ECLI:NL:RBMID:2007:AZ6346

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
44403 HA ZA 04-456
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de totstandkoming van een overeenkomst en toepasselijkheid van algemene voorwaarden in internationale context

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 17 januari 2007 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Pro Line Limited & Co. GmbH, Genoa Maritime S.A. en Burma Navigation Corporation als eiseressen, en Scheldepoort B.V. als gedaagde. De rechtbank heeft zich eerst gebogen over de vraag of er tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is. De 'quotation' van Scheldepoort wordt gekwalificeerd als een offerte, maar de rechtbank verwerpt het standpunt van Pro Line dat de VNSI-voorwaarden niet van toepassing zijn. Volgens artikel 6:247 van het Burgerlijk Wetboek zijn deze voorwaarden niet van toepassing op contracten waarbij niet beide partijen in Nederland zijn gevestigd. De Hoge Raad heeft eerder bepaald dat een enkele verwijzing naar algemene voorwaarden in dergelijke gevallen voldoende is. Pro Line, als internationale onderneming, had zich bewust moeten zijn van deze verwijzing naar algemene voorwaarden.

De rechtbank concludeert dat de algemene voorwaarden van Scheldepoort deel uitmaken van het aanbod. Pro Line had de mogelijkheid om de toepasselijkheid van deze voorwaarden te betwisten bij ontvangst van de offerte, maar heeft dit nagelaten. Hierdoor heeft Pro Line het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat zij instemde met de voorwaarden. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat de voorwaarden van Scheldepoort van toepassing zijn op de 'quotation'.

Vervolgens heeft de rechtbank beoordeeld of een beroep op artikel 3 van de voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is, gezien de omstandigheden waarin Scheldepoort opereert. Scheldepoort ontvangt voortdurend aanvragen voor reparaties en het is niet onredelijk dat zij voorwaarden hanteert die vereisen dat overeenkomsten pas tot stand komen na schriftelijke bevestiging. De rechtbank verwerpt ook het argument van Pro Line dat Scheldepoort rechtsgeldig werd vertegenwoordigd door Grecian Maritime, aangezien Pro Line zelf deze partij heeft ingeschakeld om offertes op te vragen. Uiteindelijk wijst de rechtbank de vorderingen van Pro Line, Genoa en Burma af en veroordeelt hen in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 44403 / HA ZA 04-456
Vonnis van 17 januari 2007
in de zaak van
1. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
PRO LINE LIMITED & CO. GMBH,
gevestigd te Hamburg, Duitsland,
2. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
GENOA MARITIME S.A.
gevestigd te Piraeus, Griekenland,
3. de vennootschap naar het recht van de plaats van haar vestiging
BURMA NAVIGATION CORPORATION
gevestigd te Yangon, Myanmar,
eiseressen,
procureur mr. C.J. IJdema,
advocaat mr. M. van Tuijl,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SCHELDEPOORT B.V.,
gevestigd te Ritthem,
gedaagde,
procureur mr. K.P.T.G. Flos,
advocaat mr. L.J. de Hollander.
Partijen zullen hierna Pro Line, Genoa, Burma en Scheldepoort genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 5 april 2006;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 augustus 2006;
- de akte na comparitie van Pro Line, Genoa en Burma;
- de akte uitlating van Scheldepoort.
De verdere beoordeling van het geschil
De rechtbank zal eerst stilstaan bij de vraag of tussen partijen een overeenkomst tostand is gekomen. De rechtbank is van oordeel dat die ontkennend dient te worden beantwoord. Zij is met Pro Line van oordeel dat de "quotation" van Scheldepoort moet worden gekwalificeerd als een offerte. De rechtbank verwerpt echter het door Pro Line verdedigde standpunt dat de VNSI-voorwaarden op deze offerte niet van toepassing zijn. Artikel 6:247 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat afdeling 6.5.3. niet van toepassing is op contracten waarbij niet beide partijen in Nederland gevestigd zijn. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 2 februari 2001 NJ 2001,200 reeds uitgemaakt dat een enkele verwijzing naar algemene voorwaarden in dat geval volstaat en dat Pro Line als internationale onderneming bedacht moest zijn op deze op zich niet ongebruikelijke verwijzing naar algemene voorwaarden. De door Scheldepoort gehanteerde algemene voorwaarden maken deel uit van het door haar uitgebrachte aanbod. Het heeft Pro Line vrijgestaan om bij de ontvangst van de door Scheldepoort uitgebrachte "quotation" de toepasselijkheid van algemene voorwaarden af te wijzen. Dat heeft zij niet gedaan. Zij heeft daarmee tegenover Scheldepoort het gerechtvaardigde vertrouwen gewekt dat zij instemde met de toepasselijkheid van die voorwaarden. De rechtbank gaat er bij de beoordeling derhalve vanuit dat de door Scheldepoort genoemde voorwaarden op de "quotation" van toepassing zijn. Zij komt vervolgens toe aan de vraag of een beroep op artikel 3 van de voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Zij is van oordeel dat dit niet het geval is. Scheldepoort heeft onweersproken gesteld dat zij, en met haar andere werven, voortdurend aanvragen ontvangen voor het uitvoeren van reparaties en dat de rederijen bij verschillende werven een offerte aanvragen. Het is onder die omstandigheden niet onredelijk dat scheepswerven zoals Scheldepoort voorwaarden hanteren waarin is opgenomen dat overeenkomsten eerst tot stand komen na een schriftelijke bevestiging door de werf. Zou dat anders zijn dan zouden de werven geen enkele controle meer hebben over uitstaande offertes en daarmee op de aanwezige reparatie capaciteit. Tenslotte heeft Pro Line nog aangevoerd dat Scheldepoort bij aanvaarding van de opdracht rechtsgeldig werd vertegenwoordigd door Grecian Maritime. De rechtbank verwerpt ook deze stelling. Het is immers Pro Line geweest die met tussenkomst van Genoa Gracian Maritime heeft ingeschakeld om bij werven in Nederland en België offertes op te vragen ( productie 1). Het enkele feit Scheldepoort vervolgens via Gracian Maritime een offerte heeft uitgebracht brengt niet met zich dat Gracian Maritime als vertegenwoordiger van Scheldepoort is opgetreden. De rechtbank zal de vorderingen van Pro Line, Genoa en Burma derhalve afwijzen.
Pro Line, Genoa en Burma dienen als de in het ongelijk te stellen partijen te worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
De beslissing
De rechtbank
- wijst de vorderingen van Pro Line, Genoa en Burma af;
- veroordeelt Pro Line en Genoa en Burma in de kosten van het geding welke aan de zijde van Scheldepoort tot aan dit moment worden begroot op € 2.050,00 wegens griffierecht en € 3.576,00 wegens procureurssalaris;
- verklaart het vonnis met betrekking tot de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2007.?