ECLI:NL:RBMID:2006:AZ9817
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M.J.M. Klarenbeek
- Rechtspraak.nl
Waardering van een geldvordering op contante waarde in het kader van legitieme portie en bewijsvoering van een gift
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Middelburg op 18 december 2006, gaat het om een geschil over de legitieme portie van eiseres in de nalatenschap van de erflaatster. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.M. Capelle, vordert een uitkering van een geldsom die voortvloeit uit een geldlening die de erflaatster aan een derde had verstrekt. De gedaagden, vertegenwoordigd door mr. R.M.T. van Diepen, betwisten de hoogte van de vordering en stellen dat eiseres voor het overlijden van de erflaatster een gift van ƒ 4.000,- heeft ontvangen, wat invloed heeft op haar legitieme portie.
De procedure begon met dagvaardingen in mei 2006, gevolgd door conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Een tussenvonnis werd op 25 september 2006 gewezen, waarin de gedaagden werden toegelaten om bewijs te leveren van de gestelde gift. De kantonrechter heeft in dit vonnis de gedaagden de mogelijkheid gegeven om getuigen te horen om hun stelling te onderbouwen. De zaak werd vervolgens aangehouden voor verdere bewijsvoering en beoordeling van de contante waarde van de geldlening.
De kantonrechter oordeelt dat de geldlening niet tussentijds opeisbaar is, ook niet na het overlijden van de erflaatster. Dit betekent dat de gedaagden het risico van insolventie van de derde moeten dragen en dat er rekening moet worden gehouden met de resterende looptijd van de lening. De kantonrechter benadrukt dat de contante waarde van de geldlening moet worden vastgesteld op het moment van overlijden van de erflaatster, en dat partijen de gelegenheid krijgen om zich hierover uit te laten. De beslissing over de vordering van eiseres en de eventuele uitkering aan haar zal pas na het horen van getuigen en het vaststellen van de contante waarde worden genomen.