ECLI:NL:RBMID:2007:BA2128
Rechtbank Middelburg
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- R.C.M. Reinarz
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verdachte in zaak van valse aangifte van mensenhandel en verkrachting
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 3 april 2007 voor de politierechter in Middelburg verscheen, werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten van valse aangifte van mensenhandel en verkrachting. De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van dertig dagen, maar de politierechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen. De verdachte had in twee verschillende aangiften verklaard dat zij slachtoffer was van mensenhandel en verkrachting, maar de politierechter vond dat de aangiften niet onderling tegenstrijdig waren en dat er slechts hiaten in de verklaringen waren. De politierechter wees op de vele gebreken in het proces-verbaal van aangifte, zoals het ontbreken van een professionele tolk en het feit dat de aangeefster niet had getekend. Dit leidde tot de conclusie dat het proces-verbaal niet als bewijs kon dienen voor de juistheid van de verklaringen van de verdachte.
De politierechter benadrukte dat de inhoud van het proces-verbaal als onvolledig en onvoldragen moest worden gekenschetst, waardoor het niet kon bijdragen aan de waarheidsvinding. De verdachte had verklaard dat zij zich niet serieus genomen voelde tijdens het doen van de aangifte, wat de politierechter als een understatement beschouwde. Gezien de gebreken in het proces-verbaal en het gebrek aan bewijs, sprak de politierechter de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. Tevens werd het bevel tot gevangenhouding van de verdachte opgeheven, met onmiddellijke ingang. Dit vonnis werd uitgesproken op de openbare terechtzitting van 3 april 2007.