ECLI:NL:RBMID:2007:AZ8961

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
7 februari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
50055 HA ZA 05-548
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M.C. de Regt
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake de rechtsgeldigheid van verpanding en de rol van curator in faillissementen

In deze zaak heeft de Rechtbank Middelburg op 7 februari 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen Summa Finance B.V. en de curator van de failliete vennootschappen Ever Service Zeeland B.V., ZSB Steigerbouw B.V. en Zuid Hollands Service Bureau B.V. De kern van het geschil betreft de rechtsgeldigheid van een notariële akte van verpanding die op 4 december 2003 is opgemaakt, waarbij Summa als schuldeiser en Ever Service Zeeland als schuldenaar zijn aangeduid. De rechtbank heeft vastgesteld dat Zuid Hollands Service Bureau en ZSB Steigerbouw geen partij waren bij de overeenkomst van 11 september 2002, die de basis vormde voor de verpanding. Hierdoor ontbrak de vereiste titel voor de vestiging van het pandrecht ten aanzien van deze vennootschappen. De rechtbank heeft het bewijsaanbod van Summa om de intenties van de partijen te bewijzen gepasseerd, omdat dit niet relevant was voor de beoordeling van het geschil. De curator heeft met succes de nietigheid van de verpanding ingeroepen op basis van artikel 42 van de Faillissementswet, en de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen sprake was van vereenzelviging tussen de betrokken vennootschappen. De primaire vordering van Summa is afgewezen, en de rechtbank heeft verdere vragen geformuleerd die beantwoord moeten worden voordat er een definitieve beslissing kan worden genomen. De zaak is verwezen naar een rolzitting voor dagbepaling van een comparitie.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 50055 / HA ZA 05-548
Vonnis van 7 februari 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SUMMA FINANCE B.V.,
gevestigd te Walsoorden,
eiseres,
procureur mr. C.J. IJdema,
advocaat mr. J. Koekoek,
tegen
MR. BENNE VAN LEEUWEN Q.Q.,
in zijn hoedanigheid van curator in de faillissementen Ever Service Zeeland B.V., ZSB Steigerbouw B.V. en Zuid Hollands Service Bureau B.V.
kantoorhoudende te Goes,
gedaagde,
procureur mr. B. van Leeuwen.
Partijen zullen hierna Summa en de curator genoemd worden.
De procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Op 11 september 2002 is tussen Summa, destijds genaamd Nijco Holding B.V., en Ever Service Zeeland B.V.(hierna: Ever Service Zeeland) een leenovereenkomst gesloten, waarbij Summa aan Ever Service Zeeland een bedrag van € 900.000,00 heeft geleend. Deze overeenkomst luidt, voor zover van belang, als volgt:
“6. As collateral security the borrower will give all the debtors after the ABN AMRO Bank to Nijco Hol[A.E.] and [H.E.] will together be responsible for half of the repayment of the loan and outstanding interests as private persons.”
2.2. Ever Service Zeeland heeft op dezelfde dag de aandelen in ZSB Steigerbouw B.V., hierna: ZSB Steigerbouw, en Zuid Hollands Service Bureau B.V., hierna: Zuid Hollands Service Bureau, verworven voor een bedrag van € 453.780,00. Zuid Hollands Service Bureau fungeerde als werkmaatschappij en als uitzendbureau voor ZSB Steigerbouw. De heer [A.E.] was de bestuurder van deze vennootschappen.
2.3. Op 23 juni 2003 hebben Ever Service Zeeland, Zuid Hollands Service Bureau en ZSB Steigerbouw met ABN Amro een kredietovereenkomst gesloten, waarbij ABN Amro een krediet heeft verstrekt van € 900.000,00 met als zekerheden hoofdelijke medeaansprakelijkheid van Summa, pandrecht van vorderingen en achterstelling tegenover ABN Amro van de vorderingen van Summa van € 554.000,00 op grond van de leenovereenkomst d.d. 11 september 2002.
2.4. Op 4 december 2003 is een notariële akte van verpanding opgemaakt met als titel de leenovereenkomst van 11 september 2002. In deze akte wordt Ever Service Zeeland aangeduid als "schuldenaar", Ever Service Zeeland, Zuid Hollands Service Bureau en ZSB Steigerbouw gezamenlijk als "pandgever" en Summa als "schuldeiser" of "pandhouder". Deze akte houdt voorts de volgende bepaling in:
(…)
A. TITEL
Dat blijkens onderhandse akte, gedagtekend elf september twee september tweeduizend twee de Schuldenaar wegens ter leen ontvangen gelden de som van negenhonderdduizend euro (€900.000,00) schuldig is aan de Schuldeiser onder de in die akte vermelde bepalingen.
