ECLI:NL:RBMID:2007:AZ8964

Rechtbank Middelburg

Datum uitspraak
31 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
49398 HA ZA 05-457
Instantie
Rechtbank Middelburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bestuurders voor onrechtmatig handelen bij uitbetaling managementfee

In deze zaak vorderde eiseres, Bouwbedrijf Terpstra B.V., betaling van een bedrag van € 44.852,20 van de gedaagden, bestuurders van Bouwbedrijf Delta Roos B.V. en Roos Bouw B.V. De vordering was gebaseerd op het feit dat Delta Roos niet in staat was om aan haar verplichtingen te voldoen, omdat de gedaagden zichzelf in 2003 een managementfee hadden uitgekeerd, waardoor Delta Roos in financiële problemen was gekomen. De rechtbank oordeelde dat de vordering van eiseres op Delta Roos eerder door de rechtbank te Rotterdam was toegewezen en uitvoerbaar bij voorraad was verklaard. De gedaagden stelden dat er geen vordering van eiseres op Delta Roos bestond, maar de rechtbank ging hier niet in mee. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden onrechtmatig hadden gehandeld door de managementfee uit te keren, terwijl zij wisten dat er een openstaande vordering van eiseres was. Hierdoor waren de gedaagden aansprakelijk voor de schade die eiseres had geleden, gelijk aan het bedrag van de niet te innen vordering. De rechtbank veroordeelde de gedaagden hoofdelijk tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met buitengerechtelijke kosten en wettelijke rente. Tevens werden de gedaagden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK MIDDELBURG
49398HA ZA 05-45749398HA ZA 05-457[datum_beslissing]
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 49398 / HA ZA 05-457
Vonnis van 31 januari 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOUWBEDRIJF TERPSTRA B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Zierikzee, gemeente Schouwen-Duiveland,
eiseres,
procureur: mr. B. van Leeuwen
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BOUWBEDRIJF “DE DELTA” B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Middelburg en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid ROOS BOUW B.V., voorheen genaamd BOUWBEDRIJF ROOS B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Ridderkerk,
gedaagden,
procureur: mr. B.H. Vader.
De verdere procedure
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit:
het vonnis van deze rechtbank van 26 april 2006
de brief van gedaagde sub 2, waarbij zij ter voldoening aan voormeld vonnis stukken ter openlegging aan de rechtbank overlegt
het vonnis van deze rechtbank van 16 augustus 2006
de conclusie van dupliek
de akte inbrenging stukken
de antwoordakte
de akte uitlaten producties.
Ten slotte is vonnis bepaald.
De feiten
Gedaagden zijn bestuurders van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Bouwbedrijf Delta Roos B.V. (hierna: Delta Roos). Delta Roos heeft als hoofdaannemer het bouwproject “De Banjaard” gerealiseerd; zij was uitsluitend voor dat project door gedaagden opgericht. In onderaanneming heeft (de rechtsvoorgangster van) eiseres metselwerkzaamheden in dat project verricht.
2.2. Op 5 juli 1999 heeft (de rechtsvoorgangster van) eiseres Delta Roos voor de rechtbank te Rotterdam gedagvaard ter zake van een (met voornoemde in onderaanneming verrichte werkzaamheden samenhangende) vordering van primair fl. 136.582,30, subsidiair fl. 75.271,89. Bij eindvonnis van 7 juli 2004 heeft de rechtbank (uitvoerbaar bij voorraad) die vordering tot de som van € 24.275,10 toegewezen, met veroordeling van Delta Roos in de proceskosten; een door Delta Roos in reconventie ingediende vordering wees zij af. Delta Roos is van dit vonnis (en van eerdere tussenvonnissen van de rechtbank Rotterdam), in conventie en in reconventie gewezen, in hoger beroep gegaan.
2.3. Nadat voormeld vonnis aan Delta Roos was betekend is komen vast te staan dat Delta Roos het toegewezen bedrag bij gebrek aan geld niet aan eiseres kan betalen.
Het geschil
3.1. Eiseres vordert dat de rechtbank gedaagden (hoofdelijk) veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 44.852,20, te vermeerderen met buitengerechtelijke kosten en met wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 december 2004, althans 2 september 2005, tot aan de dag der algehele voldoening. Voorts vordert zij gedaagden te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure, te verhogen met de wettelijke rente, indien die kosten niet na 14 dagen na dagtekening van het vonnis, althans na betekening van het vonnis zullen zijn voldaan.
3.2. Eiseres stelt daartoe dat gedaagden – als bestuurders van Delta Roos – jegens haar onrechtmatig hebben gehandeld. Zij hebben, bekend zijnde met de bij de rechtbank te Rotterdam lopende procedure, Delta Roos “leeggetrokken”. Dat “leegtrekken” heeft met name hierin bestaan – zo heeft eiseres na inzage in de opengelegde stukken nader toegelicht – dat gedaagden in 2003 aan zichzelf uit de op dat moment beschikbare gelden in Delta Roos een managementfee hebben doen uitbetalen. Delta Roos was daardoor niet in staat de vordering van eiseres voldoen. Een reservering, althans een voorziening waarvoor een dekking aanwezig was, voor de vordering van eiseres is niet gemaakt, terwijl gedaagden dat – nu zij rekening hadden moeten houden met een toewijzing van de vordering van eiseres – wel hadden moeten doen. De door eiseres door dit onrechtmatig handelen van gedaagden geleden schade is gelijk aan het door de rechtbank te Rotterdam toegewezen bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.3. Gedaagden betwisten dat