onder meer hoofdelijk veroordeeld om aan [gedaagde] te betalen een bedrag van in totaal € 57.234,24, met rente, wegens gebruiksvergoeding.
In reconventie is de beslissing op de vordering van [eisers] tot betaling door [gedaagde] van een bedrag van € 63.973,32 terzake van door [eisers] betaalde premies voor gas, water en elektriciteit, vermeerderd met rente en kosten, aangehouden. De kantonrechter heeft daaromtrent het volgende overwogen. “[gedaagde] heeft terecht gewezen op de in het geding gebrachte huurovereenkomst van 1990. Daarin staat op blad vier: “2.b. Het gebruik van gas, water en elektriciteit komt voor rekening van huurder”. [eisers] beroept zich echter op een afspraak met de verhuurder(s) dat de kosten van de nutsvoorzieningen voor rekening van de verhuurder zijn en dat die afspraak al geldt vanaf de aanvang van zijn huurperiode. Gelet op de betwisting door [gedaagde] rust op [eisers] de bewijslast. Met de producties 1 en 2 bij eis heeft [eisers] dat bewijs nog niet geleverd, maar [eisers] heeft bewijs door middel van getuigen aangeboden en zal daartoe worden toegelaten.” [eisers] is vervolgens toegelaten te bewijzen “dat zij, in tegenstelling tot wat in de huurovereenkomst van 1 mei 1990 staat, vanaf het begin van de huurovereenkomst met de verhuurder(s) heeft afgesproken dat de kosten voor gas, water en elektriciteit in de gebruikersvergoeding waren opgenomen en dat die kosten tot 2003 ook steeds zijn betaald door de verhuurder(s).”
2.3. Op 10 november heeft [gedaagde] ten laste van [eisers] executoriaal beslag doen leggen op aan [eiser 2] en aan [eiser 2] en [eiser 3] toebehorende nader genoemde onroerende zaken, ter verzekering van een vordering van € 59.000,-- + p.m.
2.4. Op 10 november 2006 heeft [gedaagde], ten laste van [eisers] executoriaal beslag doen leggen onder Coöperatieve Rabobank Beveland U.A., gevestigd te Goes, voor een bedrag van € 57.970,45.
2.5. Op 14 november 2006 heeft [eisers], na daartoe verkregen verlof van 9 oktober 2006 van de voorzieningenrechter van deze rechtbank, conservatoir beslag gelegd onder zichzelf, in het bijzonder op datgene wat [eisers] op grond van bovengenoemd vonnis van de kantonrechter van 16 oktober 2006 aan [gedaagde] verschuldigd is, zijnde een bedrag van € 57.534,24, vermeerderd met rente en kosten, totaal begroot op € 70.000,--.
2.6. Op 18 november 2006 heeft [gedaagde], ten laste van [eisers] executoriaal beslag doen leggen onder A. Visbeen & Zn B.V., h.o.d.n. Transportbedrijf Visbeen, gevestigd te Nieuwe Tonge, voor een bedrag van € 59.005,36, alsmede onder Vermeer Transport Numansdorp B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Numansdorp, voor een bedrag van € 59.005,36
3. Het geschil in conventie en in reconventie
3.1.1. [eisers] vordert in conventie primair schorsing van de executie van het vonnis van 16 oktober 2006 tot onherroepelijk is beslist op de reconventionele vordering, zoals deze door [eisers] jegens [gedaagde] is ingesteld, met veroordeling van [gedaagde] tot opheffing van het executoriaal beslag dat [gedaagde] heeft doen leggen. Subsidiar vordert [eisers] te bepalen dat de executie van het vonnis van 16 oktober 2006 slechts mag worden voortgezet tegen het stellen van voldoende zekerheid, te weten zekerheid ten bedrage van € 63.973,22 door [gedaagde] ten gunste van [eisers], alles met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.1.2. [eisers] stelt dat zij gedurende de periode van december 2003 tot en met augustus 2005, maandelijks een voorschotbedrag aan Delta N.V. heeft betaald voor gas, water en elektriciteit van in totaal € 63.973,22. Op grond van de tussen [eisers] en de rechtsvoorgangers van [gedaagde] gesloten huurovereenkomst, was de maandelijks te betalen huur inclusief gas, water en elektriciteit. [eisers] stelt uit dien hoofde een vordering te hebben op [gedaagde] ten bedrag van € 63.973,22. Zij heeft deze vordering in reconventie ingesteld in de procedure bij de kantonrechter. [eisers] stelt dat zij, doordat de kantonrechter op de vorderingen in conventie en reconventie niet gelijktijdig heeft beslist, onevenredig in haar belangen is geschaad. Op die manier had er immers verrekening kunnen plaatsvinden. [eisers] is thans niet bereid het toegewezen bedrag van € 57.234,24 aan [gedaagde] te voldoen, aangezien zij bij betaling een groot restitutierisico loopt. Ter voorkoming van schade heeft [eisers] eigenbeslag gelegd. Onder verwijzing naar jurisprudentie voert [eisers] aan dat het recht tot executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis achtergesteld of uitgesteld kan worden ter wille van aanspraken waarvoor men conservatoir beslag onder zichzelf heeft doen leggen, indien de reconventionele vordering, zoals deze door [eisers] jegens [gedaagde] is ingesteld, op basis van de overgelegde bescheiden voorshands voldoende is gestaafd. Aan die voorwaarde is voldaan, aldus [eisers], onder verwijzing naar door haar overgelegde stukken. Op grond van het voorgaande heeft [eisers] spoedeisend belang bij haar vordering in conventie. Ten aanzien van de reconventionele vordering van [gedaagde] betwist [eisers] dat zij door het leggen van eigenbeslag misbruik maakt van recht. Zij voert aan dat het eigenbeslag niet alle verhaalsmogelijkheden frustreert. Het verlof tot het leggen van het eigenbeslag is verleend, omdat summierlijk is gebleken van de deugdelijkheid van de vordering van [eisers]. [eisers] stelt dat de reconventionele vordering van [gedaagde] dient te worden afgewezen.