Tot meerdere zekerheid voor de terugbetaling van de geldlening aan de Schuldeiser zijn partijen overeengekomen om stil pandrecht te verlenen op alle bestaande en toekomstige vorderingen waaronder begrepen eventuele andere rechten ingevolge de uitoefening van het bedrijf van de Pandgever.
B. VESTIGING STIL PANDRECHT
Ter uitvoering van voormelde verplichting verklaarde de Pandgever hierbij in stil pand te geven aan de schuldeiser, die verklaarde in stil pand te aanvaarden: (…).
2.5. Ever Service Zeeland en ZSB Steigerbouw zijn op 14 juli 2004 failliet verklaard met benoeming van mr. Van Leeuwen tot curator. Zuid Hollands Service Bureau is bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 3 augustus 2004 in staat van faillissement verklaard, eveneens met benoeming van mr Van Leeuwen tot curator.
2.6. De curator heeft de nietigheid van de verpanding d.d. 4 december 2003 ingeroepen. In zijn brief aan de raadsman van Summa van 10 november 2004 schrijft hij: (…) De kredietovereenkomst is mij bekend. Voor de goede orde deel ik u hierbij mede dat het pandrecht van de ABN AMRO Bank ten aanzien van de debiteuren door mij wel wordt erkend. (…).
2.7. ABN Amro heeft Summa aangesproken op grond van haar hoofdelijke aansprakelijkheid voortvloeiend uit voornoemde kredietovereenkomst. Summa heeft op 20 januari 2005 een bedrag van € 297.287,23 aan ABN Amro betaald.
Het geschil
Summa vordert - samengevat – te verklaren voor recht dat de verpandingen zoals vermeld in de notariële akte van 4 december 2003 rechtsgeldig zijn geschied, althans te verklaren voor recht dat Summa is gesubrogeerd in alle pandrechten van ABN Amro, daaronder begrepen alle door ZSB Steigerbouw, Ever Service Zeeland en Zuid Hollands Service Bureau aan ABN Amro verpande activa, daaronder begrepen voornoemde vorderingen op derden, alsmede de curator te veroordelen aan Summa ter beschikking te stellen de complete debiteurenadministratie van Ever Service Zeeland en Zuid Hollands Service Bureau de ter zake gevoerde correspondentie vanaf de datum van faillissement alsmede om voor zover nodig alle medewerking te verlenen aan Summa in het kader van de incasso van vermelde vorderingen. Zij stelt daartoe dat bij het aangaan van de overeenkomst van 11 september 2002 duidelijk was dat Ever Service Zeeland geen debiteuren had of zou krijgen, dat zij met deze lening de twee dochters zou verwerven en dat pas dan te verpanden vorderingen zouden ontstaan. Op grond van de overeenkomst van 11 september 2002 was de verpanding van de vorderingen aan Summa door Ever Service Zeeland en de dochters ook verplicht. Zonder de gelden van Summa zou geen van de vennootschappen hebben kunnen bestaan of bestaan. Voorts is het gelet op de structuur van de holding en de dochters, de gang van zaken en het beleid duidelijk dat er sprake is van een vereenzelviging van de drie vennootschappen. Subsidiair beroept Summa zich op subrogatie in de rechten van ABN Amro en stelt zij dat, nu ABN Amro haar heeft aangesproken op grond van haar hoofdelijke aansprakelijkheid in verband met het krediet d.d. 23 juni 2003, het pandrecht op grond van artikel 6:150 sub d van het Burgerlijk Wetboek automatisch als accessoir recht op Summa is overgegaan.
De curator voert verweer. Hij stelt dat ZSB Steigerbouw de debiteuren niet rechtsgeldig heeft verpand aan Summa, nu ZSB Steigerbouw geen partij was bij de leenovereenkomst van 11 september 2002. De dochtervennootschappen zijn niet tot deze geldleningovereenkomst toegetreden, ook niet door middel van de verpandingakte en Ever Service Zeeland kan niet vereenzelvigd worden met ZSB Steigerbouw. ZSB Steigerbouw heeft onverplicht zekerheid gesteld. De curator heeft bij brieven van 24 augustus 2004 en van 10 november 2004 de vernietiging ingeroepen. ZSB Steigerbouw was niet beschikkingsbevoegd. Hetzelfde geldt voor Ever Service Zeeland. Hij betwist dat er sprake was van een door Summa afgesloten concernfinanciering en beroept zich op artikel 2:256 van het Burgerlijk Wetboek ter zake tegenstrijdig belang. Voorts is volgens de curator ook ABN Amro niet in het bezit van een rechtsgeldig pandrecht op de debiteuren en heeft Summa geen belang bij afgifte van de debiteurenadministratie. Van subrogatie is geen sprake. Het verstrekken van zekerheid door ZSB Steigerbouw ten behoeve van Ever Service Zeeland was strijdig met de belangen van ZSB Steigerbouw. Tenslotte is de curator van mening dat een dwangsom ten laste van de boedel ongegrond en onredelijk is.
