ECLI:NL:RBMID:2007:AZ8949

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
20241 HA ZA 99-004
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid Standfast voor waterschade aan jacht

In deze zaak stond de aansprakelijkheid van Standfast Yachts B.V. centraal, naar aanleiding van schade aan een jacht dat in 1995 ter reparatie en winterberging was aangeboden. De eiser, wonende in Lochristi, België, stelde dat er in 1997 water- en corrosieschade was geconstateerd aan de startmotor en het vliegwielhuis van zijn jacht. De rechtbank moest beoordelen of Standfast tekort was geschoten in haar verplichtingen door deze schade niet tijdig op te merken. De deskundige die was ingeschakeld, bevestigde dat de waterinwerking in de motor en het vliegwielhuis al in 1995 had moeten worden vastgesteld. Standfast had, indien zij dit had gedaan, conserverende maatregelen kunnen nemen om verdere schade te voorkomen. De rechtbank oordeelde dat Standfast aansprakelijk was voor de schade die was ontstaan door het niet tijdig constateren van de waterinwerking. De schade werd door de rechtbank vastgesteld op € 1.000,--, exclusief BTW, met wettelijke rente vanaf 1 juni 1997. Daarnaast werd Standfast veroordeeld tot betaling van de helft van de door eiser voorgeschoten deskundigenkosten, omdat de proceskosten werden gecompenseerd. De rechtbank concludeerde dat de vordering van eiser gedeeltelijk werd toegewezen, waarbij beide partijen gedeeltelijk in het gelijk werden gesteld. Het vonnis werd uitgesproken op 7 februari 2007.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
50844HA ZA 06-250844HA ZA 06-2[datum_beslissing]
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 20241 / HA ZA 99-004
Vonnis van 7 februari 2007
in de zaak van
[eiser],
wonende te Lochristi, België,
eiser,
procureur: mr. J. Boogaard,
tegen
de besloten vennootschap STANDFAST YACHTS B.V.,
gevestigd te Breskens, gemeente Sluis,
gedaagde,
procureur: mr. A.I. Cambier.
De verdere procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 15 september 2004
- het deskundigenbericht
- de conclusie na tweede deskundigenbericht van [eiser]
- de antwoord-conclusie na (tweede) deskundigenbericht van Standfast.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De verdere beoordeling
Het gaat in deze zaak om de vraag of Standfast aansprakelijk is voor schade die in 1997 is geconstateerd aan het bij haar in verband met een lekkage in 1995 ter reparatie en vervolgens ter winterberging aangeboden jacht van [eiser]. De schade bestond enerzijds uit water- en corrosieschade aan de startmotor en het vliegwielhuis, anderzijds uit water- en corrosieschade aan de motor zelf. Over beide schadeposten zijn vragen gesteld aan een deskundige. De deskundige heeft aangegeven, ook nu de het betreffend jacht en de daarin destijds aanwezige motor door hem niet konden worden gezien, die vragen te kunnen beantwoorden. Hij heeft vervolgens antwoorden gegeven.
2.2. Ten aanzien van de schade aan de startmotor en het vliegwielhuis is tussen partijen in geschil of Standfast die schade in het kader van de door [eiser] aan haar opgedragen werkzaamheden de lekkage te repareren had behoren op te merken en te verhelpen. Daarvoor is, zo is in het vonnis van 24 januari 2001 overwogen, van belang het antwoord op de vraag of de waterinwerking in de startmotor en het vliegwielhuis het directe en te verwachten gevolg was van de lekkage, in verband waarmee het jacht ter reparatie bij Standfast was gebracht. De deskundige, aan wie deze vraag is voorgelegd, heeft daarop zonder meer bevestigend geantwoord. In hun reacties op het deskundigenrapport hebben partijen dat oordeel niet aangevochten. De rechtbank zal dan ook dat oordeel van de deskundige overnemen. Dat betekent dat Standfast de waterinwerking in de startmotor en het vliegwielhuis al in het najaar van 1995 had behoren te constateren. Dat heeft zij niet gedaan. Aldus is zij in de haar opgedragen (reparatie-)werkzaamheden tekort geschoten. Had zij de waterinwerking wel geconstateerd, dan had zij direct conserverende maatregelen kunnen toepassen. Dan was niet de later geconstateerde corrosieschade ontstaan. Standfast is aansprakelijk voor die schade. De schade is pas in 1997 ontdekt. Standfast stelt dat het aan [eiser] te wijten is dat de waterwerking niet eerder is ontdekt; hij heeft een seizoen zijn jacht niet gebruikt. Was de waterinwerking wel eerder ontdekt, dan was de schade (dat stelt ook de deskundige) wellicht minder groot geweest. De rechtbank is van oordeel dat [eiser] niets te verwijten valt. Hij behoefde immers geen rekening te houden met waterinwerking en corrosievorming in de startmotor en het vliegwielhuis van zijn jacht. Nu hij met de mogelijkheid van schade geen rekening behoefde te houden, kan hem niet worden tegengeworpen dat hij schadebeperkend had moeten optreden. Standfast is voor de totale schade (aan de startmotor en het vliegwielhuis) aansprakelijk.