3.2. [gedaagde] voert ten aanzien van de vordering in conventie aan dat de kantonrechter zich, nadat de raadsman van [gedaagde] daar uitdrukkelijk ter comparitie om had verzocht, rekenschap heeft gegeven van het feit dat in de bodemprocedure in conventie en in reconventie niet gelijktijdig een eindbeslissing moest worden gegeven. De kantonrechter heeft dit ook niet gedaan, waarbij hij de wederzijdse belangen van partijen heeft gewogen. [gedaagde] betwist dat [eisers] door de uitspraak van 16 oktober 2006 onevenredig in haar belangen wordt geschaad. Hij betwist ook gemotiveerd dat [eisers] bij betaling van de vordering een restitutierisico loopt.
Verder heeft [gedaagde] gemotiveerd weersproken dat is voldaan aan de criteria op grond waarvan de executie kan worden geschorst.
Volgens [gedaagde] heeft [eisers] er voor gekozen om niet op vermogensbestanddelen van [gedaagde] beslag te leggen, terwijl zij van het bestaan van deze vermogensbestanddelen op de hoogte is, maar heeft zij eigenbeslag gelegd, slechts met het doel om de executie door [gedaagde] van het vonnis van de kantonrechter van 16 oktober 2006 te frustreren. Onder deze omstandigheden is het door [eisers] gelegde conservatoir eigenbeslag ter afwending van het te executeren vonnis van 16 oktober 2006 uitgesloten en dient dit beslag te worden opgeheven. Door het leggen van eigenbeslag maakt [eisers] immers misbruik van recht. Een conservatoir eigenbeslag ter afwending van het executeren van een vonnis is slechts aanvaardbaar indien de gepretendeerde tegenvordering voorshands voldoende is gestaafd. [gedaagde] voert gemotiveerd aan dat uit de door [eisers] overgelegde producties, zowel in de bodemprocedure als in onderhavige procedure, blijkt dat de vordering van [eisers] niet als voldoende gestaafd kan worden aangemerkt. Dit blijkt ook al uit het enkele feit dat de kantonrechter in zijn vonnis van 16 oktober 2006 een bewijsopdracht heeft verstrekt aan [eisers].
[gedaagde] vordert in reconventie dan ook opheffing van het door [eisers] gelegde eigenbeslag, met veroordeling van [eisers] in de kosten in conventie en in reconventie. [gedaagde] stelt gemotiveerd dat hij er, gelet op het feit dat [eisers] in de kort gedingdagvaarding heeft aangegeven niet bereid te zijn het toegewezen bedrag van
€ 57.234,24 te betalen, spoedeisend belang bij heeft om onder, opheffing van het eigenbeslag, de executie van het vonnis van 16 oktober 2006 voort te zetten.
4. De beoordeling in conventie en in reconventie
4.1. Blijkens het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van 16 oktober 2006 dient [eisers] aan [gedaagde] een bedrag te voldoen van in totaal € 57.234,24. Het vonnis is op dit punt uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Nu [eisers] heeft aangegeven aan deze veroordeling niet te kunnen/zullen voldoen, is [gedaagde] bevoegd om tot executie over te gaan. Hierop dient een uitzondering te worden gemaakt indien [gedaagde] door het treffen van de executiemaatregelen zoals hij heeft gedaan, misbruik maakt van zijn executiebevoegdheid, omdat hij, mede gelet op de belangen aan de zijde van [eisers] die door de executie zouden worden geschaad, geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van zijn executiebevoegdheid. Dat zal onder meer het geval kunnen zijn indien de tenuitvoerlegging van het te executeren vonnis klaarblijkelijk op een juridische misslag berust of op grond van nadien voorgevallen of aan het licht gekomen feiten of omstandigheden de executie van dat vonnis klaarblijkelijk aan de zijde van [eisers] een noodtoestand zal doen ontstaan, waardoor onverwijlde tenuitvoerlegging niet kan worden aanvaard.
4.2. Dat sprake is van een klaarblijkelijke juridische dan wel feitelijke misslag in het vonnis van 16 oktober 2006 is niet gebleken.