De beoordeling
De rechtbank zal eerst stilstaan bij de vraag of de op 11 september 2002 tussen Nijco Holding B.V. en Ever Service Zeeland gesloten overeenkomst heeft kunnen leiden tot het bij de op 4 december 2003 verleden notariële akte gevestigde pandrecht ten aanzien van Zuid Hollands Service Bureau en ZSB Steigerbouw. De rechtbank is van oordeel dat die vraag ontkennend dient te worden beantwoord. In de pandakte van 4 december 2003 worden slechts Summa en Ever Service Zeeland genoemd als schuldeiser respectievelijk schuldenaar. Voorts is voor de vestiging van pand een geldige titel vereist. Uit de hiervoor onder 2.4. aangehaalde tekst van de pandakte volgt dat de op 11 september 2002 tussen Nijco Holding B.V. en Ever Service Zeeland gesloten overeenkomst de titel vormt voor die akte. Zuid Hollands Service Bureau en ZSB Steigerbouw zijn echter geen partij geweest bij die overeenkomst of anderszins rechtsgeldig vertegenwoordigd geweest. De voor het vestigen van pand vereiste titel ontbreekt derhalve ten aanzien van Zuid Hollands Service Bureau en ZSB Steigerbouw. Het feit dat Nijco Holding B.V. en Ever Service Zeeland beoogd hebben Zuid Hollands Service Bureau en ZSB Steigerbouw te binden doet daar niet aan af. De rechtbank passeert het daarop gerichte bewijsaanbod omdat het niet van belang is voor de beoordeling van het geschil. Voor zover de op 4 december 2004 verleden akte als vestiging van het pand zou moeten aangemerkt, geldt dat de verpanding door Zuid Hollands Service Bureau en ZSB Steigerbouw moet worden aangemerkt als een onverplichte rechtshandeling. De curator heeft terecht met een beroep op artikel 42 Faillissementswet de vernietiging van de verpanding ingeroepen. Van vereenzelviging is geen sprake. De in de door Summa genoemde uitspraken van de Hoge Raad aan de orde zijnde situaties doen zich hier niet voor. In die zaken ging het om een "interne" aangelegenheid tussen moeder en dochters. De rechtbank zal de primaire vordering derhalve afwijzen.
Voordat de rechtbank toekomt aan de vraag of er sprake is geweest van strijdig belang en of Summa een beroep toekomt op subrogatie behoeft de rechtbank nadere gegevens en antwoord op onder meer de volgende vragen:
- hoe is de vordering van ABN Amro van € 297.287,23 ontstaan?
- welke betalingen aan of ten behoeve van welke vennootschap hebben daar aan ten grondslag gelegen?
- welk bedrag had ABN Amro op het moment het moment van betaling door Summa aan ABN Amro van welke vennootschap te vorderen?
- waren Ever Service Zeeland, ZSB Steigerbouw en Zuid Hollands Service Bureau tegenover ABN Amro hoofdelijk aansprakelijk en zo ja waar blijkt dat uit?
- wat was de stand van de debiteuren van ieder van de vennootschappen op het moment van de betaling door Summa aan ABN Amro?
- zijn alle geregistreerde pandlijsten in het geding gebracht?
De rechtbank zal een verschijning van partijen ter terechtzitting bepalen zodat inlichtingen kunnen worden verschaft, de mogelijkheid van een schikking kan worden onderzocht en/of procedureafspraken gemaakt kunnen worden.
De rechtbank laat weten dat voor deze verschijning 2 uur wordt uitgetrokken.
Partijen dienen uiterlijk twee weken vóór de comparitie een schriftelijke beantwoording van de onder 4.2. geformuleerde vragen en de ter onderbouwing beschikbare bescheiden, voor zover nog niet in het geding gebracht, in het bezit van de rechtbank en de wederpartij te doen zijn.
De beslissing
De rechtbank
- bepaalt dat een verschijning van partijen ter terechtzitting zal plaatsvinden in het gerechtsgebouw te Middelburg aan de Kousteensedijk 2, op een nader te bepalen tijdstip voor mr. M.C. de Regt;
- beveelt de desbetreffende partij(en) de onder 4.2. bedoelde antwoorden op de gestelde vragen en onderliggende bescheiden binnen de daarbij vermelde termijn in bezit van de rechtbank te stellen met kopie aan de wederpartij;
- verwijst de zaak naar de rolzitting van deze rechtbank van woensdag 21 februari 2007 voor dagbepaling comparitie;
- bepaalt dat partij Summa indien mogelijk tevoren per brief aan de griffie van de rechtbank, maar uiterlijk op genoemde rolzitting, de verhinderdata van alle betrokkenen dient op te geven;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. de Regt en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 7 februari 2007 in tegenwoordigheid van de griffier.