2.3. De waterinwerking in de motor was – daarover zijn partijen het eens – niet het gevolg van de lekkage. [eiser] heeft gesteld dat Standfast deze waterinwerking ook had behoren op te merken. Zij had, nu [eiser] opdracht tot het in winterberging nemen van het jacht had gegeven, met de motor moeten proefdraaien. Dan was de waterinwerking aan het licht gekomen. Standfast heeft daar tegen in gebracht (voor zover, gelet op rubriek 4.6 in het tussenvonnis van 24 januari 2001, nu nog van belang) dat de opdracht tot het in winterberging nemen niet het proefdraaien van de motor omvat. Dat gebeurt wel als wordt gevraagd een vaartuig winterklaar te maken. Daartoe had [eiser] geen opdracht gegeven. De deskundige heeft – uitgaande van wat in de watersport gebruikelijk is – uitleg gegeven van de term “in winterberging nemen” ter onderscheiding van “winterklaar maken”. “In winterberging nemen” is (slechts) het voor de winter stallen van een vaartuig, in de haven, op het buitenterrein of in een overdekte ruimte. “Winterklaar maken” gaat veel verder: daarbij gaat het om het behandelen van alle delen van een vaartuig en de daartoe behorende installaties, die door de klimatologische omstandigheden gedurende de winter en/of door langdurig stilliggen schade kunnen oplopen. De deskundige geeft voorts nog aan dat het niet gebruikelijk is dat men, voordat een vaartuig in winterberging wordt genomen, de motor ervan laat draaien. De deskundige wijst tenslotte op het gebruik om bij een opdracht tot het in winterberging nemen van een vaartuig de eigenaar wordt gevraagd (vooral om aansprakelijkheid uit te sluiten) of hij wil dat het vaartuig ook winterklaar wordt gemaakt. Wat [eiser] Standfast verwijt is dat ze zijn jacht nadat de opdracht tot in winterberging was gegeven, niet (ook) winterklaar heeft gemaakt. Dat verwijt kan geen stand houden. Het winterklaar maken is iets anders dan het in winterberging nemen; wanneer het één wordt opgedragen, kan de opdrachtnemer niet worden verweten dat hij het andere niet heeft gedaan. Ook al had Standfast, toen [eiser] de opdracht tot het in winterberging nemen gaf, in verband met het door de deskundige genoemde gebruik aan hem moeten vragen of hij wilde dat het jacht winterklaar werd gemaakt, dan betekent dat nog niet dat, nu zij die vraag niet heeft gesteld, [eiser] erop mocht rekenen dat zijn jacht niet alleen in winterberging werd genomen, maar ook winterklaar zou worden gemaakt.
De conclusie van dit alles is dat Standfast terecht niet met de motor heeft proefgedraaid en dat [eiser] op dat proefdraaien ook niet mocht rekenen. Het kan Standfast niet worden verweten dat zij de waterinwerking in de motor bij het in winterberging nemen niet heeft vastgesteld. Zij is niet tekort geschoten. Voor de schade, ontstaan doordat die waterinwerking niet direct is opgelost, is zij dan ook niet aansprakelijk.
2.4. Resumerend staat vast dat Standfast aansprakelijk is voor de schade, door [eiser] geleden doordat niet tijdig de waterinwerking in de startmotor en het vliegwielhuis van zijn jacht is vastgesteld. De hoogte van die schade zal nu moeten worden vastgesteld.
