ECLI:NL:RBMID:2006:AZ8681

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
15 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
AWB-05-867
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplaatsing van ambtenaar op grond van artikel 57, tweede lid, van het ARAR en de beoordeling van een verstoorde arbeidsverhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 15 november 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen een ambtenaar, eiser, en de Algemeen directeur van Staatsbosbeheer, verweerder. Eiser was werkzaam als veldmedewerker bij Staatsbosbeheer en was verplaatst naar een andere functie op basis van een verstoorde arbeidsverhouding. Verweerder had op 1 juli 2005 het bezwaar van eiser tegen deze verplaatsing ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde bij de rechtbank. De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2006 behandeld.

Eiser betwistte de verstoorde arbeidsverhouding en stelde dat verweerder geen concrete feiten had aangedragen die deze verstoorde relatie onderbouwden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er weliswaar opmerkingen waren gemaakt over het functioneren van eiser, maar dat deze niet voldoende waren om te concluderen dat er daadwerkelijk sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding. De rechtbank oordeelde dat de gesprekken tussen eiser en zijn leidinggevenden eerder een gedachtewisseling waren dan een bevestiging van een verstoorde relatie.

De rechtbank concludeerde dat verweerder onvoldoende feiten had gepresenteerd om de verplaatsing van eiser te rechtvaardigen. Daarom werd het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiser. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 644,- werden vastgesteld, en het griffierecht van € 138,- werd vergoed aan eiser. De uitspraak biedt inzicht in de vereisten voor een verplaatsing van een ambtenaar en de noodzaak van een deugdelijke onderbouwing van een verstoorde arbeidsverhouding.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDELBURG
Sector bestuursrecht
AWB nummer: 05/867
uitspraak van de meervoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken
inzake
[naam eiser], wonende te [woonplaats eiser], eiser, gemachtigde J. Veeren,
tegen
de Algemeen directeur Staatsbosbeheer, te Driebergen, verweerder.
I. Procesverloop
Bij besluit van 1 juli 2005 heeft verweerder de bezwaren van eiser tegen zijn verplaatsing op grond van het bepaalde in artikel 57, tweede lid, van het Algemeen Rijksambtenaren-reglement (Arar) ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld bij de rechtbank Breda, welke rechtbank het beroep met toepassing van artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) ter behandeling aan de rechtbank Middelburg heeft doorgezonden. Het beroep is op 28 september 2006 behandeld ter zitting. Eiser is daar in persoon verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden mr. I. Brouwer en ir. C.J. de Lange.
II. Overwegingen
1. Blijkens de stukken is eiser sedert geruime tijd werkzaam geweest bij Staatsbosbeheer in de functie van veldmedewerker bij de beheerseenheid Noord Zeeland, standplaats Zonnemaire. Bij brief van 7 oktober 2004 is door verweerder aan eiser het voornemen kenbaar gemaakt om eiser over te plaatsen naar de beheerseenheid Zuid Hollandse Eilanden in de functie van veldmedewerker V & R met als standplaats Numansdorp met als reden de aanwezigheid van een verstoorde arbeidsverhouding tussen eiser en zijn leidinggevende. Nadat eiser op 5 november 2004 over zijn bedenkingen tegen dit voornemen is gehoord, heeft verweerder bij besluit van 16 november 2004 eiser met ingang van 22 november 2004 verplaatst omdat verweerder een situatie van verstoorde arbeidsverhoudingen niet langer verantwoord achtte.
2. In het bestreden besluit heeft verweerder zijn standpunt, zoals ingenomen in vorengenoemd besluit, gehandhaafd.
3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder geen concrete feiten en omstandigheden heeft genoemd waaruit blijkt dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen hem en zijn leidinggevende. De volgens verweerder beschikbare informatie hierover is niet in zijn bezit en hij is evenmin vooraf van informatie in kennis gesteld, aldus eiser. Tijdens de hoorzitting naar aanleiding van het bezwaarschrift van eiser zijn volgens eiser de feiten en omstandigheden zoals genoemd door verweerder in het bestreden besluit evenmin aan de orde gesteld. Eiser heeft zich dan ook niet kunnen uitlaten over het hem verweten gedrag. Daarnaast stelt eiser dat er zijns inziens geen sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding.