Voorzover de stelling van [eisers], dat zij onevenredig in haar belangen is geschaad omdat de kantonrechter niet gelijktijdig in conventie en in reconventie een eindbeslissing heeft genomen, aldus moet worden begrepen dat er sprake is van een juridische misslag, overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Op grond van artikel 138 Rv heeft een rechter de discretionaire bevoegdheid om, indien hij van oordeel is dat de zaak in conventie dan wel die in reconventie eerder kan worden afgedaan dan de andere zaak, de conventie en reconventie te splitsen. Daarbij valt, blijkens de toelichting op voornoemd artikel, te denken aan de situatie dat de eis in conventie na de reguliere conclusiewisseling of de comparitie na antwoord zonder meer kan worden toe- of afgewezen, terwijl de daarvan geheel losstaande eis in reconventie uitvoerige bewijslevering vereist alvorens een beslissing kan worden gegeven. Gelet hierop, alsmede gelet op de overwegingen in het vonnis van 16 oktober 2006, kan niet worden geconcludeerd dat er sprake is van een juridische misslag op dit punt.
Voorzover [eisers] stelt dat sprake is van nieuwe feiten of omstandigheden in bovenbedoelde zin, wordt als volgt overwogen. Afgezien van de vraag of de door [eisers] ter staving overgelegde producties in onderhavige zaak al als zodanig kunnen worden aangemerkt, blijkt uit deze stukken (nog steeds) niet “dat zij, in tegenstelling tot wat in de huurovereenkomst van 1 mei 1990 staat, vanaf het begin van de huurovereenkomst met de verhuurder(s) heeft afgesproken dat de kosten voor gas, water en elektriciteit in de gebruikersvergoeding waren opgenomen en dat die kosten tot 2003 ook steeds zijn betaald door de verhuurder(s)” zoals haar door de kantonrechter is opgedragen te bewijzen.
Voorzover [eisers] met haar stelling dat zij een groot restitutierisico loopt bij betaling, bedoelt te stellen dat de executie van het vonnis aan de zijde van [eisers] een noodtoestand zal doen ontstaan, overweegt de voorzieningenrechter dat, afgezien van het feit dat deze stelling gelet op het gemotiveerde verweer van [gedaagde] door [eisers] onvoldoende nader is onderbouwd, de mate van solvabiliteit van de executant geen reden mag zijn hem de executie te beletten.
4.3. Tot slot resteert de vraag of het conservatoire beslag dat [eisers] onder zichzelf heeft gelegd in de weg staat aan het executeren van het vonnis door [gedaagde].
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is een conservatoir eigenbeslag ter afwending van het executeren van een vonnis niet in alle gevallen uitgesloten, doch is dit slechts aanvaardbaar indien de gepretendeerde tegenvordering op basis van de overgelegde bescheiden voorshands voldoende is gestaafd. Hieraan is in dit geval naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet voldaan.
Blijkens het vonnis van de kantonrechter van 16 oktober 2006 dient [eisers] te bewijzen “dat zij, in tegenstelling tot wat in de huurovereenkomst van 1 mei 1990 staat, vanaf het begin van de huurovereenkomst met de verhuurder(s) heeft afgesproken dat de kosten voor gas, water en elektriciteit in de gebruikersvergoeding waren opgenomen en dat die kosten tot 2003 ook steeds zijn betaald door de verhuurder(s).” De kantonrechter heeft daarbij eveneens geoordeeld dat de in die procedure overgelegde stukken daartoe onvoldoende zijn.
Mede gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door [gedaagde], is de voorzieningenrechter van oordeel dat uit de door Schier overgelegde producties in onderhavige zaak evenmin kan worden afgeleid dat zij, in tegenstelling tot wat in de huurovereenkomst van 1 mei 1990 staat, vanaf het begin van de huurovereenkomst met de verhuurder(s) heeft afgesproken dat de kosten voor gas, water en elektriciteit in de gebruikersvergoeding waren opgenomen en dat die kosten tot 2003 ook steeds zijn betaald door de verhuurder(s). Er is derhalve nog steeds nadere bewijslevering nodig door [eisers] op dit punt.
Onder deze omstandigheden mag het recht tot executie van een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis niet worden achtergesteld of uitgesteld ter wille van aanspraken waarvan de rechtmatigheid nog niet is aangetoond. De vorderingen in conventie van [eisers] zullen worden afgewezen.
4.4. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, alsmede gelet op het feit dat [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat hij over andere vermogensbestanddelen beschikt waarop [eisers] ter verzekering van haar vordering beslag kan leggen, zal de voorzieningenrechter het eigenbeslag opheffen. Gelet hierop is voor het opleggen van een dwangsom geen plaats.
4.5. Schier zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding in conventie en in reconventie.
- wijst de vordering van [eisers] af;
- heft op het door [eisers] op 14 november 2006 ex artikel 724 Rv. onder zichzelf gelegde beslag;
- verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd;
in conventie en in reconventie
- veroordeelt [eisers] in de kosten van de procedure, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 248,-- wegens verschotten en € 1.054,-- wegens procureurssalaris.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2006 in tegenwoordigheid van de griffier.