2.4.1. Het gaat dan allereerst om de direct door [eiser] geleden schade: de kosten voor het door het handelen van Standfast noodzakelijke geworden herstel. [eiser] heeft in dat kader als schade gevorderd de dagwaarde van de motor. Nu Standfast alleen aansprakelijk is voor de schade aan de startmotor en het vliegwielhuis, kan [eiser] in die stelling niet worden gevolgd. Het stellen van nadere vragen aan de deskundige (zoals door [eiser] voorgesteld) is niet nodig. Het zal alleen kunnen gaan om herstelkosten van de startmotor en het vliegwielhuis. Vast dat er geen reparaties zijn uitgevoerd; ook daar kan geen aanknopingspunt voor de schadevaststelling worden gevonden. De deskundige gaat in zijn schadebegroting uit van reparatie van de (totale) motor. Die begroting kan dus evenmin als uitgangspunt dienen. De rechtbank zal de schade daarom zelf in redelijkheid begroten en vaststellen. Zij gaat daarbij uit van de navolgende uitgangspunten:
- de waterinwerking zelf is niet aan Standfast te wijten; was direct juist gehandeld, dan waren conserveringsmaatregelen getroffen die dan voor rekening van [eiser] zouden zijn gekomen (dat rapporteert ook de deskundige); nu de motor in verband met het zoeken naar de plaats van lekkage al was uitgebouwd, had dat dan niet meer afzonderlijk behoeven te worden gedaan;
- doordat de waterinwerking niet tijdig is geconstateerd, diende (zo blijkt uit de schadeopstelling van de deskundige) de startmotor te worden vervangen; of ook het vliegwielhuis diende te worden vervangen of dat met schoonmaken kon worden volstaan is niet duidelijk geworden; wel had (opnieuw) de motor moeten worden uitgebouwd.
De rechtbank schat de kosten in redelijkheid op een bedrag van € 1.000,--, excl. BTW, uitgaande van het prijspeil van 1997. Dit bedrag zal – vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 1997 – worden toegewezen.
2.4.2. [eiser] heeft blijkens zijn bij akte van 1 maart 2000 ingediende schadestaat (aangepast bij conclusies van 7 januari 2004 en 18 oktober 2006) als schadeposten voorts nog opgevoerd vakantieschade (€ 5.040,--), kosten zomerstalling (€ 884,88) en kosten voor de deskundige Beck (€ 335,90).
Ten aanzien van de vakantieschade en de kosten zomerstalling overweegt de rechtbank als volgt. Het had op de weg van [eiser] gelegen zijn schade te beperken. Gesteld noch gebleken is dat de schade aan het jacht van [eiser] zodanig was, dat reparatie niet mogelijk was. [eiser] heeft evenwel niet laten repareren, naar hij zegt om budgettaire redenen. Voor zover Standfast aansprakelijk was, bedroeg de schade, zoals hiervoor vastgesteld, € 1.000,--. De door [eiser] opgevoerde schade staat in geen verhouding met de kosten die hij zou hebben gemaakt als hij het jacht had laten repareren. De schade moet dan ook worden gezien als een gevolg van de beslissing van [eiser] om niet te laten repareren, terwijl hij dat op grond van zijn plicht tot schadebeperking, wel had behoren te doen. Standfast is voor die schade niet aansprakelijk.
Al omdat [eiser] de deskundige Beck eenzijdig heeft ingeschakeld en het rapport ook eenzijdig is en in deze procedure om die reden (en omdat [eiser] dat rapport pas zeer laat in het geding heeft gebracht) geen rol heeft gespeeld, kan hij de kosten daarvan niet op Standfast afwentelen.
2.5. [eiser] spreekt in zijn laatste conclusie over vergoeding van de dagwaarde van de motor, zulks in verband met het feit dat de motor, naar [eiser] stelt voor rekening en risico van Standfast, is zoekgeraakt. Wat van dat laatste zij, al omdat de oorspronkelijke vordering van [eiser] niet op deze schade ziet en een wijziging van eis niet is gedaan, zal de rechtbank aan deze stelling van [eiser] dienen voorbij te gaan.
2.6. Op grond van al het vorenstaande komt de rechtbank tot de slotsom dat de vordering van [eiser] voor een deel zal worden toegewezen. Nu beide partijen gedeeltelijk in het gelijk worden gesteld, acht de rechtbank het redelijk de proceskosten te compenseren. Dat betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt en dat de kosten voor deskundigen door partijen dienen te worden gedeeld. Nu de kosten voor deskundigen in hun geheel (tot een bedrag van € 5.416,10) door [eiser] zijn voorgeschoten, zal Standfast nog een bedrag van € 2.708,05 aan [eiser] dienen te voldoen.
De beslissing
De rechtbank
verklaart voor recht dat Standfast in de haar door [eiser] opgedragen reparaties (waterschade) verwijtbaar is tekortgeschoten;
veroordeelt Standfast tot vergoeding van de door [eiser] als gevolg van die fout geleden schade, in totaal belopend een bedrag van € 1.000,--, te vermeerderen met BTW en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 juni 1997 tot aan de dag der algehele voldoening;
compenseert de proceskosten, zo dat iedere partij de eigen kosten en de helft van de deskundigenkosten draagt;
veroordeelt Standfast om € 2.708,05, zijnde de helft van de door [eiser] voorgeschoten deskundigenkosten, aan [eiser] te voldoen;
verklaart dit vonnis, voor zover Standfast is veroordeeld tot betaling van geldbedragen, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2007.