zij Delta Roos hebben “leeggetrokken”. Juist is dat Delta Roos in 2003 managementfee aan gedaagden heeft uitgekeerd. De aanspraak daarop bestond al vanaf 1997; niet eerder dan in 2003 waren er middelen beschikbaar om deze uit te keren. Delta Roos heeft haar verplichtingen in chronologische volgorde afgehandeld. Voor betaling van de vordering van eiseres was geen geld meer beschikbaar. Dat hangt samen met de omstandigheid dat de opdrachtgever voor het project “De Banjaard” een deel van de aanneemsom niet heeft betaald. Dat kan niet aan gedaagden worden verweten. Overigens heeft eiseres in de visie van gedaagden geen vordering op Delta Roos (en al om die reden dus ook niet op hen); Delta Roos heeft juist een vordering op eiseres. De oordelen van de rechtbank te Rotterdam over die (gestelde) vorderingen over en weer is onjuist; gedaagden zijn daarom van die oordelen in hoger beroep gegaan.
De beoordeling
Gedaagden hebben hun verweer voor een deel gebaseerd op de stelling dat er geen vordering van eiseres op Delta Roos bestaat en dat er – zo die vordering wel bestaat – een grotere tegenvordering van Delta Roos op eiseres bestaat. Aan die stellingen gaat de rechtbank voorbij. De vordering van eiseres op Delta Roos is (voor een deel) door de rechtbank te Rotterdam toegewezen. Die beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Eiseres kan die beslissing, ook nu door Delta Roos hoger beroep is ingesteld, ten uitvoer leggen. De vordering die Delta Roos stelt op eiseres te hebben is afgewezen. De omstandigheid dat (ook) tegen die beslissing hoger beroep is ingesteld maakt niet, dat vooralsnog moet worden uitgegaan van het toch bestaan van die vordering. Naar het oordeel van de rechtbank dient er vooralsnog van te worden uitgegaan dat die vordering, zoals de rechtbank te Rotterdam heeft beslist, niet bestaat.
4.2. Het vorenstaande betekent dat eiseres terecht stelt een vordering te hebben op Delta Roos. Vast staat dat bij Delta Roos geen betaling is te verkrijgen wegens gebrek aan middelen. Eiseres stelt dat gedaagden, als bestuurders van Delta Roos, bewust hebben bewerkstelligd dat Delta Roos geen middelen heeft om haar te betalen, aldus onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld en aansprakelijk zijn voor de schade.
4.3. Voor aansprakelijkheid van gedaagden als bestuurders van Delta Roos is in dit geval nodig dat wordt vastgesteld dat gedaagden er een verwijt van kan worden gemaakt dat eiseres haar vordering niet op Delta Roos kan verhalen. Dat verwijt kan gedaagden naar het oordeel van de rechtbank worden gemaakt. Zij hebben als bestuurders van Delta Roos zichzelf in 2003 een managementfee uitbetaald. Daarna – en daardoor – was Delta Roos niet meer in staat de vordering van eiseres te betalen. Gedaagden noemen nog wel een reservering, maar voldoende staat vast dat die niet door middelen was gedekt, zodat blijft staan dat Delta Roos niet in staat is de vordering van eiseres te betalen. Gedaagden waren toen zij zichzelf de managementfee uitkeerden van het bestaan van de vordering van eiseres op de hoogte – op dat moment liep de onder 2.2 genoemde procedure bij de rechtbank te Rotterdam over die vordering al vier jaar. Zolang over een vordering een procedure loopt kan niet worden gezegd dat het gaan om een kansloze vordering. Gedaagden hadden er dan ook rekening mee moeten houden dat de vordering zou (kunnen) worden toegewezen. Gedaagden stellen dat hun eigen vordering van eerdere datum was; dat standpunt wordt niet onderbouwd. Dat de door hen overgelegde stukken betrekking hebben op de in 2003 betaalde bedragen blijkt niet. Maar ook al zou deze stelling juist zijn, dan nog konden gedaagden niet – met voorbijgaan aan de (op dat moment nog in geschil zijnde) rechten van eiseres – hun eigen vordering innen; pas nadat alle kosten van het bouwproject zijn afgerond komt de vraag aan de orde of er ruimte is voor een managementfee. Dat komt ook overeen met het door gedaagden zelf – in elk geval in 2001 – nog gehuldigde standpunt. Immers, blijkens het door gedaagden overgelegde (gedeelte van een) verslag van een directieverga-dering van het project Banjaard is toen besloten om bij de accountant na te gaan of een managementfee “mogelijk” is.
Gedaagden hebben door de managementfee aan zichzelf uit te keren de belangen van eiseres verwaarloosd en aldus jegens haar onrechtmatig gehandeld. Zij zijn aansprakelijk voor de daaruit voor eiseres voortvloeiende schade, die bestaat uit het bedrag van de niet meer bij Delta Roos te innen vordering.
4.4. Tegen de hoogte van de vordering en tegen de gevorderde buitengerechtelijke kosten (en de onderbouwing van die kosten) is geen verweer gevoerd. De vorderingen zullen worden toegewezen. Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
De beslissing
De rechtbank
veroordeelt gedaagden hoofdelijk – zodat als de een betaalt, de ander zal zijn bevrijd – om aan eiseres te betalen € 44.852,20, te vermeerderen met € 1.788,-- als vergoeding voor buitengerechtelijke kosten en met de wettelijke rente over € 44.852,20 vanaf 1 december 2004;
veroordeelt gedaagden in de kosten van deze procedure, tot op heden aan de zijde van eiseres begroot op € 985,-- aan griffierecht, € 143,86 aan overige verschotten en € 2.682,-- aan salaris procureur, een en ander bij niet betaling binnen 14 dagen na dagtekening van dit vonnis te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf de eerste dag na die 14 dagen;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M.J. van Dijk en in het openbaar uitgesproken op 31 januari 2007.