4. De rechtbank overweegt het volgende.
5. Ingevolge artikel 57, tweede lid, van het Arar, is de ambtenaar verplicht een andere passende functie te aanvaarden, wanneer het belang van de dienst zulks vordert: a. overeenkomstig het bepaalde in artikel 49h indien het gaat om een verplaatsing in het kader van een reorganisatie, en; b. overeenkomstig het bepaalde in artikel 49h, eerste lid in de overige gevallen.
6. De rechtbank ziet zich gesteld voor beantwoording van de vraag of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding tussen eiser en diens leidinggevende en dat gelet op die omstandigheid het belang van de dienst vordert dat eiser wordt verplaatst.
7. Aan het bestreden besluit heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiser zich bij de uitoefening van werkzaamheden op zodanige wijze opstelde dat daardoor de sfeer binnen de beheerseenheid in negatieve zin werd bepaald. Eiser was hard, tegendraads en negatief. Voorts kwam eiser met regelmaat afspraken niet na, haalde eiser gestelde deadline's niet en gaf eiser geen gehoor aan opdrachten. Volgens verweerder is eiser niet in staat gebleken tijdig meet- en blesgegevens aan te leveren, knelpunten van fiets-, ruiter-, en wandelroutes aan te geven en een planning te maken voor het maaien en snoeien van paden. Eiser is voorts verzocht het aantal dienstkilometers te beperken door zijn werk niet steeds van huis uit te verrichten. Werkoverleg en vergaderdata werden door eiser gefrustreerd dan wel werd door eiser hieraan eenzijdig geen gehoor gegeven. Verder heeft eiser in strijd met afspraken zijn mening in de pers kenbaar gemaakt over het aanbrengen van een schelpenverharding op een mountainbike route. Ook in andere zaken heeft eiser volgens verweerder geweigerd het beleid van Staatsbosbeheer na te volgen en uit te dragen. Verweerder wijst erop dat eiser geen gehoor heeft gegeven aan het verzoek van de opzichter om alle opdrachten aan derden (aannemers) via hem te laten lopen.
8. Uit de stukken blijkt dat eisers afwezigheid bij een werkoverleg op 16 september 2003 en eisers houding ten opzichte managementbeslissingen is besproken in een gesprek tussen eiser en districtshoofd [naam districtshoofd] op 23 september 2003. Het verslag van het functioneringsgesprek op 19 december 2003 tussen eiser en waarnemend chef [naam wnd chef] bevat een aantekening omtrent eisers scherpe reacties op mensen en gebeurtenissen. Het gesprek van eiser met zijn nieuwe leidinggevende [naam leidinggevende] op 20 april 2004 betreft de visie van eiser op de werkzaamheden in de beheerseenheid sedert het aantreden van laatstgenoemde per 1 januari 2004. Voorts zijn in dit gesprek bovengenoemde afspraken met eiser gemaakt waaraan de termijn van 1 augustus 2004 is verbonden. Verweerder heeft voorts stukken over het 'schelpenincident' overgelegd.
9. Dit geheel van stukken overziend concludeert de rechtbank dat in vorenbedoelde gesprekken weliswaar aanmerkingen zijn gemaakt over het functioneren van eiser binnen de beheerseenheid die naar strekking overeenkomen met hetgeen verweerder heeft opgemerkt in het bestreden besluit doch naar het oordeel van de rechtbank valt hieruit niet af te leiden dat deze gesprekken verweerder reeds tot de slotsom gebracht kunnen hebben dat sprake was van een verstoorde arbeidsverhouding met eiser. Naar het oordeel van de rechtbank is veeleer sprake geweest van een gedachtewisseling van eiser met diens leidinggevenden waarin afspraken met hem zijn gemaakt met het oog op het functioneren in de toekomst. Verweerder heeft ter zitting ook erkend dat in deze gesprekken nog een onbevooroordeelde houding ten opzichte van eiser bestond.
10. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat het omslagpunt in de houding tegenover eiser is gekomen na het "schelpenincident" in juni 2004, waarbij als gevolg van eisers uitlatingen in de pers omtrent de aangebrachte verharding van tot dusver onverhard gehouden delen van mountainbike routes met kleischelpen verweerders onderhandelingspositie ten opzichte van de provincie Zeeland zou zijn geschaad. Eiser is naar aanleiding hiervan een spreekverbod met de pers opgelegd. Voorts is eiser aangesproken op het niet ondertekenen van het verslag van het met hem gehouden functioneringsgesprek in april 2004. Verweerder heeft er op gewezen dat na driekwart jaar geen vertrouwensbasis meer bleek te bestaan tussen de op 1 januari 2004 aangetreden nieuwe opzichter en eiser. Eerstgenoemde diende leiding te geven in een situatie waarbij de medewerkers binnen de beheerseenheid voor zich een zelfstandige positie hadden verworven en moeilijk aan te sturen waren, aldus verweerder.
11. De rechtbank stelt vast dat van verslagen van functioneringsgesprekken dan wel verslagen van andere gesprekken, betrekking hebbend op de periode vanaf de aanstelling van de nieuwe opzichter en meer in het bijzonder de periode vanaf juni 2004, de maand waarin het "schelpenincident" zich voordeed, tot 7 oktober 2004, de datum waarop eiser het voornemen kenbaar is gemaakt om hem te verplaatsen, en waarin zich de kentering in de houding van verweerder ten opzichte van eiser moet hebben voorgedaan, niet is gebleken.
Ter zitting is namens verweerder gesteld dat er met eiser wel degelijk bilaterale gesprekken zijn gevoerd, maar dat daarvan niet altijd verslagen zijn gemaakt. Hoewel de rechtbank deze stelling aannemelijk acht, betekent het niet aanwezig zijn van bedoelde stukken tegelijkertijd dat niet inzichtelijk noch controleerbaar is in hoeverre eiser met hem gemaakte afspraken, zoals weergegeven in het bestreden besluit, niet is nagekomen, welk gewicht verweerder hieraan wilde hechten en of eiser zulks ook duidelijk is gemaakt.
12. Gelet hierop komt de rechtbank tot het oordeel dat de vaststelling van verweerder dat sprake is van een verstoorde arbeidsverhouding met eiser en dat het belang van de dienst de verplaatsing van eiser vordert door onvoldoende kenbare feiten wordt geschraagd. Zij komt daarom tot de conclusie dat verweerder in strijd met het bepaalde in artikel 57, tweede lid van het Arar tot verplaatsing van eiser heeft besloten.
13. Het beroep van eiser dient gegrond verklaard te worden.
14. In het voorgaande ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,-, uitgaande van een zaak van gemiddelde zwaarte en van twee proceshandelingen.
III. Uitspraak
De Rechtbank Middelburg verklaart het beroep gegrond; vernietigt het bestreden besluit; draagt verweerder op een nieuw besluit op het bezwaarschrift van eiser te nemen; bepaalt dat de Staat der Nederlanden aan eiser het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 138 (honderdachtendertig euro) vergoedt; veroordeelt verweerder in de kosten van deze procedure, aan de zijde van eiser begroot op € 644,- (zeshonderdvierenveertig euro), te betalen door Staat der Nederlanden aan eiser.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 15 november 2006 door mr. G.H. Nomes als voorzitter, en mr. C. van Boven-Hartogh en mr. I. Dijkman als leden, in tegenwoordigheid van mr. W. Evenhuis als griffier.
Tegen deze uitspraak kan een belanghebbende hoger beroep instellen. Het instellen van het hoger beroep geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht, binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak. Nota bene: In deze uitspraak is het beroep (deels) gegrond verklaard en is het bestreden besluit vernietigd. Als de rechtbank daarbij gronden van uw beroep uitdrukkelijk heeft verworpen en u wilt daarin niet berusten, moet daartegen binnen bovengenoemde termijn hoger beroep worden ingesteld. Afschrift verzonden op: